ECLI:NL:RBDHA:2016:1315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
09/827116-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende overval met geweld en bedreiging

Op 11 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende overval die op 22 juni 2014 plaatsvond in Zoetermeer. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging met vuurwapens, waarbij slachtoffers werden vastgebonden en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, een bestelbus heeft gehuurd die werd gebruikt voor de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de voorbereiding van de overval, maar niet als medepleger kon worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering tot gevangenneming werd afgewezen, omdat er geen gronden voor waren. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827116-15
Datum uitspraak: 11 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 1 [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
verblijfsadres: [adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 oktober 2015 en 28 januari 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. F.C. Knoef, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 250.000 euro, althans een geldbedrag, en/of een I-pad (mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
en/of
hij op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 250.000 euro, in elk geval een
geldbedrag, en/of een I-pad(mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer tot nu toe onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben
weggenomen 250.000 euro, in elk geval een geldbedrag en/of een I-pad(mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 22 juni 2014 te Rotterdam en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door samen met die [medeverdachte 1] een bestelbus, althans een vervoersmiddel, te huren en/of voornoemde bestelbus op te halen en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en) in contact te brengen met een of meer (potentiele) uitvoerder(s) en/of uitvoerder(s) te regelen;
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer tot nu toe onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 250.000 euro, althans een geldbedrag en/of een I-pad(mini) en/of een fototoestel en/of een horloge en/of een of meer telefoon(s) en/of een (grote) hoeveelheid melkpoeder, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met een bivakmuts op) zetten en/of richten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen en/of op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar de grond duwen en/of trekken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of (achter) hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of
- vastbinden van de handen met een tie-rips van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een melkpoederbus,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 22 juni 2014 te Rotterdam en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door samen met die [medeverdachte 1] een bestelbus, althans een vervoersmiddel, te huren en/of voornoemde bestelbus op te halen en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en) in contact te brengen met een of meer (potentiele) uitvoerder(s) en/of uitvoerder(s) te regelen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2014 te Zoetermeer ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een bus (merk Mercedes) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat
misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 22 juni 2014 vond omstreeks 16.00 uur een overval plaats in het bedrijfspand (loods) van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aan de [adres 3] te Zoetermeer. Vlak voor de overval was een witte bestelbus, waarmee 23.200 blikken melkpoeder zouden worden bezorgd, in het bedrijfspand naar binnen gereden. Nadat deze bus de loods was binnengereden en de roldeuren van de loods achter de bus waren gesloten, sprong een aantal personen uit de bus, sommigen met bivakmutsen op en met wapens. [2] Op dat moment waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aanwezig in het pand, tezamen met [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] . De aanwezigen werden door de overvallers geslagen, geschopt, vastgebonden met tie-wraps en bedreigd met vuurwapens. [3]
De overvallers hebben vervolgens een bedrag van € 251.000,00 – de contante koopsom van het te leveren melkpoeder – van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] weggenomen. Verder hebben zij de mobiele telefoons van de aanwezigen meegenomen, alsook een fototoestel, een iPad, een horloge en een hoeveelheid melkpoeder. [4]
Bij vonnis van deze rechtbank van 25 maart 2015 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als medeplegers van deze overval veroordeeld tot respectievelijk een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, en voor de duur van vier jaren en zes maanden. De veroordeling van [medeverdachte 1] heeft tevens betrekking op een drietal andere vermogensdelicten. [5] Door de verdediging is ook niet betwist dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij deze overval betrokken zijn geweest. Bij de beoordeling van deze zaak zal de rechtbank derhalve van de betrokkenheid van deze personen uitgaan.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of ook verdachte betrokken is geweest bij de overval en zo ja, hoe zijn rol in dat geval juridisch moet worden geduid.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir – gevorderd dat het primair ten laste gelegde (eerste cumulatief/alternatief) wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals verwoord in zijn pleitnota – primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit en de hierna te bespreken verweren gevoerd en een voorwaardelijk verzoek gedaan tot heropening van het onderzoek, teneinde twee verbalisanten die een rol hebben gehad in het Werken Onder Dekmantel traject waarin verdachte terecht is gekomen, te laten horen door de rechter-commissaris. Subsidiair is hij van mening dat slechts het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte en nadere verklaringen van [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat zij een grote partij melkpoeder van [medeverdachte 1] zou kopen voor € 251.000,00. Volgens [medeverdachte 1] zou het melkpoeder direct afkomstig zijn van de fabriek van Nutrilon en wilde de eigenaar van het melkpoeder dat bij aflevering cash zou worden betaald.
