ECLI:NL:RBDHA:2016:13203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.M. van Veelen
- W.M.P.M. Weerdesteijn
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Afwijzing van verzoek om asiel in verband met overdracht aan Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een asielzoeker, zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser voerde aan dat hij een reëel risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling in Bulgarije, en dat hij afhankelijk was van zijn in Nederland verblijvende broer en zus vanwege zijn lichamelijke beperking. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van systeemfouten in de Bulgaarse asielprocedure en dat hij niet kon aantonen dat hij afhankelijk was van zijn familie in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen grond was voor het oordeel dat de overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid zou getuigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.