ECLI:NL:RBDHA:2016:13521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig relaas en medische noodsituatie
Op 11 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, een Armeense vrouw, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 10 mei 2016. Eiseres had verklaard dat zij anderhalf jaar ondergedoken was, dat zij was opgepakt, verkracht en mishandeld, en dat haar dochters ontvoerd waren. De staatssecretaris achtte deze verklaringen ongeloofwaardig. Eiseres voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte had geconcludeerd dat zij pas op 31 december 2015 eigen asielmotieven had geuit en dat de medische correspondentie niet correct was geïnterpreteerd. Tijdens de zitting op 14 oktober 2016 was eiseres aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het element van nationaliteit en identiteit geloofwaardig had geacht, maar dat de overige elementen van het asielrelaas ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen medische noodsituatie was die een uitstel van vertrek rechtvaardigde. Eiseres had geen concrete aanknopingspunten aangedragen die twijfels zouden kunnen rechtvaardigen aan de juistheid van het BMA-advies. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.