ECLI:NL:RBDHA:2016:13514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
AWB 16/1035
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring aanvraag verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft eiseres, van Turkse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier in verband met het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije. De aanvraag werd op 29 januari 2015 ingediend, maar eiseres is niet verschenen op een afspraak om de aanvraag in te dienen en de vereiste leges te betalen. Verweerder, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, heeft de aanvraag op 26 juni 2015 buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit werd op 13 januari 2016 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 21 juni 2016 uitspraak gedaan. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet had voldaan aan de vereiste leges voor de behandeling van haar aanvraag. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, aangezien eiseres niet aan de wettelijke voorschriften voldeed. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres in beroep had kunnen gaan tegen de hoogte van de leges, maar dat zij eerst de verschuldigde leges had moeten voldoen.

De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Penning en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1035

proces-verbaal van de mondeling uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres],

Geboren op [geboortedatum],
v-nummer: [nummer]
Van Turkse nationaliteit,
eiseres,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 29 januari 2015 niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 13 januari 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2016. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. drs. J.P.M. Wuite.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 29 januari 2015 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in verband met het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije. Eiseres is vervolgens bij brief van verweerder van 25 februari 2015 uitgenodigd om op 17 maart 2015 bij het loket haar aanvraag in te dienen en de voor de aanvraag vereiste leges te betalen. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat indien eiseres niet op de afspraak verschijnt, zij geen aanvraag voor een verblijfsvergunning kan indienen en dat indien zij de vereiste leges niet betaalt, verweerder de aanvraag niet in behandeling neemt. Eiseres is zonder opgave van redenen niet verschenen op deze afspraak. Verweerder geeft te kennen, hetgeen niet door eiseres wordt betwist, dat eiseres op die afspraak zonder opgaaf van redenen niet is verschenen en de verschuldigde leges niet heeft betaald.
2. Bij besluit van 26 juni 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres buiten
behandeling gesteld omdat eiseres de voor het in behandeling nemen van de aanvraag vereiste leges niet heeft betaald. Gelet hierop, zo overweegt verweerder, heeft eiser niet voldaan aan de wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag.
Eiseres heeft aangevoerd dat de hoogte van de gevorderde leges in strijd is met het algemene non-discriminatiebepaling in artikel 9 van de associatieovereenkomst. Zij verwijst daarvoor naar een arrest van het Hof van Justitie van 29 april 2010, rechtsoverwegingen 75 en 76.
3. Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) bepaalt, voor zover van belang, dat de vreemdeling leges verschuldigd is voor de afdoening van de aanvraag. Als betaling achterwege blijft, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Artikel 24, tweede lid, van de Vw 2000 wijkt in zoverre af van artikel 4:5 van de Awb dat, indien betaling van de voor afdoening van de aanvraag verschuldigde leges achterwege blijft, verweerder niet slechts de bevoegdheid toekomt de aanvraag niet te behandelen, maar dat hij daartoe ook is gehouden.
Niet wordt door eiser bestreden dat hij de voor de onderhavige aanvraag vereiste leges niet heeft voldaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was verweerder derhalve op grond van artikel 4:5, vierde lid, van de Awb bevoegd, en op grond van artikel 24, tweede lid, van de Vw 2000 verplicht, om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden kunnen besluiten de aanvraag van eiser niet te behandelen.
Ten aanzien van de hoogte van de leges had eiseres in beroep kunnen gaan. Eiseres had dan echter wel eerst de verschuldigde leges moeten voldoen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 juni 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.