In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2016 een beschikking gegeven inzake gezagsuitoefening en zorgregeling met betrekking tot een minderjarige. De vader en moeder hebben beiden verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag, waarbij de moeder verzocht om alleen het gezag te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is, wat leidt tot een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken van beide ouders om gezamenlijk gezag te beëindigen gegrond verklaard, maar heeft alleen de moeder het gezag over de minderjarige toegewezen. De rechtbank heeft daarbij de complexiteit van de situatie en de noodzaak van hulpverlening voor de minderjarige in overweging genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vader om een zorgregeling afgewezen, omdat de minderjarige momenteel verzet toont tegen contact met de vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om eerst hulpverlening te starten voordat er contact met de vader kan plaatsvinden. De bijzondere curator, drs. J.L. van Wesemael-Smit, is ontslagen van haar taak, en de proceskosten zijn gecompenseerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder onmiddellijk het gezag kan uitoefenen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.