Op 3 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, die lijdt aan het syndroom van Asperger en ernstige depressieve klachten, en het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat hem een persoonsgebonden budget (pgb) had toegekend voor de periode van 30 mei 2015 tot en met 29 februari 2016. Dit pgb was bedoeld voor de maatwerkvoorzieningen Begeleiding Individueel Speciaal en Begeleiding Individueel Basis/Persoonlijke verzorging. Eiser was van mening dat het college niet voldoende maatwerk had geboden en dat zijn ondersteuningsbehoefte niet volledig was onderzocht.
De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de toegekende pgb's als een passende compensatie voor de beperkingen van eiser konden worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat het ondersteuningsplan summier was en niet voldoende inzicht gaf in de omvang en inhoud van de benodigde begeleiding. Hierdoor was het voor eiser en de rechtbank niet mogelijk om de juistheid en passendheid van de toegekende maatwerkvoorzieningen te toetsen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, met de opdracht aan het college om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij opnieuw met eiser moet worden overlegd over zijn ondersteuningsbehoefte.
Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.488,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.