ECLI:NL:RBDHA:2016:13079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
NL16.2752, NL16.2750, NL16.2749, NL16.2751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen en verzoeken voorlopige voorzieningen in het kader van Dublin-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in de zaken van eisers, die asiel aanvragen hebben ingediend. De rechtbank heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eisers hebben op 6 oktober 2016 beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin deze de aanvragen niet in behandeling nam. Tevens hebben zij verzocht om voorlopige voorzieningen om overdracht naar Duitsland te voorkomen, hangende de beroepen.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2016 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de autoriteiten van Duitsland verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Eisers hebben aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte terugnameverzoeken aan Duitsland heeft gericht, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond geen kans van slagen heeft.

Eisers hebben ook gesteld dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die aanleiding zouden moeten geven om de aanvragen onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank volgt deze stelling niet, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van onevenredige hardheid bij overdracht. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en afschriften zijn verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL16.2752, NL16.2750 (beroepen) en NL16.2749, NL16.2751 (verzoeken)
V-nummers: [nummers]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 oktober 2016 in de zaken tussen

[eiser], eiser en verzoeker, en

[eiseres], eiseres en verzoekster,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. S. Zwiers,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. A.S. Poelman.

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 5 oktober 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Op 6 oktober 2016 hebben eisers beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten en verzocht om het treffen van voorlopige voorzieningen teneinde overdracht hangende de beroepen te voorkomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2016. Eisers en hun gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak en overweegt daartoe het volgende.
2. Vast staat dat de autoriteiten van Duitsland verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers.
3. Eisers stellen in beroep dat verweerder ten onrechte terugnameverzoeken aan de autoriteiten van Duitsland heeft gericht omdat zij bij herhaling hebben aangegeven bereid te zijn terug te keren naar hun land van herkomst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze beroepsgrond geen kans van slagen omdat deze nimmer kan leiden tot het doel dat eisers daarmee beogen. Als eisers terugkeer naar hun land van herkomst hadden willen bespoedigen, had het eerder in de rede gelegen om de aanvragen in te trekken in plaats van om daartegen beroep in te stellen.
4. Subsidiair stellen eisers dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) door de aanvragen op basis van hetgeen door eisers in de gehoren naar voren is gebracht onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling. Immers is geenszins door hen aannemelijk gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden aanwezig zouden zijn waardoor overdracht zou getuigen van onevenredige hardheid.
5. De beroepen zijn ongegrond. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met nummers NL16.2752 en NL16.2750:
 verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaken met nummers NL16.2749 en NL16.2751:
 wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover betrekking hebbend op de beroepen, binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.