ECLI:NL:RBDHA:2016:14114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
NL16.3088 en NL16.3087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die op 28 oktober 2016 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was gedaan. Eiser had op 20 oktober 2016 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen, wat leidde tot een zitting op 11 november 2016.

De rechtbank heeft overwogen dat de afwijzing van de aanvraag niet voldoet aan de wettelijke eisen, zoals gesteld in de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft betoogd dat Marokko ten onrechte als veilig land van herkomst is aangemerkt en heeft verwezen naar eerdere uitspraken die deze aanname tegenspreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de motivering van de staatssecretaris niet voldoet aan de eisen en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat aan de voorwaarden voor afwijzing op andere gronden was voldaan.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat er geen aanleiding was om dit toe te wijzen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser toegewezen aan de staatssecretaris, waarbij de kosten voor het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening afzonderlijk zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 november 2016, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL16.3088 (beroep) en NL16.3087 (verzoek)
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 18 november 2016 in de zaak tussen
[naam], hierna te noemen: eiser,
gemachtigde: mr. drs. J.M. Walls,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 oktober 2016 (het bestreden besluit) en tevens verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening teneinde uitzetting hangende het beroep te voorkomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2016. Beide partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit, heeft op
20 oktober 2016 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag ligt ten grondslag dat eiser vanwege familieomstandigheden uit Marokko is vertrokken en voorts dat het onmogelijk voor hem is om in Marokko te leven omdat hij daar op straat leefde en werkloos was.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser komt niet voor de gevraagde vergunning in aanmerking nu Marokko is aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser is een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
3. Eiser heeft daartegen het volgende aangevoerd:
- Marokko is ten onrechte aangemerkt als veilig land van herkomst. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 20 september 2016 (ECLI:NL:RBNNE:2016:4380). Verweerder heeft ten onrechte niet de in artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) genoemde bronnen gebruikt bij het onderzoek naar
de vraag of Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Betwist wordt verder dat in Marokko feitelijk bescherming wordt geboden. Dat die bescherming niet wordt geboden blijkt ook uit de in het bestreden besluit genoemde bronnen, waaronder het Morocco 2014 Human Rights Report-US Department of State. Voorts is Marokko een monarchie en kan dit land reeds daarom niet als veilig land van herkomst worden aangemerkt. Ten slotte wordt Marokko ten aanzien van LHBT niet als veilig land van herkomst aangemerkt. Het systeem van partiële veiligheid levert strijd op met hogere rechtspraak. Daartoe wordt gewezen op de uitspraak van het Supreme Court van het Verenigd Koninkrijk van 4 maart 2015 in de zaak Jamar Brown (www.supremecourt.uk).
- Nu de afwijzing als kennelijk ongegrond geen stand houdt, is ten onrechte een inreisverbod opgelegd.
- Het zogenaamde spoor 2 beleid levert strijd op met richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn). Een eventuele versnelling van de procedure kan pas plaatsvinden nadat de gehoren en aanvullingen en correcties daarop hebben plaatsgevonden. Verwezen wordt naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 31 januari 2013 (ECLI:EU:C:2013:45) (overwegingen 74 en 75).
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In geschil is de vraag of Marokko in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
5. Bij brief van 9 februari 2016 is door verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bericht dat Marokko zal worden toegevoegd aan de nationale lijst van veilige landen van herkomst (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 19 637, nr. 2123). Bij ministeriële regeling van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv 2000), is aan bijlage 13 Marokko toegevoegd (Stcrt. 2016, 8083).
6. Bij uitspraak van 7 oktober 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:12152) is door deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de motivering van verweerder ten aanzien van het aanmerken van Marokko als veilig land van herkomst, niet voldoet aan de in
artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) vermelde eisen. Daarom is de ministeriële regeling van 10 februari 2016 met nummer 732095 onverbindend verklaard voor zover Marokko daarbij is aangemerkt als veilig land van herkomst. De rechtbank ziet thans geen aanleiding voor een ander oordeel.
7. Gelet op de in de onder 6 bedoelde uitspraak gegeven motivering heeft verweerder de onderhavige aanvraag ten onrechte met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep is reeds daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
8. De rechtbank ziet aanleiding om het geschil finaal te beslechten. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de aanvraag in geval van finale geschilbeslechting moet worden afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Nu niet in geschil is dat aan de in dit artikel genoemde eisen is voldaan, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
9. De grond dat het zogenaamde spoor 2 beleid - dat ook in geval van afwijzing op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw toepasselijk is - strijd oplevert met de Procedurerichtlijn, faalt. Er is geen grond voor het oordeel dat een eventuele versnelling van de procedure pas kan plaatsvinden nadat de gehoren en aanvullingen en correcties daarop hebben plaatsgevonden. Aanknopingspunten daarvoor ontbreken. In artikel 31 van de Procedurerichtlijn is bepaald dat de lidstaten verzoeken om internationale bescherming behandelen in een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen genoemd in hoofdstuk II. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat bij behandeling van zaken volgens het spoor 2 beleid, deze beginselen en waarborgen niet in acht worden genomen.
10. Nu op het beroep is beslist, is er geen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek wordt afgewezen.
11. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer NL16.3088:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 992,- (negenhonderdtweeënnegentig euro).
De voorzieningenrechter, in de zaak met nummer NL16.3087:
 wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af;
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 496,- (vierhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover betrekking hebbend op het beroep, binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.