ECLI:NL:RBDHA:2016:14181
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Besluit tot afwijzing van Ziektewetuitkering en de beoordeling van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Aksu, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van 26 april 2016, waarin zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 9 november 2015 ongegrond was verklaard. Dit primaire besluit hield in dat eiser met ingang van 10 november 2015 geen recht had op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW).
Tijdens de zitting op 9 november 2016 was eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek, uitgevoerd door de bedrijfsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zorgvuldig en volledig was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de uitkomst van het medisch onderzoek, dat geen medisch objectiveerbare beperkingen kon vaststellen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld.