ECLI:NL:RBDHA:2016:14010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
09/837254-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen met bewuste en nauwe samenwerking

Op 17 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte bewust en nauw samenwerkte met zijn medeverdachte. De feiten vonden plaats op 24 januari 2016 in Pijnacker, waar de verdachte en zijn medeverdachte samen een woning binnendrongen en goederen, waaronder schoenen en een spelcomputer, wegnamen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de woning binnenging, wel degelijk een actieve rol speelde in het proces van diefstal door de buit te dragen en te verkopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog niet eerder was veroordeeld en zich voorbereidde op een opleiding. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers, die zich in hun eigen woning onveilig moeten voelen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/837254-16
Datum uitspraak: 17 november 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboorteplaats] [geboortedatum] 1995,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 november 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. van Kins en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. J. Lintjer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2016 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen (een) pa(a)r(en) schoen(en) en/of parfum en/of een (aantal) spelcomputer(s) en/of (een) rugzak(ken) en/of (een) (groene, plastic) tas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weggenomen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich samen met een ander op 24 januari 2016 te Pijnacker schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in een woning.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich aan bovengenoemd feit schuldig heeft gemaakt en dat er daarbij sprake is geweest van medeplegen , met dien verstande dat er geen bewijs is dat er sprake is geweest van braak, verbreking of inklimming.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst partiële vrijspraak bepleit nu er geen sprake is geweest van braak, verbreking of inklimming. Voorts heeft de raadsvrouw algehele vrijspraak bepleit nu er geen sprake is geweest van medeplegen. Zij heeft daartoe gesteld dat er op de camerabeelden slechts één persoon te zien is in de tuin van de woning aan de [adres 2], en dat dit niet de verdachte was. De verdachte heeft geen spullen uit de woning weggenomen en wist ook van tevoren niet wat [medeverdachte] van plan was.
Die klom ineens over de schutting. Dat de verdachte met [medeverdachte] is meegelopen naar het metrostation is toevallig, omdat de verdachte dit toch al van plan was.
De enkele omstandigheid dat de verdachte een tas heeft gedragen en de dag na de diefstal de weggenomen Playstation heeft ingewisseld maakt - aldus de raadsvrouw - dat er sprake is van een geringe rol van de verdachte en zeker niet van een bewuste en nauwe samenwerking waarbij de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 24 januari 2016 omstreeks 14.15 uur verliet [slachtoffer] (verder: de aangeefster) haar woning aan de [adres 2] te Pijnacker. Toen zij na 30 minuten in haar woning terugkeerde, bleken alle kamers te zijn doorzocht en diverse goederen te zijn weggenomen, waaronder een rugzak. [2] Er zat geen braakschade aan de deur van de woning. [3]
Op de camerabeelden die door de bewoner van [adres 2] beschikbaar zijn gesteld is te zien dat zich op 14.26.38 uur een getinte man in de tuin van de woning aan de [adres 2] bevindt. Om 14.32.54 uur is te zien dat de man terugkomt uit de woning en een lichtkleurige rugzak op zijn rug heeft en een groene tas in zijn rechterhand. [4]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de jongen op voornoemde camerabeelden [medeverdachte]. [5] Ook heeft de verdachte verklaard dat [medeverdachte] de dag voor de inbraak in de woning aan de [adres 2], zijnde het huis waar [naam] woont, bij hem thuis aanwezig was en steeds naar het huis van [naam] keek. [6]
Op 24 januari 2016 was de verdachte samen met [medeverdachte] en zag hij hem ineens over de schutting van de woning aan de [adres 2] klimmen. Hij is toen een rondje gaan lopen en om de hoek gaan staan. Hij zag [medeverdachte] weer toen hij daar stond en zag dat [medeverdachte] twee tassen bij zich had, een grote tas van de Lidl (lees: Plus) en de rugzak van [naam], die een beetje grijs/zwart van kleur is. Hij zag de Playstation in de grote tas zitten en zag dat [medeverdachte] een soort van stalen ketting om zijn nek had gedaan. [medeverdachte] had ook schoenen meegenomen, Royaums, grijs van kleur met een wit met rode zool. Dat zijn dure schoenen. De verdachte is naar de metro gelopen omdat hij nog een afspraak had en [medeverdachte] is achter hem aangelopen omdat hij ook naar de metro moest. Op het metrostation ging [medeverdachte] spullen verwisselen en heeft hij alles in de grote tas gedaan. De rugzak heeft hij weggegooid. De weggenomen schoenen die van [naam] waren heeft hij aangedaan. [medeverdachte] kwam bij hem zitten, ook in de metro en op het station Den Haag zijn ze uit elkaar gegaan. [7]
