ECLI:NL:RBDHA:2016:13215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
NL16.2951, NL16.2952, NL16.2953, NL16.2954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De besluiten zijn genomen op 19 oktober 2016 en de zitting vond plaats op 3 november 2016. Tijdens de zitting zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd. De kern van het geschil betreft de vraag of de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvragen aan zich had moeten trekken. Eisers hebben aangevoerd dat zij in Duitsland geen daadwerkelijke invulling konden geven aan hun relatie en dat de overdracht aan Duitsland zou getuigen van onevenredige hardheid.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid heeft bij de toepassing van de humanitaire clausule. Volgens het beleid van de staatssecretaris wordt hier terughoudend gebruik van gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat toepassing van de humanitaire clausule gerechtvaardigd zou zijn. De beroepen worden ongegrond verklaard en de verzoeken worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL16.2951, NL16.2953 (beroepen), NL16.2952 en NL16.2954 (verzoeken)
V-nummers: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 november 2016 in de zaken tussen

[naam 2]

hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. M.J. Paffen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M.E. Jasper.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 19 oktober 2016, waarbij verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling heeft genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2016. Eisers en hun gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank, tevens voorzieningenrechter, doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, omdat eisers eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd.
3. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvragen van eisers aan zich had moeten trekken.
4. Eisers hebben betoogd dat zij in Duitsland geen daadwerkelijke invulling konden geven aan hun relatie, omdat zij niet werden geaccepteerd door de gemeenschap. Het was voor hen niet mogelijk een klacht in te dienen bij de Duitse autoriteiten, omdat zij overspoeld zijn door vluchtelingen. Overdracht aan Duitsland getuigt van een onevenredige hardheid.
5. Verweerder heeft een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid bij de vraag of de humanitaire clausule moet worden toegepast. Verweerder maakt daar volgens zijn beleid (hoofdstuk C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000) terughoudend gebruik van. Verweerder heeft de door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden niet zodanig bijzonder hoeven achten dat toepassing van deze bepaling aangewezen was.
6. De beroepen zijn ongegrond. Voor het treffen van de gevraagde voorzieningen bestaat geen aanleiding.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met nrs. NL16.2951 en NL16.2953:
- verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaken met nrs. NL16.2952 en NL16.2954:
- wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van A.A. Dijk, griffier, op 3 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: