ECLI:NL:RBDHA:2016:13760
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van verblijfsrecht in Italië
Op 7 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die beroep had ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bestreden besluit, dat op 25 oktober 2016 was genomen, verklaarde de asielaanvraag van de eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank overwoog dat de eiser verblijfsrecht had in Italië op basis van een geldige verblijfsvergunning, waardoor zijn asielaanvraag in Nederland niet in behandeling kon worden genomen. De rechtbank benadrukte dat de eiser in Italië internationale bescherming geniet en dat hij zijn rechten daar moet uitoefenen.
De rechtbank ging verder in op de argumenten van de eiser, die stelde dat hij in Italië geen aanspraak kan maken op zijn asielrechten. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelde dat het bezit van een asielstatus in een EU-lidstaat voldoende is om te concluderen dat de banden van de vreemdeling met die lidstaat sterk genoeg zijn om hem te verplichten daarheen terug te keren. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de echtgenote en kinderen van de eiser in Nederland niet afdoet aan de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was en dat toetsing aan artikel 8 van het EVRM niet plaatsvond, omdat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Paulus.