ECLI:NL:RBDHA:2016:13421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
09/842134-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag, oplichting bij drugstransactie, voorhanden hebben van een vuurwapen en aanwezig hebben van hennep

Op 11 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, oplichting bij een drugstransactie, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het in vereniging aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 maart 2016 in 's-Gravenhage samen met anderen betrokken was bij een schietincident tijdens een ripdeal. De verdachte heeft meermalen met een vuurwapen geschoten, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte de poging tot doodslag, het aanwezig hebben van hennep en het voorhanden hebben van een vuurwapen wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank weegt in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op omstanders en de rol van de verdachte in het criminele circuit mee. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842134-16
Datum uitspraak: 11 november 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West – De Dordtse Poorten te Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 juni 2016, 1 september 2016 en 28 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. F. Uzumcu, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) (vooralsnog) onbekend gebleven pers(o)on(en) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) (vooralsnog) onbekend gebleven pers(o)on(en) van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) (vooralsnog) onbekend gebleven pers(o)on(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen geschoten;
2.
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6636,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 03 maart 2016 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, althans een vuurwapen (merk Beretta, model 34, kaliber 9 mm kort), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten twee, althans een (aantal) patr(o)on(en) (merk Sellier&Bellot, kaliber 9 mm kort), voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
De verdenking
De verdenking komt er, zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan poging moord (feit 1 primair) dan wel aan poging doodslag (feit 1 subsidiair) dan wel aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht (feit 1 meer subsidiair) door met een ander met een vuurwapen te schieten.
De verdenking luidt verder, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 6.636,3 gram hennep (feit 2) en dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de aan hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
Hiertoe heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte een vuurwapen heeft afgeschoten of dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood van een persoon zou intreden. Uit de getuigenverklaringen valt niet te destilleren dat verdachte heeft geschoten. Bovendien vormt het enkel schieten met een vuurwapen geen bedreiging voor een persoon. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het louter aanwezig zijn en het zich niet distantiëren onvoldoende is voor het aannemen van een bewuste en nauwe samenwerking.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
Aanhouding verdachten
Op 3 maart 2016 omstreeks 20.41 uur vernemen verbalisanten dat er een schietincident heeft plaatsgevonden op het [adres] en dat een grijze Seat Leon voorzien van [kenteken] , waarbij de laatste twee cijfers mogelijk op [nummer] gelijkend waren, van de locatie was weggereden. Omstreeks 20.51 uur wordt gezien dat een grijze Seat Leon, voorzien van [kenteken] , in de richting van de [adres] rijdt. Omstreeks 20.56 uur komt de Seat op de [adres] bij een stoplicht tot stilstand. Nadat een eerste autoprocedure wordt aangevangen rijdt de Seat met hoge snelheid weg. Verderop op de [adres] komt het voertuig opnieuw tot stilstand waarna de bestuurder, naar later blijkt verdachte [verdachte] , en de bijrijder, naar later blijkt [medeverdachte 1] , kunnen worden aangehouden. Vanuit de auto wordt door [verbalisant] een sterke henneplucht waargenomen. [2]
[medeverdachte 1] heeft een fors postuur en is ongeveer 1.85 tot 1.90 meter lang. Hij draagt een lichtgrijs sweatervest met capuchon en een lichtgrijze joggingbroek bij zijn aanhouding. [3]
Verdachte draagt bij zijn aanhouding onder meer een groenkleurige winterjas met capuchon en lichtkleurige bontkraag, een blauwe spijkerbroek en donkergrijze schoenen van het merk Nike. [4]
Bevindingen Seat Leon
In de Seat Leon wordt op de achterbank en op de grond achter de bijrijdersstoel 6.636,3 gram hennep aangetroffen. De hennep is verdeeld over zes gripzakken van elk 1.000 gram, een gele boodschappentas met 600 gram knipresten en een klein gripzakje met daarin 31 gram kniprestanten en 5,3 gram henneptoppen. Op de achterbank lag eveneens een donkere sporttas. [5] De waarde van de aangetroffen hennep bedraagt € 21.767,-. [6]
