ECLI:NL:RBDHA:2016:1390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
09/819481-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak in vereniging met onrechtmatig verkregen bewijs en toepassing jeugdsanctierecht

Op 11 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De inbraak vond plaats op 15 oktober 2015 in 's-Gravenhage, waarbij diverse goederen, waaronder een fotocamera en een geldbedrag, zijn weggenomen. De verdachte werd aangehouden na het aantreffen van gestolen goederen in een door hem gehuurde auto. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het bewijs onrechtmatig verkregen was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de tas met de gestolen goederen rechtmatig was, omdat er voldoende verdenking bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de inbraak heeft gepleegd en heeft hem veroordeeld tot jeugddetentie van 107 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een dagbehandeling. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 632,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/819481-15
Datum uitspraak: 11 februari 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1]
thans preventief gedetineerd in [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 januari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Fikenscher en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. M.A. van der Weerd, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een fotocamera (merk: Nikon) (met bijbehorende flitster en/of lenzen) en/of 10.000 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag en/of meerdere, in elk geval één, spelcomputer(s) (te weten een Xbox 360 en/of een Nintendo DS en/of een Nintendo DS3) en/of meerdere flessen parfum (merk Hermes en/of Marc Jacobs en/of Armani en/of Calvin Klein en/of Jill Sander) en/of een tablet (merk Asus) en/of een telefoon (merk: Nokia) en/of een kompas en/of een notebook (merk Dell) en/of een doos met diverse (gouden) sieraden en/of een haarspeld en/of vier, althans meerdere, ov-chipkaarten en/of een schoudertas en/of een Samsung Micro SD kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het verbreken en/of verwijderen van de/het cilinder(slot) uit de achterdeur, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fotocamera (merk: Nikon) (met bijbehorende flitser en/of lenzen) en/of een laptop/notebook (merk: Dell) en/of een telefoon (merk: Nokia) en/of meerdere flessen parfum (merk Calvin Klein en/of Hermes en/of Jill Sander) en/of een kompas en/of een haarspeld en/of een geldbedrag (van ongeveer 6000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
De bijzondere overwegingen omtrent de verkrijging van de bewijsmiddelen
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de tas, die in de auto die de verdachte heeft gehuurd op de grond stond, onrechtmatig in beslag is genomen en derhalve het bewijsmateriaal dat in de tas is aangetroffen niet aan het bewijs van het ten laste gelegde feit kan bijdragen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bewijsmateriaal wel rechtmatig is verkregen. De tas is aangetroffen in de auto die weliswaar door de verdachte is gehuurd, maar waarvan [betrokkene 1] - zonder rijbewijs - de bestuurder was. Desgevraagd door de politie heeft geen van de inzittenden van de auto aangegeven dat deze tas aan hem toebehoorde. De verbalisanten hebben aldus de tas op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering in beslag hebben genomen om de waarheid aan de dag te brengen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 15 oktober 2015 zien verbalisanten [verbalisant] dat [betrokkene 1] in de [adres 2] als bestuurder in een Volkswagen Polo zit, die op dat moment stil staat.
[betrokkene 1] , die niet in het bezit is van een rijbewijs, wordt aangehouden op verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet.
In de auto zitten nog drie jongemannen, waaronder de verdachte. De verbalisanten vragen op grond van artikel 8 van de Politiewet aan deze jongemannen om zich te identificeren.
Vervolgens zien verbalisanten dat er in de Volkswagen Polo een rode tas staat met daarin meerdere goederen. Verbalisanten geven de jongemannen de cautie, maar geen van de mannen geeft antwoord op de vraag aan wie de tas toebehoort. De tas is door verbalisanten ter waarheidsvinding in beslag genomen, zoals op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering mogelijk is.
De in de tas aangetroffen goederen blijken, na onderzoek, eerder die dag bij een inbraak in een woning aan de [adres 2] te Den Haag te zijn weggenomen.
