Op 15 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de weigering van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) vanwege een schending van de inlichtingenplicht door de eiser. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard.
De achtergrond van de zaak is als volgt: op 4 januari 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering afgewezen. Dit besluit werd op 17 mei 2016 door verweerder gehandhaafd, ondanks het bezwaar van eiser. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 november 2016 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen, terwijl verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser niet voldoende informatie heeft verstrekt om zijn aanvraag voor bijstand te onderbouwen. Verweerder had eiser eerder om aanvullende informatie verzocht, maar de verstrekte gegevens waren ontoereikend. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt hoe hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien en heeft geen bewijs geleverd van zijn financiële situatie, zoals afschriften van betaalrekeningen of bewijs van betaling van een vliegticket.
De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan op dezelfde dag als de zitting.