In de Seat Leon wordt verder onder meer een bundel contant geld aangetroffen, waarvan de waarde aanvankelijk op € 11.555,- is vastgesteld. Het geld zat in een bundel en zat in een jaszak die lag op de passagiersstoel. In dezelfde jas trof een verbalisant een bevel tot inverzekeringstelling op naam van [medeverdachte 1] aan. Wanneer verbalisanten de bundel uiteen halen zien zij dat er zich meerdere rechthoekig geknipte krantenknipsels van een Rotterdamse krant tussen het geld bevonden. Deze waren niet zichtbaar toen het geld gebundeld zat. [7] Van het aangetroffen geld blijken bovendien 18 briefjes van € 500,- vals. [8]
Aantreffen vuurwapen
[verbalisant] hebben tijdens de achtervolging waargenomen dat de bijrijder van de Seat Leon het bijrijdersraam opende en ter hoogte van de [adres] een voorwerp uit het raam gooit. [9]
Op de [adres] wordt een korte tijd later op het trottoir een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen zat onder het zand. [verbalisant] leidt hieruit af dat het vuurwapen kennelijk eerst in de zanderige berm terecht is gekomen. [10]
Het aangetroffen wapen is een vuurwapen van het merk Beretta. Het was geladen en in de kamer van het wapen werd een patroon aangetroffen. De munitie was 9 mm en van het merk Sellier & Bellot. [11]
Getuigenverklaringen met betrekking tot het schietincident
Naar aanleiding van het schietincident is een groot aantal getuigen gehoord. Verscheidende getuigen hebben meerdere knallen gehoord op het [adres] en gezien dat eerst een grijze personenauto met hoge snelheid en na enige tijd een witte stationwagen zijn weggereden van het [adres] .
[getuige 3] heeft verklaard dat zij geschreeuw hoorde en twee mannen in een grijze auto zag stappen. Een andere man had een pistool in zijn handen dat hij richtte op deze twee mannen. [getuige 3] hoorde knallen en zag de grijze auto wegrijden in de richting van de [adres] . De drie personen waren uit het portiek van [adres] gekomen, al heeft [getuige 3] niet gezien uit welk huis van dat portiek. De twee mannen omschrijft [getuige 3] als licht getint en tussen de 20 en 35 jaar oud. De derde man omschrijft zij als donker gekleed, lang donker haar en tussen de 20 en 40 jaar oud. [12]
[getuige 4] hoorde schoten en zag drie mannen en een vrouw. Eén van de mannen droeg een zwarte spijkerbroek, een zwarte leren jas en had zwart krullend haar. Deze man had een pistool in zijn handen en schoot meerdere keren. Twee mannen liepen met twee zwarte sporttassen waar iets groens in zat. Twee mannen zijn in een zilverkleurige auto gestapt. Een man en een vrouw zijn in een andere auto gestapt. [13]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij knallen hoorde en zag dat een man in een grijze gewatteerde jas met een capuchon met daaraan een bontkraag over een auto leunde. Deze man was kleiner dan 1.85 meter, was iets gedrongen en had zijn capuchon op. Een in het donker gekleed persoon stond tegenover de eerste man eveneens in een schietpositie over het dak van een auto geleund. Deze man had een zilveren revolver in zijn handen. De man met de capuchon had een donker, klein vuurwapen in zijn handen. De schoten uit dat vuurwapen klonken lichter dan de schoten uit de revolver. [getuige 1] is weggedoken maar hoorde autodeuren en gierende banden. Toen hij wederom keek zag hij dat een zilver grijze Seat Leon met een kenteken dat in ieder geval bestond uit [kenteken] weg reed. Een andere zilveren auto reed er achteraan. [14]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij knallen hoorde en daarna twee mannen naar een geparkeerde auto zag rennen. Ze hoorde dat er op dat moment geschoten werd. Ze zag en hoorde dat de man die aan de bestuurderszijde van de auto stond schoot in de richting van waar zij zojuist vandaan kwamen. Dit deed hij met zijn rechterarm gestrekt over het dak van de auto. [getuige 2] heeft verklaard dat ze vonken uit het wapen zag komen, dat er meerdere keren geschoten werd en dat zij hoorde dat er ook uit de richting van waar de mannen vandaan kwamen werd geschoten. De twee mannen stapten in een zilverkleurige auto met achterbak. De man die had geschoten stapte in als bestuurder van deze auto. [15]
[getuige 5] hoorde eveneens knallen waarna ze een zilvergrijze auto zag wegscheuren. De man op de bijrijdersplaats had iets lichts of wittigs aan. Een licht gekleurde jas of trui. [16]
Camerabeelden
