ECLI:NL:RBDHA:2016:14244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 23503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn asielrelaas geloofwaardig is. Eiser had verklaard dat zijn vader was vermoord, maar zijn verklaringen waren inconsistent en vaag. Hij kon niet duidelijk maken wie de daders waren en waarom zijn vader was vermoord. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden rondom de dood van zijn vader en de verklaringen van eiser niet voldoende concreet waren om zijn vrees voor vervolging in Afghanistan te onderbouwen. Eiser had ook wisselend verklaard over de bedreigingen die hij had ervaren en de omstandigheden van zijn ontvoering. De rechtbank vond het ongeloofwaardig dat eiser, na twee maanden van mishandeling, geen littekens had overgehouden en dat hij op een makkelijke manier kon ontsnappen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig waren, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL16.2847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2016 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is [persoon] , tolk Dari, verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1996 en bezit de Afghaanse nationaliteit. Eiser verblijft als vreemdeling in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat, hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, zijn asielrelaas niet geloofwaardig is. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser vaag en wisselend heeft verklaard over de omstandigheden waaronder zijn vader zou zijn omgekomen, nu hij heeft verklaard dat het hoofd en lichaam van zijn vader na zijn overlijden meteen door vrienden is gewikkeld in een witte doek, terwijl hij ook heeft verklaard dat hij zag dat zijn vader een klap heeft gehad en met een mes was gestoken. Pas in de zienswijze heeft eiser verklaard dat hij dit heeft gezien omdat het lichaam van zijn vader opnieuw verzorgd moest worden, hetgeen te laat is. Ook komen de verwondingen die eiser stelt te hebben waargenomen aan het lichaam van zijn vader niet overeen met zijn eerdere verklaring dat hij zou zijn overleden door een verkeersongeval. Eiser heeft voorts wisselend verklaard over wie er achter de moord op zijn vader zit, nu hij eerst heeft verklaard dat hij denkt dat de vrienden van zijn vader hem vanwege geld hebben vermoord, terwijl hij later heeft verklaard dat hij niet weet wat de reden is dat de vrienden van zijn vader hem hebben vermoord. Nu eiser niet weet door wie, waar en waarom zijn vader is vermoord is eiser er in zoverre niet in geslaagd de aanleiding van zijn vertrek uit Afghanistan aannemelijk te maken.
Voorts heeft eiser volgens verweerder ongeloofwaardig verklaard over de schuldeisers die hem bedreigden. Daartoe heeft verweerder er onder meer op gewezen dat eiser niet weet wie de schuldeisers waren en waarom zij geld wilden hebben, wanneer ze voor het eerst langs zijn geweest en hoeveel geld zijn moeder aan de schuldeisers heeft gegeven. Dat eiser jong was ten tijde van de bedreigingen doet er niet aan af dat van hem verwacht mag worden dat hij daarover meer kan verklaren, gelet op de impact die de bedreigingen hadden op zijn leven, aldus verweerder.
Ook over zijn ontvoering heeft eiser volgens verweerder ongeloofwaardig verklaard. Eiser weet niet hoe de ontvoerders hem hebben weten te traceren en waarom zij hem niet naar huis hebben gevolgd in plaats van hem te ontvoeren. Niet valt in te zien dat eiser, indien hij ruim twee maanden lang dagelijks zou zijn mishandeld, daaraan geen letsel of littekens heeft overgehouden. Voorts heeft eiser geen afdoende verklaring kunnen geven voor het feit dat zijn ontvoerders hem, terwijl hij er gehavend uitzag, met het openbaar vervoer met een ongewapende begeleider hebben laten reizen, dat hij niet geblinddoekt was en is het bevreemdend dat zijn begeleider hem in de gang van een moskee heeft achtergelaten. Dat eiser op zo’n makkelijke wijze heeft kunnen ontsnappen is ongeloofwaardig.