De verdachte heeft met [medeverdachte] afgesproken dat hij de dag erna de playstation zou inwisselen bij Cash Converters in Rotterdam. De verdachte heeft dit ook gedaan en mocht zelf drie tientjes houden, terwijl [medeverdachte] 100 euro hield. [medeverdachte] was bij het inwisselen ook aanwezig. [8] De verdachte heeft uiteindelijk nog verklaard dat hij de spullen heeft aangepakt en geholpen heeft te dragen en dat hij op de dag van de inbraak samen met [medeverdachte] buiten liep, omdat zij naar de Lidl wilden gaan, maar dat zij toen zagen dat de auto van de moeder van [naam] niet bij de woning stond en dat de verdachte op dat moment wist dat [medeverdachte] iets wilde gaan doen. Dat werd bevestigd toen hij [medeverdachte] over de schutting zag klimmen. Toen wist de verdachte dat [medeverdachte] een inbraak ging plegen. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld zijn verklaring bij de politie te handhaven. [10] Hij heeft tevens aangegeven dat hij, tot op het moment dat [medeverdachte] over de schutting klom, niet wist wat [medeverdachte] van plan was en dat de achterdeur van de woning open was en het dus geen inbraak, maar insluiping was.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte dat er sprake is van medeplegen. Immers de verdachte was erbij toen zijn medeverdachte de woning observeerde, hij was erbij toen zijn medeverdachte de schutting overklom en wist op dat moment dat zijn medeverdachte ging inbreken. Hij is weliswaar niet mee naar binnen gegaan, maar heeft de medeverdachte wel weer opgewacht. Vervolgens heeft de verdachte meegeholpen de buit te dragen en heeft hij ook een deel van de buit verkocht en in de opbrengst daarvan gedeeld. De verdachte heeft aldus een bijdrage aan de diefstal geleverd die van voldoende gewicht was om van medeplegen te kunnen spreken.
In de op te leggen straf zal het aandeel van verdachte in de diefstal tot uitdrukking komen.
De rechtbank is van oordeel dat de diefstal door twee of meer verenigde personen op
24 januari 2016 uit de woning aan de [adres 2] te Pijnacker wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van braak, verbreking of inklimming. Terzake van dit onderdeel van de tenlastelegging volgt dan ook partiële vrijspraak.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 24 januari 2016 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen schoenen en parfum en een spelcomputer en een rugzak en een groene, plastic tas, toebehorende aan [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, alsook tot gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De officier van justitie heeft meegedeeld geen adolescentenstrafrecht te hebben gevorderd, nu er geen advies van de reclassering ligt dat daartoe adviseert, maar er wel rekening mee te hebben gehouden dat de verdachte kwetsbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, hoewel zij vrijspraak heeft bepleit, betoogd dat de rechtbank indien zij wel tot bewezenverklaring komt, het adolescentenstrafrecht zal toepassen, rekening houdend met de twee dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan insluiping in een woning op klaarlichte dag, wetende dat de bewoner er op dat moment niet was.
Bij een dergelijke insluiping wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
De verdachte en zijn mededader hebben alleen maar aan hun eigen geldelijk gewin gedacht.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank beschikt niet over schriftelijke informatie betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte meegedeeld dat hij bij zijn moeder en stiefvader woont, dat hij thans parttime als glazenwasser werkt, maar dat hij zich inmiddels heeft ingeschreven om op korte termijn de opleiding gastheer/gastvrouw te gaan volgen.
De op te leggen straf
Nu de verdachte ten tijde van het plegen van het feit inmiddels 20 jaar oud was en er geen informatie over zijn persoonlijke omstandigheden noch een advies tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht voorhanden is, ziet de rechtbank mede in aanmerking nemende de persoon van de verdachte geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de duur van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-richtlijnen. Deze richtlijnen houden in een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden wegens insluiping in een woning en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden in geval de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal, gelet hierop, de werkstraf zoals geëist door de officier van justitie, enigszins matigen.
De rechtbank ziet wel aanleiding de eveneens door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding
ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
150 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
75 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 MAAND;
bepaalt dat
deze gevangenisstrafniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, rechter, voorzitter,
mr. M. Kramer, kinderrechter,
en mr. H.M. Boone, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van Politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015267264, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 857.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], met bijlagen, pagina 337/346.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 366, derde alinea.
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 349/351.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 522, vijfde alinea.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 523, negende alinea.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 524.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 525.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 526.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 november 2016.