[verbalisant] heeft camerabeelden die zijn verkregen van [adres] uitgekeken en daarover onder meer geverbaliseerd dat er twee personen aan de overzijde van het plein (de rechtbank begrijpt: aan de kant van onder meer perceel 34) van de woningen komen aanrennen. Eén van de personen draagt lichtkleurige kleding en één persoon donkere kleding. Vrijwel direct daarna komt er een derde persoon in donkere kleding aanrennen. De rennende personen worden aan het beeld onttrokken. Vervolgens rijdt een lichtkleurige auto, mogelijk een Seat Leon, voorbij in de richting van de [adres] . Aan het verplaatsend lichtschijnsel te zien rijdt er mogelijk een tweede auto weg. [17]
Bevindingen na forensisch onderzoek
Na hun aanhouding zijn schiethanden afgenomen bij verdachte (AABL3281NL) en bij [medeverdachte 1] (AABL3263NL). Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft de stubs van de onderzoekssets schiethanden onderzocht. Op de onderzochte delen van de stubs van de onderzoekset waarmee de handen van [verdachte] zijn bemonsterd zijn vijf categorie A deeltjes en één categorie B deeltjes aangetroffen. Op de onderzochte delen van de stubs van de onderzoekset waarmee de handen van [medeverdachte 1] zijn bemonsterd zijn circa 100 categorie A deeltjes en 105 categorie B deeltjes aangetroffen. Het NFI heeft geconcludeerd dat dat er een
vrijwel zekererelatie is tussen de stubs van de onderzoekssets schiethanden van [medeverdachte 1] en [verdachte] en een schietproces. [18]
Na het schietincident zijn in de woning gelegen aan [adres] (in)schotbeschadigingen, perforaties, hulzen en kogelpunten aangetroffen. De politie heeft niet met zekerheid kunnen vaststellen of schoten in de woning zijn afgevuurd of vanuit de portiek met een geopende voordeur. [19]
Op een parkeervak (AJK0133NL), in of nabij het portiek van perceel 34 (AAJK0131NL en AAJK0134NL) en op het wegdek van het [adres] (AAJK0130NL) zijn meerdere kogelhulzen aangetroffen. [20]
De hulzen en de kogels zijn vergeleken met het op de [adres] aangetroffen vuurwapen (AAJK4428NL).
Met betrekking tot de vier bovengenoemde hulzen heeft het NFI geconcludeerd dat het
minimaal zeer veel waarschijnlijkeris dat de hulzen zijn verschoten met het op de [adres] aangetroffen vuurwapen dan met één of meer andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber. [21]
Het verpakkingsmateriaal van de in de Seat Leon aangetroffen hennep is eveneens onderzocht. [22] Hierop zijn meerdere mogelijk bruikbare dactyloscopische sporen veiliggesteld. Verder onderzoek heeft uitgewezen dat op vijf van de zes zakken van 1.000 gram dactyloscopische sporen zijn aangetroffen die een match hebben opgeleverd met de vingerafdrukken van [medeverdachte 2] . [23]
Onderzoek naar het spoor voorzien van sin-nummer AAJK6627NL, afkomstig vanaf gripzak nummer 5, heeft geleid tot individualisatie van het spoor op [medeverdachte 1] . [24] Onderzoek naar het spoor voorzien van sin-nummer AAJK6633NL, afkomstig vanaf gripzak nummer 6, heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte. [25]
Identiteit van de bewoner van [adres]
Er zijn in de woning gelegen op [adres] meerdere goederen aangetroffen waarop mogelijk bruikbare dactyloscopische sporen zijn veiliggesteld. Verder onderzoek heeft geleid tot de individualisatie van [medeverdachte 2] op vijftien in de woning aangetroffen dactyloscopische sporen. [26]
[getuige 6] heeft verklaard dat hij de woning op [adres] huurde van Staedion. Hij woonde daar niet omdat hij zijn zieke vriendin moest verzorgen. De persoon die op [adres] woonde was [medeverdachte 2] , een lange magere jongen met zwart donker haar. Wanneer aan [getuige 6] een foto van [medeverdachte 2] wordt getoond verklaart hij dat hij hem voor duizend procent herkent als de persoon die de woning van hem huurde. [27]
Verklaring [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij op 3 maart 2016 samen met [verdachte] vanuit Rotterdam naar Den Haag is gereden. [28] Wanneer hem wordt gevraagd naar het schietincident op het [adres] beroept hij zich op zijn zwijgrecht.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Als eerste stelt de rechtbank op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] en verdachte de twee personen zijn die direct na het schietincident in een grijze Seat Leon zijn wegreden van het [adres] . [getuige 1] heeft namelijk na het incident een Seat Leon voorzien van een kenteken dat in ieder geval bestond uit [kenteken] zien wegrijden en [medeverdachte 1] en verdachte zijn slechts enkele minuten later en na een korte achtervolging aangehouden in een grijze Seat Leon met [kenteken] . Daarbij hebben meerdere getuigen gezien dat er op het [adres] twee mannen naar een grijze personenauto zijn gerend om daar vervolgens in weg te rijden. Meer specifiek heeft [getuige 5] gezien dat de bijrijder een lichtgekleurde jas of trui droeg en heeft [getuige 1] beschreven dat een van de mannen een grijze gewatteerde jas met een capuchon en met daaraan een bontkraagje droeg. Dit komt overeen met de kleding die [medeverdachte 1] en verdachte droegen bij hun aanhouding.
