III. met ingang van het moment dat de erkenningsbeslissing van de tenuitvoerleggingsstaat Hongarije door het Internationaal Rechtshulp Centrum Den Haag is ontvangen, de verdachte eerst gevolg heeft gegeven aan de hiervoor onder II, 2 en 3, genoemde voorwaarden en zij in Hongarije is aangekomentot aan de einduitspraakonder de navolgende voorwaarden:
1. dat de verdachte zich gedurende de schorsing niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel zich op andere wijze zal misdragen;
2. dat de verdachte zich ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt;
3. - dat de verdachte - indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen - zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
4. dat de verdachte, in geval zij wegens de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, mocht worden veroordeeld tot andere dan vervangende vrijheidsstraffen, zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan zal onttrekken;
5. dat de verdachte haar medewerking zal verlenen aan het verdere onderzoek;
6. dat de verdachte aan iedere oproeping in deze zaak vanwege de officier van justitie, de rechter-commissaris en de politie gevolg zal geven;
7. dat de verdachte zal verblijven op het door haar opgegeven vaste woonadres in Hongarije:
[adres 2];
8. dat de verdachte van iedere adreswijziging binnen Hongarije tevoren schriftelijk kennis zal geven aan de rechtbank en de officier van justitie en vervolgens op dat nieuwe adres zal verblijven;
9. dat de verdachte Hongarije niet zal verlaten, anders dan om gevolg te geven aan een oproeping van justitie of politie in Nederland of om bij de inhoudelijke behandeling van haar strafzaak aanwezig te zijn;
10. dat de verdachte zich
binnen twee dagen na aankomst in Hongarijevoor de eerste keer zal melden bij een politiebureau te Mohács; het specifieke politiebureau dient te zijn afgestemd met de officier van justitie;
11. dat de verdachte zich vervolgens eenmaal per twee weken zal melden op voornoemd bureau van de politie; de specifieke dagen en tijdstippen waarop zij zich moet melden dienen te worden afgestemd met de officier van justitie en de politie op voornoemd politiebureau;
12. dat de verdachte op generlei wijze, middellijk noch onmiddellijk, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[betrokkene 1]en
[betrokkene 2];
13. dat de verdachte op een nader te bepalen tijdstip zal verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank voor de inhoudelijke behandeling van haar strafzaak en voor de uitspraak van het vonnis in haar strafzaak.
Aldus gedaan te Den Haag op 5 februari 2016 door
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier.
De officier van justitie beveelt de tenuitvoerlegging van bovenstaande beslissing.
Den Haag, de officier van justitie