[medeverdachte 1] belde [slachtoffer 4] op en deelde mede dat de levering op 21 juni 2014 tussen 15.00 uur en 16.00 uur zou plaatsvinden. [medeverdachte 1] zei voorts dat hij om 14.00 uur zou komen om het geld te zien. [medeverdachte 1] is vervolgens op 21 juni 2014 gekomen en heeft het geld geteld. Op dat moment waren ook [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in de loods aanwezig. Zij hebben vervolgens gewacht op de levering maar de bestuurder van de bus kwam maar niet. [medeverdachte 1] heeft diverse malen telefonisch contact gehad met – naar zijn zeggen – de bestuurder.
Rond 20.00 uur belde [medeverdachte 1] de bestuurder weer en de bestuurder zei dat hij de loods had gevonden maar dat er veel mensen buiten op straat liepen. Volgens [slachtoffer 4] was er namelijk een feest bij de motorclub. De bestuurder zei dat hij het te druk vond en dat hij zou terugkomen als de mensen weg waren. Omdat het te lang duurde is [medeverdachte 1] op verzoek van [slachtoffer 4] naar buiten gegaan om de bestuurder te zoeken. [medeverdachte 1] belde [slachtoffer 4] later terug en zei dat hij de bestuurder had gevonden en dat hij het melkpoeder had gezien. [slachtoffer 4] is tot 23.00 uur blijven wachten en is toen naar huis gegaan.
[medeverdachte 1] belde [slachtoffer 4] op 21 juni 2014 rond middernacht op met de mededeling dat de bestuurder het geld wilde zien. Daarom spraken [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] omstreeks 1.00 uur af met [medeverdachte 1] bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat te Zoetermeer. [medeverdachte 1] kwam aanrijden met een andere man. Die andere man keek even naar het geld en is vervolgens weer met [medeverdachte 1] weggereden. [6]
Op 22 juni 2014 omstreeks 14.00 uur kwam [medeverdachte 1] weer langs bij het bedrijfspand en telde het geld, waarbij [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] aanwezig waren. Later die middag kwam een bestelwagen aan bij het bedrijfspand. De man die [slachtoffer 4] bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat had ontmoet, stapte uit. De bestelwagen reed vervolgens achteruit de loods in en de man zei een paar keer in gebrekkig Engels: “Money, money”. Nadat [slachtoffer 3] hem het geld had gebracht, zag [slachtoffer 4] ineens zes tot acht mensen met bivakmutsen op en met wapens in de hand uit de bestelwagen stormen. Deze mannen duwden de aanwezigen op de grond. Toen [slachtoffer 4] wilde opkijken, werd met een melkpoederblik tegen haar hoofd gedrukt. De man die bij haar stond zei: “Head down, head down” toen zij wilde opkijken. [slachtoffer 4] hoorde de overvallers kisten met melkpoeder, die al voor de overval in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] stonden, naar de bestelwagen sjouwen. Vervolgens pakten de overvallers de mobiele telefoons af van alle aanwezigen en zij bonden de aanwezigen vast met tie-wraps. Later bleek ook het geld waarmee het melkpoeder zou worden betaald, te zijn verdwenen. [7]
Aangifte en nadere verklaring van [slachtoffer 2]
Op 22 juni 2014 omstreeks 14.00 uur kwam [medeverdachte 1] langs bij het bedrijfspand. Hij telde langzaam het geld, en kreeg en stuurde voortdurend sms’jes. Vervolgens kwam er een bestelauto aan, die naar binnen werd gereden. Naast de bestuurder zat de man die [slachtoffer 2] de nacht ervoor bij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat had ontmoet. Plotseling kwamen vier of vijf mensen de bestelauto uitstormen. Zij droegen allen bivakmutsen en wapens. [slachtoffer 2] kreeg een wapen op de zijkant van zijn hoofd en werd op de grond geduwd. Hij kon niet veel bewegen want dan kreeg hij een klap. De persoon naast hem duwde met een wapen tegen zijn rug. Hij hoorde een geluid alsof de overvallers kisten met melkpoeder in hun bestelauto aan het laden waren. De overvallers bonden zijn handen vast met tie-wraps. [slachtoffer 2] zag later dat iedereen was vastgebonden. De overvallers waren de hele tijd in de loods aan het zoeken en dat duurde ongeveer vijf tot zes minuten. [8]