De rechtbank ziet in voorgaande gang van zaken geen onrechtmatigheid. Niet valt in te zien dat de verbalisanten door de inbeslagneming van de tas, waarvan op dat moment niet duidelijk was van wie deze was, de bevoegdheid van artikel 94 Wetboek van Strafvordering hebben overtreden. Het aantreffen van een tas met een zichtbare spiegelreflexcamera in een auto waarin vier personen zitten, zonder ook maar enige verklaring over de herkomst daarvan, levert naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate in het algemeen verdenking van een strafbaar feit op. Nu overigens de verdachte heeft ontkend dat de tas van hem was, valt voorts niet in te zien welk belang van de verdachte, zo al van enige onrechtmatigheid sprake zou zijn, hierdoor geschonden is.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het bewijsmateriaal dat is verkregen na inbeslagname van de tas mag bijdragen aan het bewijs.
3.2
De bewijsmiddelen
3.2.1
Inleiding
Op 15 oktober 2015 wordt er in Den Haag aan de [adres 2] een woninginbraak gepleegd, waarbij een geldbedrag en diverse goederen zijn weggenomen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte samen met een ander of anderen deze inbraak heeft gepleegd dan wel dat de verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan heling van de gestolen goederen.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft daartoe - onder verwijzing naar uitspraken van diverse rechtbanken - aangevoerd dat gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal van de goederen uit de woning aan de [adres 2] te Den Haag en het aantreffen van deze goederen in de door de verdachte gehuurde Volkswagen Polo en de omstandigheid dat de verdachte hiervoor geen aannemelijk verklaring heeft, bewezenverklaring kan volgen.
Daar komt volgens de officier van justitie nog bij dat er camerabeelden voorhanden zijn waarop twee jongens bij de woning van de aangever te zien zijn, waarvan één jongen dezelfde kleding en schoenen blijkt te dragen als die de verdachte bij zijn aanhouding aan heeft. Bovendien is het opvallend dat de verdachte die dag veel contant geld bij zich heeft. Hij heeft € 1.000,- contant betaald voor de huur en de borg van de auto en bij zijn aanhouding heeft de verdachte nog eens € 450,- bij zich.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit en zich, zoals reeds besproken, daarbij op het standpunt gesteld dat de tas, die in de auto die de verdachte heeft gehuurd op de grond stond, onrechtmatig in beslag is genomen en derhalve het bewijsmateriaal dat in de tas is aangetroffen niet aan het bewijs van het ten laste gelegde feit kan bijdragen.
Het overige bewijs is, aldus de raadsman, onvoldoende om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen. Dit bewijs bestaat uit de aangifte van [benadeelde] , een verklaring over ene [betrokkene 2] , vage camerabeelden van twee jongens, die naar de voorkant van de woning aan de [adres 2] lopen en waarvan er één misschien op de verdachte lijkt, terwijl absoluut niet duidelijk is op welke tijdstip er in de woning is ingebroken. Daar komt bij, aldus de raadsman, dat blijkens de aangifte aan de achterkant van de woning is ingebroken. Verder zijn er ook geen sporen in of om de woning aangetroffen en komt ook het aangetroffen schoenspoor niet overeen met het schoenprofiel van de schoenen van de verdachte.
Subsidiair, als rechtbank de tas wel voor het bewijs meeweegt, heeft de verdachte - aldus de raadsman - geen beschikkingsmacht gehad over de tas. De tas stond voorin de auto, aan de voeten van de bijrijder, terwijl de verdachte achterin de auto zat.
3.2.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 15 oktober 2015 om 9.10 uur verlaat [benadeelde] (verder: de aangever) zijn woning aan de [adres 2] te Den Haag. De aangever heeft de woning deugdelijk afgesloten.
Als de aangever om 20.20 uur weer in zijn woning terugkeert, ziet hij dat aan de achterzijde van de woning de cilinder van het slot van de achterdeur weg is. De woning is overhoop gehaald. Laden, kasten en koffers zijn doorzocht. Uit de woning is onder meer een geldbedrag van € 10.000,- weggenomen, een Nikon fotocamera met bijbehorende flitser en 2 lenzen, meerdere spelcomputers, cosmetica/parfum, een tablet (Asus), een mobiele telefoon (Nokia), een kompas, een notebook (Dell), diverse sieraden.
