ECLI:NL:RBDHA:2016:13989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
NL16.3163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen. De zitting vond plaats op 17 november 2016, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had een Schengenvisum dat hem toegang verleende tot Polen, en hij heeft zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. De rechtbank concludeert dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser met een geldig visum naar Nederland is gereisd en Polen deze verantwoordelijkheid heeft geaccepteerd. De rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die Nederland zouden verplichten de asielaanvraag te behandelen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij in Polen niet over adequate rechtsbescherming zal beschikken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL16.3163
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 17 november 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser

gemachtigde: M. Drenth,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Raaijmakers.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 november 2016 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Bij het bestreden besluit is de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiser is met een in Kampala (Uganda) afgegeven Schengenvisum, geldig van 19 juli 2016 tot 17 augustus 2016, via Polen, naar Nederland gereisd. Hier heeft eiser op 26 augustus 2016 een asielaanvraag ingediend.
4. Nu eiser op basis van het verleende visum daadwerkelijk toegang is verschaft tot Polen, hij het Schengengebied sindsdien niet heeft verlaten en het visum minder dan zes maanden is verlopen, geldt ingevolge de Dublinverordening dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Polen heeft deze verantwoordelijkheid bij brief van 6 oktober 2016 geaccepteerd.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat niet is gebleken van aanwijzingen dat Polen zijn internationale verplichtingen ten aanzien van eiser niet zal nakomen. Ook heeft verweerder kunnen concluderen dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Nederland de behandeling van de asielaanvragen zou moeten overnemen.
6. Voor zover eiser heeft verwezen naar een publicatie van de Helsinki Foundation for Human Rights van 22 juli 2016 heeft verweerder terecht gesteld dat dit document ziet op specifiek gerapporteerde misstanden aan de oostgrens van Polen en dat de relevantie daarvan voor eiser niet aannemelijk is geworden.
7. Mede nu Polen de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser heeft geaccepteerd, mag er vanuit worden gegaan dat de EU-lidstaat Polen uitvoering zal geven aan zijn verplichtingen op grond van de Europese asielrichtlijnen. Er is geen grond voor de stelling van eiser dat verweerder hier nader onderzoek naar had moeten doen. Indien en voor zover Polen mocht falen in de naleving van zijn verplichtingen jegens eiser, kan eiser hierover klagen bij de Poolse autoriteiten en zo nodig bij de Poolse rechterlijke instanties. Eisers stelling dat de Poolse autoriteiten hem als homoseksueel onvoldoende bescherming zullen bieden, is niet aannemelijk gemaakt met de enkele verwijzing naar een artikel uit NRC.nl waarin wordt ingegaan op de wijze waarop in de Poolse katholieke kerk over homoseksualiteit wordt gedacht.
8. Voor het overige heeft eiser uitsluitend gesteld en niet onderbouwd dat opvang en voorzieningen voor Dublinclaimanten in Polen ernstige gebreken vertonen en dat eiser in Polen niet zal beschikken over toereikende rechtsbescherming. Zonder verdere onderbouwing kan dat niet leiden tot een gegrond beroep.
9. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 17 november 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.