3. Eiser voert over de moord op zijn vader aan dat hij niet eerder heeft verklaard over het opnieuw reinigen van het lichaam van zijn vader omdat pas in het voornemen bleek dat verweerder hem tegenwerpt dat hij wisselend heeft verklaard. In dat verband benadrukt eiser dat hij ten tijde van het overlijden van zijn vader twaalf jaar oud was. Daarnaast heeft verweerder het ten onrechte tegenstrijdig geacht dat de vrienden van de vader van eiser hadden verklaard dat hij bij een verkeersongeval om het leven is gekomen, terwijl hij zelf heeft gezien dat zijn vader messteken op zijn lichaam had. Aangezien eiser vermoedt dat de vrienden van zijn vader zelf achter de moord zitten is het logisch dat zij een andere verklaring voor zijn dood probeerden te geven. Voorts is het volgens eiser niet ongeloofwaardig dat hij niet precies weet door wie, waar en waarom zijn vader is vermoord. De omstandigheid dat hij met documenten de dood van zijn vader heeft aangetoond, dat hij messteken heeft waargenomen, dat hij de vrienden van zijn vader naderhand niet meer heeft gezien en dat hij van zijn moeder heeft gehoord dat zijn vader werd bedreigd is bij elkaar genomen voldoende concreet om aan te nemen dat zijn vader is vermoord, aldus eiser.
Ook in het kader van de schuldeisers die hem bedreigden voert eiser aan dat hij destijds jong was.
Over zijn ontvoering en ontsnapping voert eiser het volgende aan. De omstandigheid dat er geen getuigen aanwezig waren toen eiser werd ontvoerd is hem ten onrechte tegengeworpen nu hij daarop geen invloed had en het bovendien geen ongewone situatie is. Daarnaast werpt verweerder hem ten onrechte tegen dat hij geen littekens heeft, nu hij wel degelijk heeft verklaard dat hij bont en blauw geslagen werd en dat hij er gehavend uitzag, aldus eiser. Bovendien zijn er martelingstechnieken die geen littekens achterlaten. Dat eiser niet geblinddoekt was op de dag van zijn ontsnapping is juist logisch, omdat hij anders zou opvallen. Eiser weet niet waarom zijn ontvoerders er voor kozen om hem met het openbaar vervoer te laten reizen, maar hem kan niet worden tegengeworpen dat zij hun beweegredenen niet met hem hebben gedeeld. Ten aanzien van de omstandigheid dat zijn begeleider hem in de gang van de moskee heeft achtergelaten voert eiser aan dat hij er kennelijk op vertrouwde dat eiser niet zou durven ontsnappen, gelet op de maandenlange marteling die hieraan vooraf is gegaan.
Ten slotte voert eiser aan dat, nu zijn relaas gelet op het voorgaande geloofwaardig is, hem een verblijfsvergunning asiel had moeten worden verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vrienden van zijn vader achter de moord op zijn vader zitten. De omstandigheden dat er messteken op het lichaam van zijn vader zaten, dat zijn vader een keer is bedreigd en dat hij de vrienden van zijn vader na zijn dood niet meer heeft gezien zijn, in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om eiser te volgen in zijn vermoeden. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet meer heeft kunnen verklaren over de schuldeisers, zoals wie het waren, waarom zij geld wilden hebben en hoeveel zijn moeder aan hen heeft betaald. Hoewel hij destijds slechts twaalf jaar oud was, zijn volgens eiser de schuldeisers de aanleiding geweest dat de familie is verhuisd en ondergedoken zat en uiteindelijk voor het vertrek van eiser uit Afghanistan zodat verwacht zou mogen worden dat eiser daar concreter over kan verklaren. Daarnaast heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk bestreden dat niet geloofwaardig is dat hij geen littekens heeft overgehouden aan de dagelijkse mishandelingen die over een periode van twee maanden zouden hebben plaatsgevonden, nu hij in dit verband enkel heeft aangevoerd dat hij wel blauwe plekken en een bloedneus had en dat er ook martelingstechnieken zijn die geen littekens achterlaten, zonder dit te concretiseren. Ten aanzien van zijn ontsnapping heeft verweerder eiser naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte tegengeworpen dat ongeloofwaardig is dat hij wordt ontvoerd en gedurende twee maanden dagelijks wordt gemarteld, waarna zijn ontvoerders hem met een ongewapende begeleider met het openbaar vervoer hebben laten reizen terwijl hij er gehavend uitzag en zijn begeleider hem zonder toezicht in een moskee heeft achtergelaten waardoor hij kon ontsnappen. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien dat zijn ontvoerders niet voorzichter zouden omspringen met iemand die zij gedurende twee maanden gevangen hebben gehouden.
Reeds gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende vaagheden en ongeloofwaardigheden aan eiser heeft tegengeworpen om zijn asielrelaas ongeloofwaardig te achten. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn en dat hem daarom geen geslaagd beroep toekomt op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel b, van de Vw 2000.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. A.H. Ferment, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.