Aangifte en nadere verklaring van [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij op 22 juni 2014 aanwezig was in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] en dat zij minimaal vier tot vijf overvallers heeft zien staan. In ieder geval hadden vier mannen een vuurwapen bij zich. De overvallers schopten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] tegen de buik. Ze rukten het horloge van de pols van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 3] werd vastgepakt en naar de grond gedrukt. Toen zij haar hoofd probeerde op te tillen, werd haar hoofd weer naar beneden gedrukt. De persoon die dat deed, had een vuurwapen in zijn hand dat hij tegen haar hoofd hield. Alle aanwezigen werden vastgebonden met tie-wraps. De overvallers doorzochten het pand. Ze hebben onder meer de iPad van [slachtoffer 1] meegenomen. [9]
Aangifte van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 22 juni 2014 aanwezig was in het bedrijfspand van [slachtoffer 2] , toen plotseling vier tot vijf mensen met zwarte bivakmutsen op uit een bestelbus sprongen. In ieder geval drie personen hadden een vuurwapen. [slachtoffer 1] kreeg meteen een vuurwapen tegen zijn hoofd. Hij werd op de grond geduwd. Hij dacht dat hij werd geslagen en hij is in ieder geval op zijn rug, benen en achterhoofd geraakt. Hij is op zijn been gestampt, een paar keer geschopt en heeft meermalen een vuurwapen tegen zijn hoofd gekregen. Zijn vrouw lag naast hem. Hij hoorde dat zij tegen haar hoofd werd geslagen. De overvallers bonden tie-wraps om de handen van [slachtoffer 1] en namen zijn horloge weg. Zij namen alle telefoons en een iPad en een paar tassen mee. In de tas van [slachtoffer 3] zat waarschijnlijk een fototoestel. [10]
Voor de beantwoording van de vraag of ook verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij deze overval, en zo ja, in welke hoedanigheid, zijn de navolgende bewijsmiddelen van belang.
[slachtoffer 3] maakte gebruik van een telefoon met het telefoonnummer [nummer 1] . [11]
Het telefoonnummer [nummer 2] behoorde toe aan [medeverdachte 2] en werd ten tijde van de overval ook door hem gebruikt. [12] De gebruiker van het telefoonnummer [nummer 3] is verdachte. [13]
Vlak voor en na de overval, te weten: op 22 juni 2014 in de periode vanaf 15.47 uur tot 17.08 uur, heeft het nummer van [medeverdachte 2] [nummer 2] diverse bel- en sms-contacten gehad met het nummer van verdachte ( [nummer 3] ). [14]
Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ( [nummer 1] ) heeft op 22 juni 2014 zestien maal contact gehad met het telefoonnummer van verdachte ( [nummer 3] ). Om 13.56 uur heeft er tussen deze nummers ook telefonisch contact plaatsgevonden. Het telefoonnummer van verdachte ( [nummer 3] ) bevond zich toen in Rotterdam. [15]
Voorts is uit de historische gegevens gebleken dat het nummer van [medeverdachte 1] ( [nummer 1] ) op 21 juni 2014 tussen 14.00 uur en 20.00 uur zestien maal contact heeft gehad met het nummer van verdachte ( [nummer 3] ). Ook is gebleken dat op de door aangever [slachtoffer 4] verklaarde momenten dat [medeverdachte 1] telefonisch contact opnam met de bestuurder van het busje, het nummer van [medeverdachte 1] ( [nummer 1] ) contact had met het nummer van verdachte ( [nummer 3] ). [16]
In de nacht van 21 op 22 juni 2014 spraken [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] ’s nachts omstreeks 1.00 uur af met [medeverdachte 1] nabij de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat te Zoetermeer om het geld te laten zien aan de bezorgers van de partij melkpoeder. Het telefoonnummer van verdachte ( [nummer 3] ) straalde tussen 21 juni 2014 te 23.32 uur en 22 juni 2014 te 1.13 uur zendmasten in de directe omgeving van de Zilverstraat te Zoetermeer aan. [17]
Op 26 augustus 2014 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres 1] . Op zijn bed werd een mobiele telefoon van het merk Apple, type iPhone, aangetroffen. [18]
In deze telefoon werd in de applicatie WhatsApp een chatconversatie tussen verdachte en [medeverdachte 1] aangetroffen. Deze berichten zijn in het Engels geschreven en door een verbalisant vertaald. Deze berichten hielden – voor zover van belang – het navolgende in. [19]
  • Bericht van 19 juni 2014 te 17.14.28 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Hé [voornaam] . Ja met mij alles goed, maar ik had het heel druk. Heb vandaag die gasten niet gesproken, maar vandaag of morgen heb jij een telefoon om contact met hem te hebben. Ik zal je alles later vertellen, maar nu moet ik ervandoor.”
