ECLI:NL:RBDHA:2016:13256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van Penvaut bij vaststelling pensioenaanspraken militair en de rol van MGO-rapporten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een gewezen militair, en de minister van Defensie. De eiser had een verzoek ingediend voor toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip), dat door de minister was afgewezen. De eiser had eerder een MGO-rapport ontvangen waarin zijn mate van invaliditeit op 10% werd vastgesteld, maar de minister baseerde zijn beslissing op een later rapport dat de invaliditeit op 8,33% vaststelde. De rechtbank heeft de processtukken en de rapporten van de geneeskundige autoriteit en de Pensioen- en verzekeringsautoriteit (Penvaut) zorgvuldig bekeken. De rechtbank oordeelde dat de Penvaut bevoegd was om de pensioenaanspraken van de militair vast te stellen en dat de aanpassing van het MGO-rapport, hoewel niet geheel transparant, niet onzorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat het MGO-rapport was gemanipuleerd om de eiser te benadelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/2780 ABP

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Aarts),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: B.J. Engels Linssen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2015 heeft verweerder het verzoek van eiser om toekenning van een militair invaliditeitspensioen (mip) afgewezen.
Bij besluit van 24 februari 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2016.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser, gewezen [functie] , is sinds 1978 in dienst geweest bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij is in 2005 uitgezonden geweest naar Afghanistan en van augustus 2006 tot februari 2007 naar Irak. Hij is op 25 september 2007 uitgevallen en is sinds eind 2007 niet meer in staat geweest om voor meer dan 50% zijn werkzaamheden te hervatten. Aan eiser is per 1 oktober 2011 eervol ontslag verleend.
1.2
Eiser heeft bij brief van 22 maart 2013 een mip aangevraagd. Op 15 augustus 2013 heeft psychiater P.J.H. Notten omtrent eiser een rapport uitgebracht. Op 10 oktober 2013 is een rapportage van het militair geneeskundig onderzoek (MGO) uitgebracht met als uitkomst de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS), gedeeltelijk in remissie. Er is nog geen sprake van een eindtoestand. In het rapport is vermeld dat bij eiser sprake is van doorgemaakte T1 traumata tijdens zijn uitzending naar Irak. Voor het ontstaan van de PTSS geldt het multicausale verklaringsmodel. Voor de PTSS wordt verergerend dienstverband aanvaard. De mate van invaliditeit wordt vastgesteld op 8,33%. Bij dit onderzoek is het PTSS Protocol gehanteerd. Daarnaast is eiser dienstongeschikt geacht op datum ontslag uit de militaire dienst, in casu 1 oktober 2011, binnen een maand nadien en op datum binnenkomst rekest, te weten 22 maart 2013.
1.3
Bij besluit van 22 juni 2015 heeft verweerder het verzoek van eiser om toekenning van een mip afgewezen.
Eiser heeft bij brief van 14 augustus 2015 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eiser acht het onbegrijpelijk dat hij sinds 14 november 2013 in het bezit is van een MGO- rapport van 10 oktober 2013, waarin is vermeld dat de mate van invaliditeit 10% bedraagt, en dat verweerder sinds 6 juni 2014 beschikt over een MGO-rapport waarin het percentage 8,33 is vermeld. Het rapport dat eiser in zijn bezit heeft, heeft het visum van de geneeskundige autoriteit van 16 oktober 2013. Eiser heeft dit rapport op zijn verzoek toegezonden gekregen door de geneeskundige autoriteit, zijnde de commandant Bureau Medische Beoordelingen (BMB).
In een e-mailbericht aan BMB van 3 mei 2015 is namens eiser gevraagd of het MGO-rapport naar het ABP is verstuurd. Bij e-mailbericht van 20 mei 2015 heeft de commandant BMB medegedeeld dat dit rapport, nadat enige discussie met de Pensioen- en verzekeringsautoriteit (Penvaut) tot aanpassing had geleid, wederom en wel op 21 mei 2014 is opgestuurd naar de Penvaut ter verdere afhandeling. Eiser heeft medio 2015 op zijn verzoek een afschrift van het MGO-rapport gekregen, waarin de mate van invaliditeit van 8,33% is vermeld. Het verschil tussen beide rapporten is het percentage, de plaatsing datum en handtekening en de plaatsing van de tekst ‘aandoening van psychische aard’ onder C.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de mate van invaliditeit 10% bedraagt en dat het oorspronkelijke MGO-rapport is gemanipuleerd teneinde te voorkomen dat hij aanspraak krijgt op een mip.
