4. Eiseres heeft verder betoogd dat verweerder niet heeft voldaan aan de in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474) geformuleerde vereisten op grond waarvan een land als veilig land van herkomst kan worden aangewezen. Gelet hierop heeft verweerder volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd dat Servië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Ter onderbouwing heeft eiseres gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 6 oktober 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:12146). In deze uitspraak heeft de rechtbank aanleiding gezien om de ministeriële regeling van 10 november 2015 onverbindend te verklaren voor zover Servië daarbij door wijziging van bijlage 13 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000) is aangemerkt als veilig land van herkomst. 5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, zoals dat nader is toegelicht in het verweerschrift, op het standpunt gesteld dat Servië als veilig land van herkomst moet worden aangemerkt. Buiten het feit dat verweerder heeft overwogen dat burgers uit Servië zijn vrijgesteld van het visumvereiste, Servië kandidaat-lidstaat is voor de Europese Unie en dat negen andere lidstaten Servië als veilig land van herkomst hebben aangemerkt heeft verweerder het volgende overwogen. Servië heeft het Vluchtelingenverdrag en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) geratificeerd. De grondwet biedt een basis voor zelfbestuur van minderheden op het gebied van onderwijs, taalgebruik, informatie en cultuur en geeft ook een recht in beroep te gaan bij het Constitutionele Hof in geval van mensenrechtenschendingen.
De Europese Commissie (hierna: EC) heeft op 10 november 2015 een rapport uitgebracht over de situatie in Servië waarin de EC zich gematigd positief heeft uitgesproken over de vooruitgang die Servië gedurende de afgelopen jaren heeft geboekt. Er is een juridisch en institutioneel kader voor de bescherming van de mensenrechten, waarbij de EC wel aantekent dat consistente implementatie daarvan, waaronder de bescherming van minderheden, aandacht behoeft. Zo komt discriminatie van personen uit kwetsbare groepen, zoals etnische minderheden, waaronder etnische Albanezen, religieuze minderheden, waaronder moslims, Roma en leden van de LHBTI-gemeenschap, nog steeds voor. Echter volgt ook uit het rapport van de EC dat sprake is van vooruitgang ten aanzien van Roma, zij het dat nog het nodige werk moet worden verricht. Ook hebben de Servische autoriteiten de nodige stappen ondernomen om de bescherming van de rechten van de LHBTI-gemeenschap te versterken.
Het meest recente Country Report (hierna: het rapport) van het US Department of State (hierna: USDOS) van 2015 komt in grote mate overeen met de bevindingen van de EC. Blijkens dit rapport was in 2015 geen sprake van arbitraire of buitengerechtelijke executies of politieke gemotiveerde verdwijningen en respecteerden de autoriteiten in het algemeen het verbod op arbitraire arrestaties. De wet die bepaalt dat detenties die langer duren dan 48 uur door een rechter moeten worden geaccordeerd en de grondwet die bepaalt dat de politie arrestanten moet informeren over hun rechten, worden in het algemeen nageleefd. Voorts meldt dit rapport dat de rechtspraak gevoelig is voor corruptie en politieke beïnvloeding, maar benoemt tevens dat een rechter in een voorkomend geval is veroordeeld vanwege oneigenlijke contacten met de pers en niet werd herbenoemd tot opperrechter bij het 'Special Court for Organized Crime'. Tevens volgt uit dit rapport dat ten aanzien van politie en veiligheidsdienst sprake is van voortgezette inspanningen ter bestrijding van corruptie en machtsmisbruik en dat de kwaliteit van het intern onderzoek naar machtsmisbruik binnen het politieapparaat vanwege de invoering van nieuwe wetgeving is verbeterd. Ook volgt uit het rapport dat zowel nationale als internationale mensenrechtenorganisaties in Servië actief zijn. Deze (onafhankelijke) instanties worden daarbij niet gehinderd door de autoriteiten, die meewerkend reageerden op vragen van deze instanties. De Servische autoriteiten treden bovendien actief op om de positie van minderheden te verbeteren en worden ondersteund door het Office for Human and Minority Rights.
Tot slot blijkt uit een analyse van EASO dat het gegeven dat andere lidstaten - evenals Nederland - slechts zeer incidenteel asielaanvragen van Servische burgers inwilligen, iets zegt over de veiligheidssituatie in dat land. Bij de beoordeling van asielaanvragen wordt immers per individueel geval getoetst aan het Vluchtelingenverdrag en aan artikel 3 van het EVRM. Het lage percentage is derhalve een sterke indicatie dat Servië in zijn algemeenheid veilig kan worden geacht, aldus verweerder.
6.De rechtbank is van oordeel dat verweerder aldus zorgvuldig heeft onderzocht en deugdelijk heeft gemotiveerd dat er in Servië algemeen gezien en op duurzame wijze geen vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM plaatsvindt als bedoeld in artikel 3.37f van het VV 2000 en dat hiermee de aanwijzing van Servië als veilig land van herkomst voldoet aan de vereisten zoals deze zijn neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder heeft overwogen dat er in Servië wet- en regelgeving is die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM verbiedt, dat die wet- en regelgeving wordt toegepast en dat er daadwerkelijk een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar is. Weliswaar behoeft het feitelijke functioneren van het wettelijke stelsel ter bescherming van de mensenrechten nog verbetering, maar dit is niet dusdanig zwaarwegend dat dit afdoet aan het uitgangspunt dat Servië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Gelet hierop volgt de rechtbank de overgelegde uitspraak van 6 oktober 2016 van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, niet.