Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam 2],
Rechtbank Den Haag
Op 28 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure (zaaknummer AWB 16/16380) tegen een eerdere uitspraak van 15 september 2016. In die eerdere uitspraak was het beroep van de opposante, mede namens haar minderjarige zoon, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet de benodigde gronden bevatte en dit verzuim niet tijdig was hersteld. De opposante heeft op 27 september 2016 verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om mondelinge toelichting.
Tijdens de zitting op 28 november 2016 is het onderzoek gesloten en heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep van de opposante terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat op de laatste dag van de herstelverzuimtermijn een uitstelverzoek was ingediend, maar de rechtbank niet meer tijdig kon beslissen. De rechtbank had in de herstelverzuimbrief een termijn gesteld voor het indienen van een uitstelverzoek, die niet in acht was genomen.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.