13.5Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is voor een integrale proceskostenvergoeding, aangezien het nog allerminst duidelijk is hoe de rechtspraak omtrent de scholenconstructies zich zal ontwikkelen.
14. Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep voor zover dit betrekking heeft op het verzoek om teruggaaf en voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Het verzoek om teruggaaf
15. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres voor zover de gevraagde teruggaaf de voldoening op aangifte overtreft, aangemerkt als een verzoek om teruggaaf en dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend. Tegen een dergelijke niet‑ontvankelijk verklaring staat bezwaar open. Gesteld noch gebleken is dat afzonderlijk bezwaar is gemaakt tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het verzoek om teruggaaf, zodat het beroepschrift voor wat betreft dit onderdeel als een bij een verkeerde instantie ingediend bezwaar moet worden aangemerkt en aan verweerder moet worden doorgestuurd ter behandeling als bezwaarschrift. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing op het verzoek om teruggaaf, is de rechtbank derhalve onbevoegd.
16. Eiseres kan de omzetbelasting die haar ter zake van de bouw van de school in rekening is gebracht in aftrek brengen indien en voor zover zij de school heeft aangewend voor een economische activiteit. Van een economische activiteit is alleen sprake indien een prestatie onder bezwarende titel wordt verricht.
17. Uit de akte van levering volgt dat de levering van de grond met daarop het nieuw gestichte schoolgebouw is gebaseerd op de Overeenkomst en het Convenant. Bij de vaststelling van de prijs wordt in de akte uitsluitend verwezen naar wat in de Overeenkomst en het Convenant is afgesproken over de bedragen die de vmbo-scholen moeten betalen voor de huisvesting/verhuur aan de ROC’s en voor de extra voorzieningen.
18. Het jaarlijkse bedrag van € 90.000 is, gezien het bepaalde in artikel 3 van de Overeenkomst, een doorbetaling aan eiseres van de huur die de vmbo-scholen van de ROC’s zullen ontvangen, welke huurbetaling het gevolg is van de door eiseres bedongen verplichting tot verhuur aan de ROC’s. Uit onderdeel 5.3 van de Overeenkomst volgt dat bij het ontbreken van een huurovereenkomst met een derde of (gedeeltelijke) leegstand, de verplichting van de vmbo-scholen tot betaling van de jaarlijkse bijdrage van € 90.000 voor dat deel komt te vervallen. Materieel is de jaarlijkse bijdrage aldus niet meer dan de enkele doorschuiving van daadwerkelijk gerealiseerde huuropbrengsten aan eiseres en kan deze niet worden beschouwd als een voor de levering van het schoolgebouw bedongen vergoeding.
19. Uit de bij 3, 4 en 5 aangehaalde stukken volgt dat de eenmalige bijdrage uitsluitend ziet op de eigen bijdrage van de vmbo-scholen in de extra kosten die verband houden met de door de vmbo-scholen expliciet gewenste duurzaamheidsinvesteringen in het gebouw zoals hoogwaardig glas, Warmte Koude Opslag en zonwering. De eenmalige bijdrage vormt slechts het resultaat van de tussen eiseres en de vmbo-scholen afgesproken verdeelsleutel van kosten van extra voorzieningen in het gebouw waartoe de gemeente niet op grond van de WVO gehouden is.
20. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres in wezen voor de levering van het schoolgebouw geen vergoeding in de zin van artikel 8, tweede lid, van de wet OB heeft bedongen en dat daarom geen sprake is van een levering onder bezwarende titel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de stukken van het geding volgt dat eiseres aanvankelijk niet het oogmerk had het schoolgebouw tegen vergoeding over te dragen en er, nadat zij besloot dit wel te doen, geen wijzigingen zijn aangebracht in de bedragen die de vmbo-scholen moeten betalen.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het verzoek om teruggaaf aan verweerder ter behandeling als bezwaar te worden doorgestuurd en voor het overige ongegrond te worden verklaard.
22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.