1.4
Eiser heeft de kwestie tevens voorgelegd aan de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg (IMG). De IMG heeft eiser bij brief van 7 september 2015 medegedeeld dat hij - als toezichthouder op de militaire gezondheidszorg - over de kwestie contact heeft gehad met de beoordelend bedrijfsarts van BMB en met de viserend verzekeringsarts, tevens commandant BMB. Medegedeeld is dat het antedateren van stukken, i.c. commissie-rapporten, als onzorgvuldig moet worden aangemerkt en daarom achterwege dient te blijven. Genoemde functionarissen hebben toegezegd maatregelen te zullen nemen om herhaling hiervan te voorkomen. De IMG zal geen uitspraak doen met betrekking tot de concrete zaak, gezien de lopende en openstaande formele procedures. Voorts is in algemene zin ingegaan op de geldende regels.
1.5
Bij brief van 8 december 2015 heeft de commandant BMB, tevens verzekeringsarts en geneeskundige autoriteit, verweerder een nadere reactie gestuurd op het bezwaar van eiser.
Bij brief van 28 december 2015 heeft eiser verweerder medegedeeld dat de feitelijke werkwijze in strijd is met artikel 12 van het Besluit procedure geneeskundig onderzoek blijvende dienstongeschiktheid (het Besluit).
Eiser is op 11 februari 2016 gehoord in het kader van zijn bezwaar.
Bij besluit van 24 februari 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2 Eiser heeft aangevoerd dat de vigerende regelgeving eraan in de weg staat dat de Penvaut het rapport naar BMB terugstuurt wanneer hij het er niet mee eens is. Daarnaast kan van een administratieve fout door het vermeende niet geviseerde rapport naar eiser te sturen geen sprake zijn.
3.1
Ingevolge artikel 1 van het Besluit wordt in dit besluit verstaan onder
b. geneeskundige autoriteit: de door de minister van Defensie aan te wijzen medische autoriteit, die hem adviseert omtrent blijvende dienstongeschiktheid.
e. pensioenverzekeringsautoriteit: een door de minister van Defensie aan te wijzen medisch adviseur, die hem adviseert omtrent de pensioenverzekeringsaspecten.
f. commissie: de commissie genoemd in artikel 3.
3.2
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit wordt een al dan niet na langdurig ziekteverzuim te houden geneeskundig onderzoek, als ook een herhaald geneeskundig onderzoek naar blijvende dienstongeschiktheid, ingesteld door een commissie, welke bestaat uit ten minste drie artsen, waarvan de voorzitter, tevens lid, en de overige leden worden aangewezen door de geneeskundige autoriteit.
3.3
Artikel 12 van het Besluit luidt als volgt:
“1. De pensioenverzekeringsautoriteit kan bij de vaststelling van de aanspraken van de militair, ter vervanging van een eigen pensioenkeuring gebruik maken van een geneeskundig onderzoek door de commissie.0
2. Indien de pensioenverzekeringsautoriteit van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid gebruik wenst te maken, richt hij daartoe een verzoek aan de geneeskundige autoriteit onder gelijktijdige opgave van de behandelend medisch adviseur. 0
3. De commissie brengt omtrent de eventuele pensioenaanspraken van de militair een nader rapport uit aan de pensioenverzekeringsautoriteit. 0
4. In voorkomend geval kan de commissie tevens gevraagd worden een advies uit te brengen omtrent de vraag of en zo ja in hoeverre na ontslag alsnog sprake is van verwonding, ziekten of gebreken als bedoeld in de bij of krachtens Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen inzake invaliditeit met dienstverband.”