De aangever doet mede aangifte namens zijn moeder [benadeelde] , die iedere week een paar dagen bij hem logeert. Het weggenomen geldbedrag, de sieraden en de cosmetica/parfum zijn eigendom van de moeder van de aangever. [2] Ook zijn er nog gouden sieraden, een zwarte leren heren schoudertas, 4 OV-chipkaarten en een SD-card weggenomen. [3]
Op 15 oktober 2015 om 19.10 uur heeft de verdachte bij Go Fast Autoverhuur te Den Haag een zwarte Volkswagen Polo gehuurd, met het kenteken [kenteken] . Bij de huur heeft de verdachte € 1.000,-- contant betaald. [4]
Op 15 oktober 2015, op enig moment na 22.51 uur, het tijdstip waarop de verdachte
[betrokkene 1] is aangehouden omdat hij zonder rijbewijs in de door de verdachte gehuurde Volkswagen Polo reed, is de verdachte als inzittende van deze auto door verbalisanten gecontroleerd. Hij zat rechts achterin de auto, naast [betrokkene 1] en rechts voorin zat [betrokkene 1]
In de auto, in het voetencompartiment van de bijrijder, stond een rode tas, die open stond en waarin een spiegelreflexcamera zat. Na de inzittenden de cautie te hebben gegeven, gaf geen van de jongens antwoord op de vraag aan wie de spullen in de tas toebehoren.
Hierop hebben de verbalisanten de tas ter waarheidsvinding in beslag genomen.
Na nader onderzoek van de goederen in de tas, te weten een spiegelreflexcamera van het merk Nikon met twee extra lenzen en een laptop Packard Bell blijkt dat deze goederen eerder op de dag bij de woninginbraak aan de [adres 2] zijn weggenomen. [5]
De verdachte [6] , de reeds aangehouden [betrokkene 1] worden allen aangehouden op verdenking van opzetheling. De verdachte wordt aangehouden op
16 oktober 2015 om 00.16 uur, waarbij hij als bijrijder in de door hem gehuurde Volkswagen Polo zit.
Op 17 oktober 2015 worden de beelden van de camera die op het adres [adres 3] hangt en op het trottoir is gericht, uitgekeken. Te zien is dat op 15 oktober 2015, blijkens de op de beelden weergegeven tijd, omstreeks 12.56 uur twee personen (NN1 en NN2) aan de overzijde in de [adres 2] lopen. Vervolgens steekt NN1 over en loopt hij in de richting van de percelen aan de linkerzijde van het perceel [adres 3] . NN1 blijft vermoedelijk bij een woning staan, met zijn gezicht naar de woning toe. De schoenen van NN1 wijzen naar de woning. NN1 doet vervolgens een paar stappen naar achteren, zijn voeten wijzen nog naar de woning. NN1 blijft ongeveer 1 minuut bij de woning staan, waarna hij wegloopt in de richting van de La Reyweg. Terwijl NN1 voor de woning staat, lopen er ondertussen nog twee andere personen aan de overzijde van de straat langs.
NN1 is een getinte man, 20 à 25 jaar, zijn haar is aan beide kanten opgeschoren. Hij draagt een donkere broek, een blauw trainingsjack met een witte streep op de mouw, vermoedelijk Adidas, met een grijze capuchon, een bodywarmer en donkere schoenen met een opvallend witte zool. [7]
Op 16 oktober 2015 te 10.30 uur is de kleding van de verdachte fotografisch vastgelegd.