  • Bericht van 19 juni 2014 te 22.13.12 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Je kunt er alleen mee sms’en”
  • Bericht van 19 juni 2014 te 22.13.13 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Niet bellen”
  • Bericht van 20 juni 2014 te 22.26.20 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Wat is het nummer?”
  • Bericht van 20 juni 2014 te 22.26.32 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Staat op de achterkant”
  • Bericht van 20 juni 2014 te 22.26.37 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “In het telefoonhoesje”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 216.58.51 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Volgens mij moet je er voor gaan”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.58.51 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Dus ik zal je zo meteen bellen”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.02 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Of heeft de gebeurtenis al plaatsgevonden?”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.12 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Nog niet”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.24 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Oké, geen probleem”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.30 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Probeer tijd te rekken”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.40 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Ik zal een lekke band krijgen, oké?”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.48 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Of ga naar het benzinestation”
  • Bericht van 21 juni 2014 te 16.59.55 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Oké”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 2.55.51 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Je moet er morgen heen”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 2.55.58 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Anders hebben we geen plan”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 2.56.01 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Oké”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 2.56.48 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “We bellen morgen rond 1 uur. Stuur mij een bericht als je een busje gevonden hebt”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 3.15.49 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Laatste kans morgen. Zorg dat het lukt, [voornaam] . Slaap lekker”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 3.38.41 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Vind iets. Als je mij nodig hebt om je naar die truck te brengen”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.25.15 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Misschien is er anders een probleem om te huren”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.25.32 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Het is een particuliere waardeloze rotzaak”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.25.48 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Weet je het zeker?”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.25.51 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Volgens mij kunnen ze er niks van”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.26.04 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Ik wil er niet voor niets heen”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.26.42 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Ik ga er wel heen, geen probleem”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.27.06 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Oké, ik zie je over 45 minuten bij jou thuis”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.27.11 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Wil er alleen maar zeker van zijn”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.08 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Nee, het is echt oké”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.11 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Ik kan ook gaan”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.15 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “En mijn auto daar achterlaten”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.26 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Als iemand vanavond het busje terugbrengt”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.34 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Ze hebben dan wel een auto voor de terugweg”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.28.56 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Als je daar geen tijd voor hebt, begrijp ik het ook”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.03 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Nee, je hebt de auto nodig”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.13 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Dat is niet mogelijk, sorry”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.24 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Als je je auto nodig hebt om naar Zoetermeer te gaan”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.26 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Ik neem wel de trein”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.33 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Ik ga met je mee”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.39 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Wacht alleen even op me”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.42 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Oké”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.29.43 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “45 min”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 8.36.21 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Ik kom nu al”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 9.50.34 uur, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Volg me naar het benzinestation, oké?”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 10.55.22 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Ik heb maar één kentekenplaat”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 10.56.02, verzonden door verdachte aan [medeverdachte 1] : “Leg het maar in het busje en dan zien we wel”
  • Bericht van 22 juni 2014 te 15.26.17 uur, verzonden door [medeverdachte 1] aan verdachte: “Klaar:D”
[medeverdachte 1] heeft van 22 juni 2014 tot 24 juni 2014 een witte bestelbus met kenteken [medeverdachte 1] gehuurd bij het bedrijf Top Rental. [20] Verdachte heeft verklaard dat hij deze bestelbus samen met [medeverdachte 1] heeft opgehaald in Nieuwegein. [21]
Van deze bestelbus zijn de door het bedrijf ARS Traffic & Transport technology B.V. geregistreerde paal- en cameragegevens opgevraagd. Uit deze gegevens is gebleken dat de bestelbus zich op 22 juni 2014 te 16.17 uur bij de ARS paal/camera aan de Rokkeveenseweg te Zoetermeer bevond. Deze locatie bevindt zich vlakbij de plaats delict. [22]
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat deze witte bestelbus de bestelbus is die bij de overval is gebruikt.
De stelselmatige informatie inwinning
Tegen verdachte is een Werken Onder Dekmantel traject ingezet, waarbij een verbalisant (opererend onder de fictieve naam “ [naam] ”) als stelselmatige informatie inwinner is ingezet.
De verdediging heeft aangevoerd dat de inzet van de in artikel 126j van het Wetboek van strafvordering (hierna: WvSv) gegeven bevoegdheid heeft plaatsgevonden in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Voorts is het met inzet van deze opsporingsmethode verkregen bewijsmateriaal onrechtmatig omdat het in strijd met de verklaringsvrijheid van verdachte zoals neergelegd in artikel 29 van het WvSv en artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is verkregen. Daarbij dient volgens de verdediging te worden betrokken dat de verslaglegging van het traject van stelselmatige informatie inwinning onvolledig is geweest, waardoor de verbaliseringsplicht van artikel 152 van het WvSv is geschonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Waar het gaat over de bevoegdheid als bedoeld in artikel 126j van het WvSv eist de wet dat sprake is van een verdenking van een misdrijf en dat de uitoefening in het belang van het onderzoek is. Aan deze beide voorwaarden is voldaan.
Gelet op de ernst van het gepleegde misdrijf (een gewelddadige overval door meerdere daders, waar een maximale gevangenisstraf van 12 jaar op staat), alsmede het gegeven dat de klassieke en bijzondere opsporingsmethoden (opnemen vertrouwelijke communicatie, telefoontaps) onvoldoende resultaat jegens verdachte opleverden, is de inzet van de stelselmatige informatie inwinning naar het oordeel van de rechtbank niet disproportioneel te achten. Evenmin is gebleken dat er in redelijkheid op een andere wijze tot verdere opsporing had kunnen worden overgegaan, zodat ook aan het beginsel van de subsidiariteit is voldaan. De stelling van de verdediging dat er reeds een veelheid aan door het openbaar ministerie als belastend aangemerkt bewijsmateriaal voorhanden was, meer in het bijzonder de WhatsApp-gesprekken op de telefoon van verdachte, leidt reeds niet tot een ander oordeel omdat verdachte ten tijde van de inzet van deze opsporingsmethode nog de stelling betrok dat ook anderen van zijn telefoon gebruik maakten.
Verhoorsituatie?
In het algemeen geldt voor de stelselmatige inwinning van informatie dat het stellen van vragen door de niet als opsporingsambtenaar kenbare informant aan een verdachte niet plaatsvindt in de door artikel 29 van het WvSv bedoelde verhoorsituatie. De cautie, strekkende tot bescherming tegen de druk en verwarring die in de verhoorsituatie van de als zodanig kenbare opsporingsambtenaar of rechter uitgaat, is dan ook niet van toepassing. Daarmee moet worden aangenomen dat door de enkele misleiding de verklaringsvrijheid niet geacht wordt onder druk te staan, noch dat sprake kan zijn van een schending van het nemo tenetur beginsel.
Uit de van het traject opgemaakte processen-verbaal en verhoren van informatie inwinner “ [naam] ” en zijn begeleiders volgt dat “ [naam] ” zich aan verdachte heeft gepresenteerd als leider van een beveiligingsbedrijf en verdachte heeft gevraagd klussen voor zijn bedrijf te verrichten. Teneinde jegens verdachte een bepaald beeld van zijn organisatie neer te zetten hebben “ [naam] ” en een door hem meegenomen collega beveiliger (tevens opsporingsambtenaar) bij de vierde van in totaal zes ontmoetingen met verdachte op 25 maart 2015 een (aldus gepresenteerde) pooier/loverboy (in werkelijkheid een opsporingsambtenaar) aangesproken en bij verdachte tenminste de indruk gewekt dat deze loverboy werd geslagen. Volgens verdachte heeft de collega-beveiliger vervolgens een omstander (niet opsporingsambtenaar) bedreigd om te voorkomen dat deze de politie zou bellen. Bij de ontmoeting tussen “ [naam] ” en verdachte op 22 april 2015 is vervolgens bij verdachte de indruk gewekt dat de loverboy op een later moment nogmaals stevig is aangepakt en heeft “ [naam] ” andere verhalen over zijn werkzaamheden verteld die volgens verdachte bij hem de indruk wekten van een organisatie die een werkwijze hanteerde van “niet praten maar meppen”. Bij de laatste ontmoeting tussen “ [naam] ” en verdachte op 30 april 2015 heeft “ [naam] ” laten blijken toegang te hebben tot (geheime) politie-informatie door over de in beslag genomen iPhone van verdachte te beginnen en een bericht dat daarop zou zijn aangetroffen.
