ECLI:NL:RBDHA:2016:13173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland voor behandeling van asielverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Iraanse eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser betwistte dat hij in Duitsland asiel had aangevraagd en verwees naar een document, de 'Anlaufbescheinigung', dat volgens hem geen wettelijke basis had. De rechtbank constateerde echter dat de Duitse autoriteiten het claimverzoek van Nederland hadden ingewilligd en dat er voldoende bewijs was dat de eiser in Duitsland asiel had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de enkele betwisting van de eiser niet voldoende was om aan te nemen dat de registratie in Eurodac onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.