ECLI:NL:RBDHA:2016:14522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting naar Libië en de rol van laissez-passers in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdeling die in beroep ging tegen de maatregel van bewaring die op 27 juli 2016 aan hem was opgelegd. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.J. Manspeaker, verzocht om schadevergoeding en stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 16 november 2016 gehouden, waarbij de verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.E.G. Heijdanus Meershoek, nadere informatie heeft verstrekt na een schorsing van het onderzoek.
De rechtbank overwoog dat, hoewel er in 2016 geen gedwongen uitzettingen naar Libië hebben plaatsgevonden, er wel zicht op uitzetting kan worden aangenomen. De Libische consul had aangegeven dat hij in specifieke gevallen laissez-passers kan afgeven voor gedwongen terugkeer, mits de betrokken vreemdeling zich persoonlijk presenteert en aangeeft dat hij een laissez-passer wil ontvangen. Aangezien de eiser had verklaard niet terug te willen keren naar Libië, kon de rechtbank niet uitsluiten dat aan hem een laissez-passer zou worden verstrekt als hij zou verklaren dat hij dit wel wilde.
De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen grond was om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting naar Libië was, vooral gezien het feit dat de eiser tijdens zijn presentatie bij de Libische autoriteiten had aangegeven niet terug te willen keren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.