ECLI:NL:RBDHA:2016:13215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De besluiten zijn genomen op 19 oktober 2016 en de zitting vond plaats op 3 november 2016. Tijdens de zitting zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De kern van het geschil betreft de vraag of de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvragen aan zich had moeten trekken. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Duitsland geen daadwerkelijke invulling konden geven aan hun relatie en dat de overdracht aan Duitsland zou getuigen van onevenredige hardheid.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid heeft bij de toepassing van de humanitaire clausule. Volgens het beleid van de staatssecretaris wordt hier terughoudend gebruik van gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat toepassing van de humanitaire clausule gerechtvaardigd zou zijn. De beroepen worden ongegrond verklaard en de verzoeken worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.