Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij afhankelijk is van zijn ouders, dan wel dat zijn ouders van hem afhankelijk zijn, heeft verweerder geen aanleiding behoeven te zien de behandeling van het asielverzoek van eiser aan zich te houden.
De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser doet ten slotte een beroep op artikel 17 Verordening en stelt daartoe dat dit artikel uitdrukkelijk bedoeld is als veiligheidsklep om te voorkomen dat gezinsleden tussen wal en schip belanden als de regels letterlijk worden toegepast. Eiser wijst verder op het Commissievoorstel voor de vorige Verordening (COM(2001) 447 definitief). Eiser wijst tevens naar het Commissievoorstel van de huidige Verordening (COM(2008) 820 definitief).
Blijkens verweerders beleid, zoals neergelegd in paragraaf C2/5 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) wordt van de bevoegdheid onder artikel 17 Verordening in ieder geval gebruik gemaakt indien sprake is van concrete aanwijzingen dat de verantwoordelijke lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt, of wanneer ‘bijzondere, individuele omstandigheden, maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt’. In dergelijke gevallen is verweerder dus gehouden om het asielverzoek inhoudelijk te behandelen. Uit de formulering blijkt voorts dat dit niet is beperkt tot de genoemde situaties van verdragsschending of onevenredige hardheid. Andere situaties komen hiervoor ook in aanmerking en dienen door verweerder te worden onderzocht.
Eiser stelt dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht en onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een situatie van onevenredige hardheid op grond van de bijzondere individuele omstandigheden van het geval, dan wel van een andere grondslag voor behandeling van het asielverzoek onder artikel 17, eerste lid, Verordening. Het feit dat de vader van eiser gevaar loopt en zijn land heeft moeten ontvluchten vanwege onder meer zijn werkzaamheden voor de Nederlandse staat maken dat er een bijzondere verantwoordelijkheid bestaat van Nederland voor eisers vader, en daarmee voor eiser. Uit het dossier blijkt dat het van onevenredige hardheid zou getuigen om het gezin, dat thans na vele ontberingen in Nederland is herenigd, louter omwille van een strikte toepassing van de Verordening uit elkaar te houden. Uit de overgelegde medische stukken blijkt welke gevolgen dit zou hebben voor de gezinsleden.
Verweerder verwijst naar een brief van de staatssecretaris aan de heer [naam 3] , Kamerlid, waarin is aangegeven dat deze geen reden ziet om de aanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Verweerder verwijst hier dus naar zichzelf zonder nadere uitleg of onderbouwing. Een afschrift van deze brief ontbreekt daarnaast. Dit is geen deugdelijke motivering.
Ten aanzien van de medische stukken die eiser heeft overgelegd valt op dat verweerder deze niet door het BMA heeft laten toetsen. De inhoud ervan kan dan niet in geschil zijn. De stelling van verweerder, dat een beroep op de afhankelijkheid van eiser van zijn ouders en omgekeerd, onder artikel 17 Verordening evenmin kan slagen als onder artikel 16 Verordening omdat de ouders geen ‘wettig verblijf’ hebben in Nederland, kan niet worden gevolgd. Artikel 16 Verordening stelt wel die voorwaarde, maar artikel 17 Verordening geenszins. Verweerder introduceert hier een nadere beperkende factor, zonder basis in de Verordening, wet of beleid. Afhankelijkheid kan, zeker op medische gronden, een situatie zijn waarin uitzetting van onevenredige hardheid is. Verweerder heeft dit op onjuiste gronden verworpen.
Verweerder stelt vervolgens dat uit de medische stukken niet zou blijken dat er sprake is van afhankelijkheid. Nu het BMA niet om advies is gevraagd, is dit een lekenoordeel versus een deskundigenbericht van een arts. Het deskundigenbericht dient dan te prevaleren. Verweerder heeft niet gesteld of onderbouwd dat het oordeel van de arts niet inzichtelijk zou zijn. De arts concludeert uitdrukkelijk dat er sprake is van bijzondere afhankelijkheid en dat er sprake is van een medisch belang bij de eenheid van het gezin. Verweerder dient dit dan aan te nemen en, indien het beroep op artikel 17 Verordening nog steeds wordt verworpen, te motiveren waarom dat geen reden is de aanvraag inhoudelijk te behandelen.
Eiser voert aan dat verweerder stelt dat de zorg die beide ouders nodig hebben, ook door hun oudste zoon, eisers broer, zou kunnen worden verleend. Daarmee miskent verweerder nogmaals de portee van het verzoek om toepassing van artikel 17 Verordening. Het gaat niet primair om fysieke verzorging, maar om de aanwezigheid van eiser in Nederland, in het gezin, die (medisch) noodzakelijk is voor het hele gezin, en met name de ouders.
Ten slotte wijst eiser ten aanzien van de algemene situatie van opvang en procedure in Litouwen naar hetgeen hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht.