ECLI:NL:RBDHA:2016:13772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
C/09/505630 / FA RK 16-1223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vervangende toestemming verhuizing naar Spanje en inschrijving op basisschool

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing naar Spanje met hun minderjarige kind. De moeder had verzocht om toestemming om met de minderjarige naar Spanje te verhuizen en om de minderjarige in te schrijven op een Spaanse school. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, waarbij zij het belang van het kind vooropstelde. De rechtbank overwoog dat de moeder in beginsel het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dat dit recht begrensd wordt door het recht van de vader op contact met de minderjarige in een vertrouwde omgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hechting tussen de vader en de minderjarige goed is en dat een verhuizing naar Spanje deze band ernstig zou verstoren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat er onvoldoende overleg tussen de ouders heeft plaatsgevonden over de zorgregeling en de verhuizing. De rechtbank heeft daarnaast de verzoeken van de vader om een dwangsom te verbinden aan de zorgregeling toegewezen, maar het bedrag gematigd. De rechtbank heeft de moeder ook verplicht om de minderjarige in te schrijven op de door de vader voorgestelde basisschool in Nederland. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechters J.M. Vink, H. Wien en M. van Paridon, bijgestaan door griffier B.D. Muntz.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-1223
Zaaknummer: C/09/505630
Datum beschikking: 17 november 2016

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 17 februari 2016 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. drs. E.J. Kim-Meijer te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A. Heeringa te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van 25 mei 2016 heeft deze rechtbank een beslissing over het hoofdverzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing naar Spanje met de minderjarige en over de bijbehorende nevenverzoeken van de moeder en de vader aangehouden om de in die beschikking vermelde redenen.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief van 19 september 2016, met aanvullende zelfstandige verzoeken en met bijlage van de zijde van de vader;
- de brief van 1 oktober 2016, met aanvullend verzoek en met bijlagen van de zijde van de moeder.
Op 12 oktober 2016 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder en de vader, beiden met hun advocaat. Van de zijde van zowel de moeder als de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij de hiervoor genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Standpunt en aanvullende verzoeken van de vader
Bij brief van 19 september 2016 heeft de vader samengevat gesteld dat de moeder de afgelopen maanden niet steeds ten volle de geldende zorgregeling is nagekomen en dat zij ook niet bereid bleek om haar toezegging om de minderjarige in de maand augustus 2016 in ieder geval gedurende een hele week aaneengesloten bij de vader te laten doorbrengen gestand te doen. Ook wil de moeder niet meewerken aan de inschrijving van de minderjarige op een Nederlandse basisschool. Het is voor de vader duidelijk dat de moeder hoe dan ook met de minderjarige naar Spanje wil verhuizen. Haar wens mag echter niet ten koste gaan van de band tussen vader en zoon. Zolang er geen vervangende toestemming voor verhuizing aan de moeder is verleend vindt de vader het in het belang van de minderjarige dat de minderjarige in de Nederlandse setting blijft meedraaien en ook naar school gaat.
Primairverzoekt de vader de verzoeken van de moeder af te wijzen en (kort gezegd):
  • aan de huidige, bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) van 9 maart 2016, vastgestelde zorgregeling een dwangsom te verbinden van € 2.000,-- per keer dat de moeder nalaat hieraan te voldoen;
  • te bepalen dat naast de bestaande zorgregeling zal gelden dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld, met als minimale verdeling:
  • zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de even jaren andersom;
  • herfstvakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • kerstvakantie: in de even jaren de eerste week inclusief 1e kerstdag bij de vader en de tweede week inclusief Oud & Nieuw bij de moeder en in de oneven jaren andersom.
  • voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • meivakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom
- vervangende toestemming te verlenen die de toestemming van de moeder vervangt om de minderjarige in te schrijven op de [naam basisschool] te [plaats] en de moeder te bevelen de minderjarige dagelijks naar school te laten gaan op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- voor iedere keer dat zij hem niet naar school laat gaan.
Subsidiairheeft de vader verzocht te bepalen dat:
  • de minderjarige de hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
  • dat de huidige zorgregeling tussen de vader en de minderjarige gaat gelden voor de moeder en de minderjarige met verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte, althans een regeling door de rechtbank in goede justitie te bepalen, indien de moeder zonder de minderjarige naar Spanje verhuist om bij haar nieuwe partner te zijn;
  • vervangende toestemming te verlenen die de toestemming van de moeder vervangt om de minderjarige in te schrijven op de [naam basisschool] te [plaats] en de moeder te bevelen de minderjarige dagelijks naar school te laten gaan op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- voor iedere keer dat zij hem niet naar school laat gaan.
Meer subsidiairheeft de vader verzocht:
  • de verzoeken van de moeder niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren indien de rechtbank de verzoeken van de moeder zou toewijzen;
  • aan de bestaande huidige zorgregeling een dwangsom te verbinden van € 2.000,-- per keer dat de moeder nalaat aan de beschikking van het Hof van 9 maart 2016 te voldoen;
  • te bepalen dat naast de bestaande zorgregeling zal gelden dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld, met als minimale verdeling:
  • zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de even jaren andersom;
  • herfstvakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • kerstvakantie: in de even jaren de eerste week inclusief 1e kerstdag bij de vader en de tweede week inclusief Oud & Nieuw bij de moeder en in de oneven jaren andersom.
  • voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • meivakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom
- vervangende toestemming te verlenen die de toestemming van de moeder vervangt om de minderjarige in te schrijven op de [naam basisschool] te [plaats] en de moeder te bevelen de minderjarige dagelijks naar school te laten gaan op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- voor iedere keer dat zij hem niet naar school laat gaan.
Standpunt en aanvullend verzoek van de moeder
De moeder heeft in haar brief van 1 oktober 2016 aanvullend verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige op de Spaanse school [naam basisschool] te [plaats] (Spanje) te mogen plaatsen, wanneer zij vervangende toestemming krijgt met de minderjarige naar [plaats] te Spanje te mogen verhuizen. De moeder geeft aan dat zij de vader meer dan eens heeft uitgenodigd naar Spanje te komen om haar woonplaats en die van haar nieuwe partner te leren kennen en om de school van de minderjarige te leren kennen, doch dat de vader hieraan geen gehoor heeft gegeven. Ze verwijst ter onderbouwing hiervan naar de door haar overgelegde whatsapp berichten.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank dient, gelet op artikel 1:253a BW, een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie (HR 25 april 2008, LJN:BC5901) volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Internationale verhuizing naar Spanje
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft om elders haar leven opnieuw in te richten met de minderjarige en met haar nieuwe partner. Dat recht van de moeder wordt echter begrensd door onder meer het recht van de vader op zo veel mogelijk onverminderd contact met de minderjarige in een vertrouwde omgeving. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting en alle belangen en omstandigheden van het geval tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor haar verhuizing met de minderjarige naar Spanje nu moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel niet zonder meer doorslaggevend, blijft het belang van het kind in conflicten zoals deze een overweging van de eerste orde. De vader heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht benadrukt dat hij ruim twee jaar in rechte heeft moeten strijden. Eerst om de minderjarige te mogen erkennen, daarna om mede met het gezag te worden belast en vervolgens om mede via Ouderschap Blijft alsnog een zorgregeling van twee aaneengesloten dagen per week te verkrijgen zoals die geldt sinds het arrest van het Hof van 9 maart 2016. De hechting tussen de vader en de minderjarige in [plaats] is nu onweersproken goed. Een verhuizing van de moeder met de minderjarige naar Spanje zal deze alsnog ontstane goede band en hechting tussen de minderjarige en zijn vader ernstig verstoren en is derhalve als hoofdregel niet in het belang van de minderjarige.
De door de moeder aan de vader geboden alternatieven en compensaties wisselden in deze procedure tot dusver steeds. Bovendien zijn deze met onvoldoende concrete waarborgen omgeven. In dit verband wijst de rechtbank op de ter zitting van 12 oktober 2016 naar voren gekomen verschillen tussen het Nederlandse en het Spaanse schoolrooster. Ook is in de diverse voorstellen van de moeder aan de vader naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de werktijden van de vader en vooral met de aanzienlijke reistijden van deur tot deur en de gevolgen daarvan voor de minderjarige. Bij uitvoering van de door de moeder voorgestelde zorgweekenden voor de vader, eens per drie of vier weken, betekent dit minimaal 5 uur per enkele vliegreis voor een pas 4-jarige minderjarige. Tot een enigszins vergelijkbare zorgregeling van twee aaneengesloten dagen per week voor de vader zoals die geldt sinds het arrest van het Hof van 9 maart 2016 zal het hoe dan ook niet meer kunnen komen bij de voorgenomen verhuizing van de moeder met de minderjarige naar [plaats] in Spanje. Dat acht de rechtbank op dit moment, mede gelet op de langdurige en moeizame voorgeschiedenis, niet in het belang van de minderjarige en het belang van de minderjarige en de vader op onverminderd contact met elkaar en op verdere versterking van hun band en verdere hechting in hun vertrouwde omgeving in de gemeente [plaats] .
Voorts is het na de tussenbeschikking van de rechtbank van 25 mei 2016 feitelijk niet gekomen tot goed en evenwichtig overleg tussen beide ouders over de zomervakantie 2016 en/of over de voorgenomen verhuizing naar Spanje en de gevolgen daarvan. Daar komt nog bij dat de vader ter zitting van 12 oktober 2016 er naar het oordeel van de rechtbank terecht op heeft gewezen dat de zorgregeling zoals die geldt sinds de beschikking van het Hof van 9 maart 2016 in de afgelopen maanden door de moeder niet geheel is nagekomen en dat zij ook geen medewerking heeft verleend aan een verblijf van een aaneengesloten week in de zomer van de minderjarige bij de vader.
Tot een kennismaking van de vader met de nieuwe partner van de vrouw en met de omstandigheden van de minderjarige in Spanje is het feitelijk niet gekomen. In die zin is er nog steeds geen sprake van een goede en evenwichtige communicatie tussen beide ouders over de wezenlijke belangen van de minderjarige. Al hoe wel niet kan worden vastgesteld dat dit alleen door het handelen van de moeder komt, pleit dit nu wel tegen de door de moeder voorgenomen verhuizing met de minderjarige naar Spanje.
Het evidente belang van de moeder om met de minderjarige en haar nieuwe partner in Spanje een gezinsleven te kunnen gaan leiden weegt hier naar het oordeel van de rechtbank nu onvoldoende tegenop, hoe zwaar die beslissing begrijpelijkerwijs ook is voor de moeder en haar nieuwe partner. Daarbij speelt voor de rechtbank mede een rol dat de moeder tot dusver onvoldoende concreet heeft aangetoond dat de relatie met haar nieuwe partner bestendig is. Ter eerste zitting van 9 maart 2016 was nog sprake van een voorgenomen huwelijk in november 2016, maar ter tweede zitting van 12 oktober 2016 bleek dat een eventueel huwelijk is uitgesteld tot 2017. Ook heeft de moeder naar het oordeel van de rechtbank nog steeds onvoldoende concreet en met bewijsstukken de noodzaak van een verhuizing naar Spanje aangetoond in die zin, dat de moeder en haar nieuwe partner de komende jaren redelijkerwijs slechts in of nabij [plaats] in Spanje in de horeca werkzaam kunnen zijn en niet in of nabij de gemeente [plaats] in Nederland.
Alles afwegende zal de rechtbank dus nu de verzoeken van de moeder om met de minderjarige naar Spanje te mogen verhuizen en om een daarbij behorende nieuwe zorgregeling tussen de vader en de minderjarige vast te stellen, afwijzen.
Inschrijving school en dwangsom
Nu het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarige naar Spanje wordt afgewezen, betekent dit ook dat het verzoek tot vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op de door de moeder voorgestelde Spaanse school zal worden afgewezen.
Nu de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen de door de vader verzochte vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarige op de door de vader voorgestelde basisschool in [plaats] , zal de rechtbank dat verzoek van de vader toewijzen op de verkorte wijze zoals hierna bij de beslissingen is vermeld. De door de vader in dit verband nog verzochte dwangsom zal de rechtbank nu afwijzen, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de moeder het belang van de nu 4-jarige minderjarige om nu ook daadwerkelijk naar de door de vader voorgestelde Nederlandse school te gaan zal onderkennen en respecteren.
Vakantieregeling
Nu de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen de door de vader verzochte vakantieregeling, zal de rechtbank hetgeen is verzocht als in het belang van de minderjarige toewijzen, zoals hierna vermeld.
Dwangsom zorgregeling
De vader heeft primair verzocht aan de bestaande zorgregeling een dwangsom te verbinden van € 2.000,-- per keer dat de moeder nalaat aan de zorgregeling zoals opgenomen in de beschikking van het Hof van 9 maart 2016 te voldoen. De moeder heeft daar geen zelfstandig verweer tegen gevoerd en de vader heeft belang bij versterking met een dwangsom, gelet op de langdurige en moeizame voorgeschiedenis van die zorgregeling en de ook na 9 maart 2016 daarover gerezen problemen tussen beide ouders. De rechtbank ziet wel aanleiding de verzochte dwangsom ambtshalve te matigen tot een bedrag van € 250,-- per keer. Voorts zal worden bepaald dat die dwangsom naderhand vatbaar is voor verdere matiging en maximering door de rechter, voor zover algehele handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Overige verzoeken van de vader
Nu alle primaire verzoeken van de vader worden toegewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van al hetgeen de vader subsidiair en meer subsidiair heeft verzocht.

Beslissingen

De rechtbank:
- wijst af de verzoeken van de moeder;
- bepaalt dat de hiervoor genoemde minderjarige, naast de bij beschikking van het Hof van 9 maart 2016 vastgestelde zorgregeling, gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen bij de vader zal zijn, met als verdeling:
  • zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder, en in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
  • herfstvakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • kerstvakantie: in de even jaren de eerste week inclusief 1e kerstdag bij de vader en de tweede week inclusief Oud & Nieuw bij de moeder, en in de oneven jaren de eerste week inclusief 1e kerstdag bij de moeder en de tweede week inclusief Oud & Nieuw bij de vader;
  • voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • meivakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, en in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
- verleent toestemming aan de vader, welke toestemming die van de moeder vervangt,
om de hiervoor genoemde minderjarige in te schrijven op de [naam basisschool] te [plaats] ;
- bepaalt dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor iedere keer dat zij nalaat aan de in de beschikking van het Hof van 9 maart 2016 vastgestelde zorgregeling te voldoen;
- bepaalt dat die dwangsom vatbaar is voor verdere matiging en maximering door de rechtbank naderhand op de wijze zoals hiervoor is overwogen;
- verklaart deze beschikking tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af al hetgeen door de vader meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door de kinderrechters mr. J.M. Vink, mr. H. Wien en mr. M. van Paridon, bijgestaan door de griffier B.D. Muntz, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2016.