Ten tweede kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] en verdachte, voordat zij met de Seat Leon zijn weggereden, in de woning gelegen op [adres] zijn geweest en dat de in de Seat aangetroffen hennep afkomstig is uit deze woning. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de verklaring van [getuige 3] dat de personen uit het portiek van [adres] waren gekomen, dit is hetzelfde portiek als nummer 34. Voorts heeft [getuige 4] verklaard dat de twee mannen zwarte tassen met groen spul bij zich hadden, hetgeen overeenkomt met de omstandigheid dat in de Seat Leon een donkere sporttas bij de hennep werd aangetroffen. De rechtbank wijst vervolgens op de geïdentificeerde dactyloscopische sporen in de woning aan het [adres] en op de verklaring van [getuige 6] , waaruit zij afleidt dat [medeverdachte 2] op 3 maart 2016 woonachtig was in de woning gelegen aan [adres] te Den Haag. Op het verpakkingsmateriaal van vijf van de zes zakken hennep zijn vingerafdrukken van [medeverdachte 2] gevonden.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat er zowel (in het portiek van) de woning op het [adres] is geschoten, als op het plein. Deze vaststelling volgt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 1] en [getuige 2] en de aangetroffen hulzen, patronen en inschotbeschadigingen. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank gebruik gemaakt van het vuurwapen dat door [medeverdachte 1] uit het bijrijdersraam van de Seat Leon is weggegooid, gelet op de conclusie van het NFI dat het minimaal zeer veel waarschijnlijker is dat de hulzen die zijn aangetroffen in en nabij de [adres] zijn verschoten met dit vuurwapen. De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 1] bij het schietincident volgt bovendien uit de conclusie van het NFI met betrekking tot het onderzoek schiethanden.
Voor de beantwoording van de vraag naar de identiteit van de schutters, heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaringen van [getuige 1] dat de man in de grijze gewatteerde jas met een capuchon met daaraan een bontkraag vanuit een schietpositie heeft geschoten naar een man tegenover hem, de kleding van verdachte bij zijn aanhouding, de verklaring van [getuige 2] dat de bestuurder van de grijze auto met zijn rechterarm gestrekt over het dak had geschoten in de richting van waar zij vandaan waren gekomen en tot slot de omstandigheid dat verdachte de Seat Leon bestuurde voordat hij werd aangehouden. Op basis van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] meermalen gericht heeft geschoten op de man met de donkere kleding. Daarbij heeft hij bewust en nauw samengewerkt met [medeverdachte 1] .
Conclusie ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging moord op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de opzet op de dood
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat door verdachte gericht is geschoten dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of [medeverdachte 1] en [verdachte] door aldus te handelen zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat ten gevolge daarvan een persoon zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het afschieten van meerdere kogels op een persoon uit een met scherpe munitie geladen vuurwapen de dood van het slachtoffer ten gevolg kan hebben. Desondanks is er in de onderhavige situatie gericht – want vanuit een schietpositie met gestrekte armen – meerdere keren geschoten in de richting van een ander.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke gedraging, gelet op de aard van deze gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het — behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken — niet anders kan zijn dan dat hiermee de aanmerkelijke kans werd aanvaard dat het slachtoffer door een kogel gewond zou raken en als gevolg daarvan zou komen te overlijden.