4 De rechtbank overweegt dat eiser op zijn verzoek een afschrift is toegezonden van het MGO-rapport van de Commissie Geneeskundig Onderzoek BMB van 10 oktober 2013, waarin is vermeld dat eisers mate van invaliditeit met dienstverband 10% bedraagt. Dit rapport bevat het visum van de geneeskundige autoriteit, te weten een ondertekening door de commandant BMB van 16 oktober 2013. Het rapport bevatte geen visum van de Penvaut. Het MGO-rapport waarover eiser beschikte was derhalve nog niet vastgesteld.
De Penvaut heeft, nadat hem het MGO-rapport was voorgelegd, contact gehad met de voorzitter van de commissie. De Penvaut was van mening dat, gelet op het PTSS Protocol, in een bepaalde rubriek een te hoge score was gegeven. Een aanpassing van de betreffende score zal vervolgens niet dienen te leiden tot een mate van invalidititeit van 10% invaliditeit, maar van 8,33%. De commissie heeft het MGO-rapport op dit punt aangepast, in die zin dat de betreffende pagina’s met correcties zijn ingevoegd in het bestaande rapport. De datum van het visum van de geneeskundige autoriteit is daarbij hetzelfde gebleven. Vervolgens is het aangepaste MGO-rapport op 10 juni 2014 voorzien van het visum van de Penvaut en daarmee vastgesteld.
Uit de brief van de geneeskundige autoriteit van 8 december 2015 blijkt dat het aanpassen van een MGO-rapport, zonder daarbij een nieuwe datum te vermelden, destijds gebruikelijk was. Voorts heeft hij medegedeeld dat hij viseert voor de dienstgeschiktheid en de Penvaut viseert voor de dienstverbandaanspraken. Hij heeft als geneeskundige autoriteit geen bevoegdheden aangaande het vaststellen van het invaliditeitspercentage in het kader van het mip.
De rechtbank overweegt voorts dat de Penvaut, gelet op zijn bevoegdheid om de pensioenaanspraken van de militair vast te stellen, heeft gehandeld overeenkomstig artikel 12 van het Besluit. Niet valt in te zien dat de Penvaut, indien in het MGO-rapport de vastgestelde beperkingen worden vertaald in onjuiste scores - die vervolgens weer leiden tot een onjuist invaliditeitspercentage -, dit niet nogmaals zou mogen voorleggen aan de commissie. Dit behoort ook tot de inhoudelijke (kwaliteits)controle die voorafgaat aan het visum van de Penvaut. Bovendien is de Penvaut een verzekeringsarts RGA. Hij heeft vanuit zijn expertise kennis van de wijze waarop beperkingen en de mate van invaliditeit wordt vastgesteld. Uit vaste jurisprudentie (zie ook de uitspraak van deze rechtbank van 15 april 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4172) blijkt dat het bij uitstek tot het specialisme van de verzekeringsarts behoort om de als gevolg van ziekte ontstane beperkingen en de mate van invaliditeit vast te stellen, daarbij rekening houdend met de van de behandelend sector verkregen informatie.
De IMG heeft in zijn brief van 7 september 2015 vermeld hoe de correctieprocedure zou moeten verlopen. Uit de brief van de geneeskundige autoriteit van 8 december 2015 blijkt voorts dat de betreffende werkwijze inmiddels is veranderd en dat in voorkomend geval een nieuw rapport, met een nieuwe datum, wordt uitgebracht. Hoewel de correctie van het MGO-rapport in het geval van eiser niet geheel inzichtelijk is verlopen, kan niet worden gezegd dat daarmee het uiteindelijk vastgestelde MGO-rapport op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen dan wel inhoudelijk onjuist is te achten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser niet, met onderbouwing door een medisch deskundige, gronden naar voren heeft gebracht ter zake van de scores die zijn gegeven voor de diverse sub-rubrieken. Er bestaan geen aanwijzingen dat het MGO-rapport is gemanipuleerd teneinde te voorkomen dat eiser aanspraak krijgt op een mip.
5 Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.