ECLI:NL:RBDHA:2016:13076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
09/817893-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwapen- en autodiefstalzaak na gebrek aan bewijs

Op 27 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 22-jarige Colombiaanse man, die werd verdacht van het voorhanden hebben van vuurwapens en diefstal of heling van een auto. De verdachte werd na een achtervolging door de politie aangehouden in een gestolen auto, waarin vuurwapens met munitie werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 29 juli 2016 en 13 oktober 2016. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. Raza, pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor zowel de diefstal van de auto als het voorhanden hebben van de vuurwapens. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet op de hoogte was van de wapens in de auto en dat er geen bewijs was dat hij zich bewust was van de aanwezigheid ervan.

De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817893-16
Datum uitspraak: 27 oktober 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “P.I. Ter Apel” te Ter Apel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 juli 2016 (pro forma) en 13 oktober 2016 (inhoudelijk). Deze strafzaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (parketnummers 90/817892-16 respectievelijk 09/817894-16).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, of
anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een
pistool van het merk Beretta,model 92 FS en/of een pistool van het merk HS,
type 95 en/of een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP, en/of
munitie van categorie III te weten één of meer bij voornoemd(e) wapen(s)
behorende (patroon)houder(s) gevuld met patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2016 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk/type BMW type 5 serie)
met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
[betrokkene] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of zijn mededader(s).
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met
een of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk/type BMW type 5
serie) met kenteken [kenteken] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Verdachte is in de nacht van 3 mei 2016, na een achtervolging door de politie, aangehouden in een gestolen auto [2] waarin twee vuurwapens met munitie zijn aangetroffen. [3] Bij een medepassagier die op de achterbank zat, is bij haar aanhouding een derde vuurwapen met munitie aangetroffen. [4] Niet ter discussie staat dat verdachte zich tijdens de autorit in de gestolen auto op de bijrijdersstoel rechts voorin de auto bevond. [5]
Verdachte is ten eerste tenlastegelegd – kort gezegd – het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een drietal vuurwapens van categorie III, met munitie. Ten tweede is verdachte primair tenlastegelegd diefstal van een auto, in vereniging gepleegd, en subsidiair al dan niet opzettelijke heling van een auto, in vereniging gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tweede primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het eerste feit en het tweede subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, nu daarvoor ten aanzien van verdachte geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs.
3.4
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van de auto.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank is voorts, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 subsidiair ten laste gelegde heling van de auto. Het dossier biedt immers geen basis voor het oordeel dat verdachte, op het moment dat hij in de auto stapte, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto door misdrijf was verkregen.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich dan nog gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen, één of meer wapens van categorie III met munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, en overweegt daartoe als volgt.
Voor ‘voorhanden hebben’ in de zin van artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie is onder meer vereist dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van één of meer van de aangetroffen vuurwapens. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat er wapens waren in de auto en dat hij ze pas zag toen de bestuurder uitstapte. [6]
Op basis van het dossier is niet vast te stellen op welke plek in de auto de wapens zich exact bevonden. In ieder geval biedt het dossier geen aanknopingspunten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat één of meer wapens, op het moment dat verdachte in de auto stapte en/of tijdens de rit, op een voor hem zichtbare plaats lag(en). Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte zich anderszins in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van één of meer van de drie vuurwapens, zodat het voorhanden hebben van de vuurwapens ten aanzien van verdachte niet kan worden bewezen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat – wat er ook zij van de beweegredenen van verdachte om zich die nacht in de betreffende auto te bevinden met een hem naar eigen zeggen onbekende bestuurder - het voorgaande tot de conclusie dient te leiden dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.

4.De inbeslaggenomen goederen

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht) onder 7 genummerde geldbedrag zal worden teruggegeven aan verdachte. De onder 1 tot en met 6 vermelde voorwerpen zijn reeds vernietigd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de in beslag genomen voorwerpen niets naar voren gebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van een deel van het op de beslaglijst onder 7 genummerde geldbedrag, te weten een bedrag van € 1.074,80. De rechtbank overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat dit het bedrag is dat onder verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen. De officier van justitie heeft dit bedrag echter opgeteld bij het geldbedrag dat bij verdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen en in beslag is genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan verdachte van het onder 7 op de beslaglijst genummerde geldbedrag van € 1.074,80.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Hopman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016123419, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 322).
2.Proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste, tweede en zesde alinea en proces-verbaal aangifte diefstal personenauto d.d. 29 maart 2016, blz. 85-86.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2016, blz. 96, tweede alinea en processen-verbaal van het TFO d.d. 3 mei 2016, blz. 104-107 en blz. 110-113.
4.Proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste, derde, vijfde en achtste alinea, proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2016, blz. 93, vijfde en achtste alinea en proces-verbaal van het TFO d.d. 3 mei 2016, blz. 98-101.
5.Proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste en tweede alinea.
6.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2016.