Conclusie ten aanzien van feit 1 subsidiair
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in vereniging de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het aanwezig hebben van de hennep is vereist dat deze hennep zich in de machtssfeer van de verdachte bevond, waarbij hij een zekere mate van wetenschap van de aanwezigheid van de hennep moet hebben gehad. In de onderhavige situatie stelt de rechtbank vast dat er een grote hoeveelheid is aangetroffen in het voertuig waarin [medeverdachte 1] en verdachte zijn aangehouden. Op twee van de zakken waarin de hennep zat verpakt zijn een vingerafdruk van [medeverdachte 1] respectievelijk verdachte aangetroffen. Bovendien weegt de rechtbank mee dat door [verbalisant] een sterke henneplucht werd waargenomen die afkomstig was uit het voertuig. Hieruit blijkt voor zowel verdachte als voor medeverdachte [medeverdachte 1] voldoende wetenschap van de aanwezigheid van de hennep en van een beschikkingsmacht over deze hennep.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder feit 2 ten laste gelegde in vereniging aanwezig hebben van 6.636,3 gram hennep wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] op het [adres] heeft geschoten met het wapen dat door [medeverdachte 1] uit de Seat Leon is weggegooid. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel [verdachte] – ten tijde van het schietincident – als [medeverdachte 1] – ten tijde van het uit het voertuig werpen – naar het oordeel van de rechtbank macht hebben uitgeoefend over het vuurwapen.
De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 3 maart 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een vooralsnog onbekend gebleven persoon van het leven te beroven, met dat opzet
tezamen en in vereniging met een andermeermalen, met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 3 maart 2016 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.636,3 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 3 maart 2016 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een pistool, (merk Beretta, model 34, kaliber 9 mm kort), en bijbehorende munitie van categorie III, te weten twee, patronen (merk Sellier&Bellot, kaliber 9 mm kort), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt met als gevolg dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor zover verdachte in zijn verdediging de daarvoor noodzakelijke grenzen heeft overschreden, komt hem een beroep op noodweerexces toe, aldus de raadsman.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verweer niet kan slagen aangezien verdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd en de raadsman zich enkel beroept op een proces-verbaal van de politie. Verder is terug schieten met een vuurwapen, zeker wanneer er door verdachte geen verklaring is gegeven over de omstandigheden, niet als proportionele reactie aan te merken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst het verweer van de raadsman af en oordeelt dat verdachte geen beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Het verweer van de raadsman mist iedere feitelijke onderbouwing nu op geen enkele wijze is gebleken dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding waartegen het voor verdachte noodzakelijk was zich te verdedigen.
De rechtbank oordeelt dat het bewezenverklaarde en verdachte strafbaar zijn, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of van verdachte opheffen of uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest eventueel in combinatie met een voorwaardelijk deel.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan een poging doodslag door met zijn mededader midden in een woonwijk meerdere keren gericht op een ander persoon te schieten met scherpe munitie. De schietpartij lijkt zich af te spelen binnen het criminele circuit waarbij verdachte en zijn mededader in het kader van een ripdeal een gewapende confrontatie zijn aangegaan met personen die tot dat moment beschikten over een grote hoeveelheid hennep. Deze hennep is vervolgens door verdachte en zijn mededader weggenomen. Diverse omwonenden en voorbijgangers zijn ongewild getuige geweest van deze schietpartij, hetgeen hen zeer angstige momenten heeft bezorgd. Het is niet denkbeeldig dat zij hiervan traumatische gevolgen hebben ondervonden. Dat omstanders niet gewond zijn geraakt, is niet te danken aan het handelen van verdachte en zijn mededader. Bovendien brengt het ongecontroleerde bezit van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee zodat hiertegen stevig moet worden opgetreden. Verdachte heeft zich door aldus te handelen in vereniging schuldig gemaakt aan een zwaar misdrijf. Dat betekent dat uit een oogpunt van vergelding en normbevestiging geen andere straf voor oplegging in aanmerking komt dan één die vrijheidsbeneming van aanmerkelijke duur met zich brengt.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 maart 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 juni 2016, betreffende verdachte, opgemaakt en ondertekend door [Reclassering] , reclasseringswerker, [naam] , leidinggevende. De reclassering concludeert dat zij gezien de ernst van het delict, het beroep op het zwijgrecht door verdachte en de sociaal wenselijke houding van verdachte niet tot een gedegen plan van aanpak kan komen. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Voorts houdt de rechtbank er in het nadeel van verdachte rekening mee dat verdachte geen blijk van enig inzicht in zijn rol en zijn verantwoordelijkheid heeft gegeven.