Verdachte heeft gesteld dat door de gebeurtenissen op 25 maart 2015 bij hem een bepaalde druk is ontstaan, welke druk in de daaropvolgende ontmoetingen is toegenomen en die maakte dat contact weigeren met “ [naam] ” en het in vrijheid antwoorden op vragen voor hem niet langer mogelijk was. De rechtbank kan verdachte hierin niet volgen. Zelfs indien verdachte gevolgd zou worden in zijn lezing dat er op 25 maart 2015 daadwerkelijk geweld tegen de vermeende loverboy is gebruikt en een omstander is bedreigd, vermag de rechtbank niet in te zien hoe daarvan druk jegens verdachte kan zijn uitgegaan. De rechtbank wil best aannemen dat een en ander indruk heeft gemaakt op verdachte maar op geen enkele wijze wordt aannemelijk gemaakt dat daardoor onoorbare druk bij verdachte is ontstaan. De rechtbank kan die beweerde druk ook niet goed plaatsen, omdat verdachte heeft erkend dat “ [naam] ” hem nooit op enigerlei wijze heeft bedreigd, er nimmer onprettige gesprekken tussen hen hebben plaatsgevonden en ook na 25 maart 2015 contacten tussen hen hebben plaatsgevonden die deels van verdachte uitgingen. De stelling van verdachte dat die contacten er slechts op zagen de lopende opdrachten af te ronden wordt weersproken door de inhoud van een aantal berichten, waarin hij juist informeert of er nog nieuwe klussen zijn en hij aangeeft dat hij klaarstaat als er iets nodig is. Op geen enkele wijze is gebleken dat het verdachte niet vrij stond of dat hij geen mogelijkheid had het contact met “ [naam] ” te verbreken. Bij de ontmoetingen op 22 en 30 april 2015 wordt vervolgens door “ [naam] ” gesproken over nieuwe klussen voor verdachte, maar dat hij dan wel eerst wilde weten wat verdachte nog boven het hoofd hing. Verdachte heeft daarop bij beide ontmoetingen gesproken over de overval en de verdenking tegen hem. De rechtbank kan ook hierin geen op verdachte uitgeoefende (ongeoorloofde) druk ontwaren, maar ziet juist iemand die met het oog op nieuwe klussen bereid is (enige) openheid van zaken te geven. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte feitelijk in een zodanige situatie is gebracht dat een verklaring van hem werd verkregen die in strijd met zijn verklaringsvrijheid is afgelegd. De rechtbank acht de betreffende verklaringen dan ook rechtmatig verkregen en verwerpt het verweer.
Nu de rechtbank er veronderstellenderwijs van is uitgegaan dat de lezing van verdachte over de gebeurtenissen op 25 maart 2015 correct is, bestaat er geen noodzaak de vermeende loverboy en de collega beveiliger (beiden opsporingsambtenaar) als getuige te horen, zoals de verdediging voorwaardelijk heeft verzocht. Dit verzoek wordt afgewezen.
Van alle contacten met de verdachte is door “ [naam] ” zo spoedig mogelijk proces-verbaal opgemaakt en “ [naam] ” heeft telkens verslag gedaan aan zijn begeleiders, die daarvan ook processen-verbaal hebben opgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen dat “ [naam] ” de weergegeven gesprekken met de verdachte onjuist of onvolledig zou hebben weergegeven. Integendeel, de rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte tegenover “ [naam] ” op meerdere punten steun vinden in de overige bewijsmiddelen. De inhoud van de gesprekken is telkens opgenomen in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. Waar deze processen-verbaal met name op het punt van de gebruikte methodieken enigszins summier zijn, heeft de raadsman “ [naam] en zijn begeleiders bij de rechter-commissaris kunnen horen en is een vollediger beeld van de contacten van verdachte met “ [naam] ” verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de bij deze verhoren verkregen informatie geen aanleiding tot twijfel over de inhoud van de door hen opgemaakte processen-verbaal. De rechtbank zal de inhoud daarvan dan ook voor het bewijs gebruiken.
Op 30 april 2015 heeft verdachte tegen deze verbalisant verklaard dat hij – kort samengevat – van te voren op de hoogte is geweest van het feit dat [medeverdachte 1] samen met anderen een overval zou gaan plegen. [23] De rechtbank ziet, gelet ook op hetgeen hiervoor is overwogen, geen reden om te twijfelen aan het proces-verbaal van de stelselmatige inwinner dat verdachte dit heeft gezegd. Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit proces-verbaal ook ondersteund door de aangetroffen Whatsapp-berichten in de mobiele telefoon van verdachte. Daaruit kan – in onderling verband en samenhang bezien – eveneens worden opgemaakt dat verdachte op de hoogte was dat er een overval zou gaan plaatsvinden. Ook uit het feit dat de telefoon van verdachte – die in Rotterdam woonde – tussen 21 juni 2014 te 23.32 uur en 22 juni 2014 te 1.13 uur een mast heeft aangestraald in de directe omgeving van de vestiging van McDonalds aan de Zilverstraat te Zoetermeer, waar op dat moment [medeverdachte 1] een ontmoeting had met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] om de koopsom (€ 250.000,00) van het melkpoeder te tellen, leidt de rechtbank af dat verdachte weet had van de plannen voor de overval. Verdachte stelt dat hij op dat moment thuis in Rotterdam was, maar heeft geen verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zijn telefoon toen een zendmast in Zoetermeer aanstraalde. [24] Ten slotte heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het feit dat hij op de dag van de overval telefonisch contact en contact via de sms met [medeverdachte 2] heeft gehad. [25]
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de overval in de loods aan de [adres 3] te Zoetermeer door het (samen met [medeverdachte 1] ) huren van de bestelbus met behulp waarvan de overval is gepleegd. Dat verdachte wist dat deze bestelbus bij de overval zou worden gebruikt leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat verdachte de dag voor de overval en op de dag van de overval zelf vóór, tijdens en na de overval intensief contact heeft gehad met de twee personen die de overval hebben (mede)gepleegd; meer in het bijzonder wijst de rechtbank hier op de aard en inhoud van voormelde Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte.
In vervolg op het voorgaande ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of deze betrokkenheid van verdachte bij de overval in Zoetermeer moet worden aangemerkt als medeplegen dan wel medeplichtigheid.
Uit de vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt naar voren dat van medeplegen kan worden gesproken indien de bewezen verklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Daarbij speelt onder meer een rol:
-de intensiteit van de samenwerking;
-de onderlinge taakverdeling;
-de rol in de voorbereiding;
-de uitvoering of de afhandeling van het delict;
-het belang van de rol van verdachte;
-diens aanwezigheid op belangrijke momenten;
-het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Dit alles overziende is de rechtbank van oordeel dat verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de overval (blijkens voormelde bewijsmiddelen betreft het een diefstal met geweld) door samen met [medeverdachte 1] de bus te huren met behulp waarvan de overval zou worden gepleegd. Zijn opzet is blijkens de eerdergenoemde Whats-Appgesprekken en verdere voorbereidende handelingen ook gericht geweest op het welslagen van de beraamde overval. Zijn bijdrage is naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende om die als medeplegen aan te merken. Voor de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de diefstal met geweld (eerste cumulatief/alternatief) acht de rechtbank evenwel ruim voldoende bewijs aanwezig.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde, en het subsidiair ten laste gelegde (eerste cumulatief/alternatief) – op na te melden wijze – bewezen verklaren.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en een of meer tot nu toe onbekende perso(o)n(en) op 22 juni 2014 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninghebben weggenomen 250.000 euro en een I-pad (mini) en een fototoestel en een horloge en telefoon(s) en een hoeveelheid melkpoeder, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met een bivakmuts op houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- naar de grond duwen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- slaan en schoppen tegen het lichaam en (achter)hoofd van die [slachtoffer 1] en
- vastbinden van de handen met
tie-wrapsvan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- naar beneden drukken van het hoofd van [slachtoffer 4] met een melkpoederbus,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op22 juni 2014 te Rotterdam en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door samen met die [medeverdachte 1] een bestelbus te huren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden zal worden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft hij de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte – gelet op zijn beperkte rol bij het bewezenverklaarde, de gevolgen die het WOD-traject voor verdachte heeft gehad, en zijn persoonlijke omstandigheden – een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Hij is voorts van mening dat de vordering tot gevangenneming van de