4.3Aangaande geschilpunt e) stelt eiseres zich op het standpunt dat de boete moet worden vernietigd en aangaande geschilpunt f) dat zij recht heeft op integrale vergoeding van de proceskosten.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld alsnog de correctie inzake het [naam van zwembad] terug te nemen en dat de boete moet vervallen omdat ten onrechte een vergrijpboete in plaats van een verzuimboete is opgelegd. Voor het overige dient de naheffingsaanslag te worden gehandhaafd. Eiseres heeft volgens verweerder geen recht op integrale vergoeding van proceskosten.
6. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 288.374 (€ 564.527 /- 207.287 -/- € 68.866), tot vernietiging van de boetebeschikking en tot veroordeling van verweerder in de proceskosten van € 41.760, exclusief omzetbelasting of € 50.529,60 inclusief omzetbelasting.
7. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 495.661 (€ 564.527 -/- € 68.866), tot vernietiging van de boetebeschikking en tot een forfaitaire proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Beoordeling van het geschil
Extrapolatie
8. Het extrapoleren van resultaten van een in een bepaald jaar gehouden onderzoek naar andere jaren is mogelijk, als er voldoende grond is om aan te nemen dat die jaren een constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie of op voorhand vaststaat dat de data in die jaren in dezelfde mate juist of onjuist zijn als die van het onderzochte jaar. Een dergelijke omstandigheid kan zonder empirisch bewijs niet als juist worden aangenomen. Zijn er voldoende mogelijkheden om een dergelijk empirisch onderzoek uit te voeren, dan is het extrapoleren zonder nader onderzoek niet toelaatbaar.
9. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het jaar 2008 en verweerder heeft de uitkomsten van het onderzoek van het jaar 2008 geëxtrapoleerd naar 2009, met als argument dat de handelwijze van eiseres gedurende de jaren 2008 en de daaropvolgende jaren steeds dezelfde is geweest en voor die jaren dus kan worden uitgegaan van de fouten die zijn gevonden voor het jaar 2008. Eiseres heeft dit gemotiveerd weersproken en heeft, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden aangenomen dat de jaren 2008 en de daarop volgende geen constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie. Uit hetgeen partijen daartoe over en weer hebben aangevoerd leidt de rechtbank af dat de administratie over het jaar 2009 voor controle beschikbaar was. Verweerder had dus de mogelijkheid om het in 8 bedoelde empirisch onderzoek uit te voeren. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat de extrapolatie niet toelaatbaar is. De naheffingsaanslag is daarom, voor zover die het gevolg is van de extrapolatie, ten onrechte is opgelegd. Daarmee behoeft hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de geschilpunten a, c en d geen beoordeling meer.
10. Aangaande de boete sluit de rechtbank zich aan bij het inmiddels gelijkluidend standpunt van partijen dat de boete moet vervallen.
11. Tegen de heffingsrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat die naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht. Wel moet de heffingsrente overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag worden verminderd.
12. Gelet op het voorstaande is het beroep gegrond, dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot het bedrag van de suppletieaangifte van € 290.095, dient de heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd en dient de boetebeschikking te worden vernietigd.
Proceskosten en griffierecht
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding omdat verweerder in de met deze zaak samenhangende zaak met zaaknummer SGR 16/1132 is veroordeeld in de proceskosten.
14. Zowel voor deze zaak als voor de zaak met zaaknummer SGR 16/1132 is € 334 griffierecht geheven. Omdat het gaat om samenhangende zaken is de rechtbank van oordeel dat dat voor de onderhavige zaak ten onrechte is gebeurd. De rechtbank zal de griffier daarom opdragen het voor deze zaak betaalde griffierecht aan eiseres terug te betalen.