Alles overwegende, in het bijzonder de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De rechtbank zal derhalve een straf opleggen gelijk aan de eis van de officier van justitie. Gelet op de hoogte van de straf zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

6.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 47, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van poging tot doodslag
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van toetsing met het nummer PL1500-2016062912, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-west, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 400) en de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016062912, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-west, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1286).
2.Proces-verbaal aanhouding [medeverdachte 1] , blz. 9 t/m 11 (toetsingsdossier) en proces-verbaal aanhouding [verdachte] , blz. 38 t/m 40 (toetsingsdossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 16 t/m 19 (toetsingsdossier).
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 43 t/m 48 (toetsingsdossier).
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 62 t/m 63 (toetsingsdossier), proces-verbaal Team Forensische Opsporing, blz. 67 t/m 68 (toetsingsdossier).
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 101 t/m 102.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 362 t/m 373 (toetsingsdossier).
8.Proces-verbaal “vals geld [medeverdachte 1] ”, blz. 386 t/m389 (toetsingsdossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 62 t/m 63 (toetsingsdossier).
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 69 t/m 70 (toetsingsdossier).
11.Proces-verbaal, Team Forensische Opspring, blz. 184 t/m 188 (toetsingsdossier).
12.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] , blz. 100 t/m 103 (toetsingsdossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 98 (toetsingsdossier).
14.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] , blz. 164 t/m 169 (toetsingsdossier).
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , blz. 120 t/m 123 (toetsingsdossier).
16.Proces-verbaal verhoor [getuige 5] , blz. 176 t/m 183 (toetsingsdossier).
17.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] , blz. 432 t/m 462.
18.Een NFI-rapport, te weten een schotrestenonderzoek, opgesteld en ondertekend d.d. 20 april 2016 door [deskundige] , NFI-deskundige schotrestenonderzoek, p. 1249-1264.
19.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 471 t/m 507, proces-verbaal van bevindingen, blz. 127 t/m 129 (toetsingsdossier) en proces-verbaal van bevindingen, blz. 140 t/m 149 (toetsingsdossier)
20.Processen-verbaal sporenonderzoek, met bijlagen, blz. 471 t/m 507 en blz. 963 t/m 994, processen-verbaal van bevindingen, blz. 127 t/m 129 (toetsingsdossier) en blz. 140 t/m 149 (toetsingsdossier).
21.Een NFI-rapport, te weten een wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Den Haag op 3 maart 2016, opgesteld en ondertekend d.d. 3 mei 2016 door [deskundige] , NFI deskundige wapens en munitie, blz. 1239 t/m 1247.
22.Proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging, blz. 1012 t/m 1017.
23.Proces-verbaal ‘dacty match [naam] uit Seat Leon, blz. 132 t/m 134, proces-verbaal uitslag sporenonderoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, blz. 1038 t/m 1043 en rapporten dactyloscopisch onderzoek, opgesteld en ondertekend door dactyloscopisch deskundigen, blz. 1053 t/m 1179.
24.Proces-verbaal individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen, blz. 1030 en een rapport, te weten een rapport Individualisatie, opgesteld en ondertekend d.d. 30 mei 2016 door dactyloscopisch experts [deskundige] en [deskundige] , p. 1031-1033
25.Proces-verbaal individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen, blz. 1034 en een rapport, te weten een rapport Individualisatie, opgesteld en ondertekend d.d. 30 mei 2016 door dactyloscopisch experts [deskundige] en [deskundige] , p. 1035-1037.
26.Proces-verbaal ‘dacty match [naam] uit woning [adres] , blz. 135 t/m 139, processen-verbaal uitslag sporen onderzoek, blz. 519 t/m 530, blz. 531 t/m 537 en 1044 t/m 1049 en rapporten dactyloscopisch onderzoek, opgesteld en ondertekend door dactyloscopisch deskundigen, blz. 1053 t/m 1179.
27.Processen-verbaal verhoor verdachte [getuige 6] , blz. 925 t/m 931 en blz. 932 t/m 934.
28.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , blz. 23 t/m 31 (toetsingsdossier).