ECLI:NL:RBDHA:2016:13776
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrees pleegkind
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Eritrees pleegkind, had beroep ingesteld tegen het besluit van 11 juli 2016, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent, de tante en pleegmoeder van eiser, niet voldoende heeft aangetoond dat eiser feitelijk tot haar gezin behoort. De staatssecretaris had in zijn besluit overwogen dat er geen documenten waren overgelegd die deze gezinsband konden onderbouwen, en dat eiser ook met andere familieleden samenwoonde.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij in bewijsnood verkeert, omdat relevante documenten niet beschikbaar zijn. Hij heeft gesteld dat zijn pleegmoeder hem vanaf zijn geboorte heeft verzorgd, en dat zijn biologische ouders niet in staat waren om voor hem te zorgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van de referent en de vader van eiser, die consistent waren en de feitelijke gezinsband onderbouwden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar, en dat er niet kon worden afgezien van het horen in bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 992. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.