ECLI:NL:RBDHA:2016:14625
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van vrijheidsstraf in afwachting van gratieverzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] de Staat der Nederlanden heeft aangeklaagd. [eiser] vorderde dat de Staat hem binnen 24 uur na betekening van het vonnis in vrijheid zou stellen, zodat hij de beslissing op zijn gratieverzoek in vrijheid kon afwachten. De achtergrond van de zaak betreft een veroordeling van [eiser] door het gerechtshof Leeuwarden op 13 oktober 2011 tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel werd gelast op 28 april 2014, maar [eiser] werd op 3 mei 2016 aangehouden in verband met de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de straf. Hij heeft op 14 september 2016 een gratieverzoek ingediend.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de executie van de gevangenisstraf moet worden voortgezet, omdat er geen wettelijke grondslag is voor schorsing van de tenuitvoerlegging in afwachting van het gratieverzoek. De rechter heeft overwogen dat het gratieverzoek van [eiser] geen schorsende werking heeft en dat de Minister van Veiligheid en Justitie slechts in uitzonderlijke gevallen de tenuitvoerlegging kan opschorten. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de door [eiser] aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te verwachten dat zijn gratieverzoek hoogstwaarschijnlijk zal worden ingewilligd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis benadrukt de strikte toepassing van de executieplicht en de beperkte mogelijkheden voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf.