ECLI:NL:RBDHA:2016:14522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
16/25415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting naar Libië en de rol van laissez-passers in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring die op 27 juli 2016 aan hem was opgelegd. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.J. Manspeaker, verzocht om schadevergoeding en stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 november 2016 gehouden, waarbij de verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.E.G. Heijdanus Meershoek, nadere informatie heeft verstrekt na een schorsing van het onderzoek.

De rechtbank overwoog dat, hoewel er in 2016 geen gedwongen uitzettingen naar Libië hebben plaatsgevonden, er wel zicht op uitzetting kan worden aangenomen. De Libische consul had aangegeven dat hij in specifieke gevallen laissez-passers kan afgeven voor gedwongen terugkeer, mits de betrokken vreemdeling zich persoonlijk presenteert en aangeeft dat hij een laissez-passer wil ontvangen. Aangezien de eiser had verklaard niet terug te willen keren naar Libië, kon de rechtbank niet uitsluiten dat aan hem een laissez-passer zou worden verstrekt als hij zou verklaren dat hij dit wel wilde.

De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen grond was om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting naar Libië was, vooral gezien het feit dat de eiser tijdens zijn presentatie bij de Libische autoriteiten had aangegeven niet terug te willen keren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 16/25415, V-nummer: [A]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2016 in de zaak tussen
[eiser], eiser,
gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. P.E.G. Heijdanus Meershoek.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 27 juli 2016 aan hem opgelegde maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016. Eiser is ter zitting bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen. Verweerder heeft op 21 november 2016 van die gelegenheid gebruik gemaakt. Eiser heeft op 22 november 2016 gereageerd. Op 22 november 2016 is het onderzoek gesloten, nadat partijen toestemming hebben gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen.

Overwegingen

1. De beroepsgrond dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt, faalt.
1.1.
Verweerder heeft op 3 augustus 2016 een traject in gang gezet om van de Libische autoriteiten een laissez-passer voor eiser te verkrijgen. In dit kader is eiser op 30 augustus 2016 in persoon gepresenteerd bij de Libische autoriteiten, waarbij de Libische autoriteiten de laissez-passeraanvraag in onderzoek hebben genomen.
1.2.
Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 november 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:8566) volgt onder meer dat blijkens de in die procedure door verweerder verschafte informatie de Libische autoriteiten van januari 2015 tot en met oktober 2015 zeven laissez-passers hebben afgegeven en dat feitelijk uitzettingen naar Libië plaatsvinden.
1.3.
Uit de aanvullende informatie van verweerder in de huidige procedure volgt daarnaast dat in 2016 vooralsnog geen gedwongen uitzettingen naar Libië hebben plaatsgevonden. De Libische consul heeft volgens die informatie aangegeven dat hij in specifieke gevallen laissez-passers kan afgeven voor gedwongen terugkeer. De betrokken vreemdeling moet in dat geval in persoon gepresenteerd worden en moet zelf aangeven dat hij een laissez-passer wil krijgen.
1.4.
Gelet op het voorgaande bestaat er op dit moment geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn, bij voldoende medewerking van eiser, ontbreekt. De rechtbank neemt in dit verband in aanmerking dat eiser tijdens zijn presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Libië op 30 augustus 2016 blijkens het verslag daarvan heeft verklaard niet terug te willen keren naar zijn land van herkomst. Dat, zoals eiser betoogt, uit de eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 november 2016 volgt dat de gemiddelde doorlooptijd voor de beoordeling door de Libische autoriteiten van een laissez-passer aanvraag 42 dagen bedraagt en dat die termijn in het geval van eiser ruimschoots is verstreken, doet aan het voorgaande niet af, temeer nu eiser heeft verklaard dat hij niet wil terugkeren naar Libië.
2. Het beroep is ongegrond.
3. Er is geen grond voor schadevergoeding.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, in aanwezigheid van mr.
T. van Driel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2016.
griffier de rechter is buiten staat de
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.