officier van justitie dient te worden afgewezen, nu daarvoor geen gronden aanwezig zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte is medeplichtig aan een brute gewapende overval op [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in hun eigen – niet voor publiek toegankelijke – bedrijfspand. Daarbij zijn een groot geldbedrag en andere goederen weggenomen. De overvallers hebben hun slachtoffers bedreigd met vuurwapens, hun handen vastgebonden met tie-wraps en hen geslagen en geschopt. Een dergelijke overval is een zeer ernstig feit, niet alleen vanwege de grote materiele schade die de overvallers hebben berokkend aan de slachtoffers, maar met name ook vanwege de grote psychische en lichamelijke impact van de overval. De slachtoffers zullen mogelijk nog gedurende lange tijd worden geconfronteerd met de gevolgen van de overval. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van de overval voor de slachtoffers. Daarnaast maakt een dergelijke overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De rechtbank houdt verdachte hiervoor verantwoordelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een andere sanctie dan een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 december 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 30 september 2015 betreffende verdachte. De rapporteur adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, aangezien er thans geen indicaties aanwezig zijn voor een reclasseringstoezicht, dan wel een hulpverleningstraject.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Deze is lager dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank verdachte anders dan gevorderd van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken.
De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming van de officier van justitie afwijzen wegens het ontbreken van gronden. De rechtbank acht de twaalfjaarsgrond niet aanwezig. Niet is gebleken dat er – zowel na verdachte’s eerste, maar ook na zijn tweede invrijheidstelling – maatschappelijke onrust is ontstaan. Ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat er wél maatschappelijke onrust zou ontstaan indien verdachte bij een veroordeling en in afwachting van een eventueel hoger beroep niet in hechtenis wordt genomen.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen met betrekking tot het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 49 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het voorwaardelijke verzoek tot het horen van getuigen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder primair eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder subsidiair eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot gevangenneming;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500/2014125768 (Zaaksdossier Overval Zoetermeer, hierna: PVI), PL1500/2014125768 (Verdachtendossier, hierna: PVII), van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1340 (PV I)) en (doorgenummerd blz. 1 t/m 147 (PVII)).
2.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 45.
3.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 45-46; PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 110.
4.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 46 en 69; PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 111; PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 120.
5.Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Den Haag inzake [medeverdachte 1] met het parketnummer 09/857287-14, d.d. 25 maart 2015, en een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Den Haag inzake [medeverdachte 2] met het parketnummer 09/827131-14, d.d. 25 maart 2015.
6.PVI, proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 43-45.
7.PVI, proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 45, 46, 68, 69.
8.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 88-90.
9.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 110, 111.
10.PVI, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 118-120.
11.Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Den Haag inzake [medeverdachte 1] met het parketnummer 09/857287-14, d.d. 25 maart 2015.
12.Een geschrift, te weten een vonnis van de rechtbank Den Haag inzake [medeverdachte 2] met het parketnummer 09/827131-14, d.d. 25 maart 2015.
13.Een geschrift, te weten een Antwoord Details Afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Methodiekendossier, p. 953.
14.PVI, proces-verbaal van bevindingen, p. 480.
15.PVI, proces-verbaal van bevindingen, blz. 721 en 722.
16.PVI, proces-verbaal bevindingen bestuurder levering melkpoeder, p. 1217-1219.
17.PVI, proces-verbaal van bevindingen, p. 300, en proces-verbaal van bevindingen, p. 387, 388 .
18.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, Beslagdossier, p. 20 en 21.
19.PVI, proces-verbaal van bevindingen, p. 1207-1210.
20.PVI, proces-verbaal verhoor [getuige] , p. 197, en een geschrift, te weten een kopie van een huurcontract, p. 198.
21.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2016.
22.PVI, proces-verbaal onderzoek gegevens ARS Traffic & Transport Technology, p. 338 en 339.
23.PVI, proces-verbaal van bevindingen stelselmatige informatie inwinner A-3762, p 1298.
24.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2016.
25.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2016.