De verdachte draagt zwarte Adidas schoenen met een witte zool, ook heeft hij onder zijn jas en bodywarmer nog een blauw trainingsjack van Adidas aan met witte strepen op de mouw. [8]
Op 16 oktober 2015 is er een geldbedrag van € 450,- bij de verdachte in beslag genomen. Het betrof 7 briefjes van € 50,- en 5 briefjes van € 20,-. [9]
De verdachte heeft zich bij de politie en bij de rechter-commissaris beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft de verdachte wederom aangegeven niets te willen verklaren, omdat hij niets met de inbraak te maken heeft. De verdachte heeft wel verklaard dat hij de huur en de borg van de Volkswagen Polo contant heeft betaald met geld dat hij heeft verdiend met werken. Hij heeft de auto gehuurd voor de bruiloft van zijn oom, die op zaterdag 17 oktober 2015 ging trouwen. Door zijn aanhouding heeft hij de bruiloft gemist. Ook de bij hem aangetroffen € 450,- heeft hij verdiend met werken. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij zichzelf niet op de hem getoonde camerabeelden herkent. [10]
De rechtbank overweegt het volgende.
De woningbraak aan de [adres 2] heeft plaatsgevonden op dezelfde dag als waarop een deel van de gestolen goederen zijn aangetroffen in de door de verdachte gehuurde auto, waarin de verdachte samen met drie anderen zat. De verdachte heeft hiervoor geen enkele verklaring gegeven, terwijl dit, zeker gelet op de tijdspanne waarbinnen de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, zonder meer om een verklaring vraagt.
Daar komt nog bij dat de verdachte bij zijn aanhouding precies dezelfde kleding en de schoenen droeg die NN1, zijnde een van de jongens die op de camerabeelden in de buurt van de woning aan de [adres 2] te zien is, die dag ook aan heeft.
Ook de omstandigheid dat de verdachte op 15 oktober 2015 in totaal € 1.450,- aan contant geld bij zich heeft, terwijl er die dag bij de inbraak een groot geldbedrag in dezelfde coupures is weggenomen, ondersteunt de rechtbank in haar oordeel dat de verdachte een van de daders van de woninginbraak is.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij het geld zelf heeft verdiend en gespaard, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, gezien de aard en de duur van de werkzaamheden die de verdachte verricht.
Gelet op al het vorengaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de inbraak samen met een of meer anderen heeft gepleegd. Het primair ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.2.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 15 oktober 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een fotocamera (merk: Nikon) (met bijbehorende flitser en lenzen) en een geldbedrag en meerdere spelcomputers (te weten een Xbox 360 en een Nintendo DS en een Nintendo DS3) en meerdere flessen parfum (merk Hermes en Marc Jacobs en Armani en Calvin Klein en Jill Sander) en een tablet (merk Asus) en een telefoon (merk: Nokia) en een kompas en een notebook (merk Dell) en een doos met diverse gouden sieraden en een haarspeld en vier ov-chipkaarten en een schoudertas en een Samsung Micro SD kaart, toebehorende aan [benadeelde] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het verwijderen van het cilinderslot uit de achterdeur.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 108 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als (bijzondere) voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school of werk, een contactverbod met de medeverdachten [betrokkene 1] alsook het meewerken aan een dagbehandeling bij het Palmhuis (De Jutters) en aan de totstandkoming van verdiepingsdiagnostiek. De officier van justitie heeft meegedeeld dat haar eis zo is geformuleerd dat de verdachte op dag van de uitspraak vrij komt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraken, de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte betoogd. Ook indien de rechtbank wel tot bewezenverklaring komt, dient de verdachte vrij te komen en heeft de raadsman het opleggen van een straf gelijk aan het voorarrest van de verdachte bepleit. Een deels voorwaardelijk straf is - aldus de raadsman - niet nodig, nu de verdachte geen behoefte heeft aan begeleiding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Door woninginbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebrachte aan de slachtoffers. Ook worden er vaak goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk is gehecht.
De verdachte en zijn mededaders hebben onder meer een aantal sieraden weggenomen.
De affectieve waarde van deze sieraden kan niet in geld worden uitgedrukt. De verdachte en zijn mededaders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden en alleen maar aan hun eigen geldelijk gewin gedacht.
Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en de omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en voor andere feiten.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van 18 jaar maar nog niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze groep in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 26 oktober 2015 en het meest recente rapport d.d. 25 januari 2016, beiden van Reclassering Nederland. Blijkens dit laatste rapport zijn er voldoende indicaties (gelegen in de handelingsvaardigheden/pedagogische beïnvloeding) om toepassing van het jeugdstrafrecht te adviseren. Nu de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept en daarmee wordt aangemerkt als ontkennende verdachte, onthoudt de reclassering zich primair van advies over de sanctie. Subsidiair, mocht de verdachte schuldig worden bevonden, wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Als algemene voorwaarden noemt de reclassering dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht uitgevoerd door de William
Schrikker Groep, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- een inspanningsverplichting heeft voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle vorm
van dagbesteding in de vorm van school of werk;
- een contactverbod met de medeverdachten in onderhavige zaak [betrokkene 1]
);
- meewerkt aan de totstandkoming van verdiepingsdiagnostiek;
- meewerkt aan (dag)behandeling vanuit het Palmhuis (De Jutters).
Mevrouw [vertegenwoordiger van de stichting] , werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en gehoord als deskundige, heeft ter terechtzitting meegedeeld dat zij nog mogelijkheden ziet om de verdachte te begeleiden en dat het volgen van een (intensieve) behandeling bij het Palmhuis heel belangrijk is ter voorkoming van recidive. Tevens is aangegeven dat bij de behandeling en begeleiding rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van de verdachte.
Gelet op voornoemde rapportages van Reclassering Nederland zal de rechtbank in deze zaak
het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank onderschrijft het gegeven strafadvies en zal dit opvolgen.
Bij de politie, de rechter-commissaris en ook ter terechtzitting heeft de verdachte niet willen verklaren en hij heeft ook op geen enkele wijze getoond dat hij inzicht heeft in zijn gedrag, de laakbaarheid en de consequenties daarvan. Juist tijdens de behandeling ter zitting had de verdachte de kans de rechtbank te laten zien wat hem heeft bewogen het bewezenverklaarde feit te plegen en daarover verantwoording af te leggen, maar dit heeft hij niet gedaan.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt, maar ziet wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen teneinde de begeleiding en behandeling van de verdachte te waarborgen.
Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering, zich zal inspannen om een zinvolle dagbesteding in de vorm van school of werk te krijgen,
geen contact zal hebben met de medeverdachten [betrokkene 1] , verplicht een dagbehandeling bij het Palmhuis (De Jutters) zal volgen en ook zal meewerken aan de totstandkoming van verdiepingsdiagnostiek.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 10.632,00,zijnde materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] betwist voor zover dit het geldbedrag van € 10.000,- betreft. In dit deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van het resterende deel van de vordering, te weten € 632,- heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover de vordering betrekking heeft op de post
gestolen geld, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat uit de bij de vordering gevoegde bijlagen (die dienen om het weggenomen geldbedrag te berekenen) niet direct kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk een bedrag ter hoogte van € 10.000,- is weggenomen bij de inbraak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
gestolen goederen, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve hoofdelijk ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 632,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 oktober 2015 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 632,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 15 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 107 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, te weten
30 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
- zich gedurende de proeftijd zal inspannen om een zinvolle dagbesteding in de vorm van
school of werk te krijgen;
-
zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Palmhuis (De Jutters)
op de tijden en plaatsen als door het Palmhuis aan te geven;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan de totstandkoming van verdiepingsdiagnostiek;
- gedurende een periode van
zes maandengeen enkel contact zal hebben met de
medeverdachten [betrokkene 1] ;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van
voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde], een bedrag van
€ 632,-,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 15 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 632,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 15 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
12 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. M. Kramer, rechter,
en mr. A. Tukker, rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2016.
Mr. Tukker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van Politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015302274, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 240.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , met bijlagen, pagina 40/53.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van [benadeelde] , met bijlagen, pagina 56/72.
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 81/83, en proces-verbaal van bevindingen pagina 84.
5.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [betrokkene 1] , pagina 16/18.
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [betrokkene 1] , pagina 29/30.
7.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek camerabeelden, pagina 100/106.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 107/113.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2016.