ECLI:NL:RBDHA:2016:13075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
09/817892-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en opzetheling van een auto

De rechtbank Den Haag heeft op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van drie vuurwapens met munitie en opzetheling van een auto. De verdachte werd aangehouden na een achtervolging door de politie, waarbij hij in een gestolen auto reed waarin de vuurwapens waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de diefstal van de auto niet bewezen kon worden, maar dat het voorhanden hebben van de vuurwapens en de opzetheling wel bewezen waren. De verdachte had bekend dat hij de vuurwapens in zijn bezit had en dat hij wist dat de auto gestolen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige bedreiging voor de rechtsorde vormt en dat de verdachte met zijn handelen een groot gebrek aan respect voor andermans eigendommen had getoond. De uitspraak werd gedaan in tegenspraak en de rechtbank verklaarde de verdachte niet strafbaar voor de diefstal van de auto, maar wel voor de andere feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817892-16
Datum uitspraak: 27 oktober 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, “HvB Maatschapslaan”, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 juli 2016 (pro forma) en 13 oktober 2016 (inhoudelijk). Deze strafzaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (parketnummers 90/817894-16 respectievelijk 09/817893-16).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. I. A. Groenendijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, of
anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een
pistool van het merk Beretta,model 92 FS en/of een pistool van het merk HS,
type 95 en/of een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP, en/of
munitie van categorie III te weten één of meer bij voornoemd(e) wapen(s)
behorende (patroon)houder(s) gevuld met patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2016 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk/type BMW type 5 serie)
met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
[betrokkene] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of zijn mededader(s).
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met
een of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk/type BMW type 5
serie) met kenteken [kenteken] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Verdachte is in de nacht van 3 mei 2016, na een achtervolging door de politie, aangehouden in een gestolen auto [2] waarin twee vuurwapens met munitie zijn aangetroffen. [3] Bij verdachte [medeverdachte 1] is bij de aanhouding een derde vuurwapen met munitie aangetroffen. [4] Niet ter discussie staat dat verdachte tijdens de autorit de bestuurder van de gestolen auto was. [5]
Verdachte is ten eerste tenlastegelegd – kort gezegd – het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een drietal vuurwapens van categorie III, met munitie. Ten tweede is verdachte primair tenlastegelegd diefstal van een auto, in vereniging gepleegd, en subsidiair al dan niet opzettelijke heling van een auto, in vereniging gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tweede primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het eerste feit en het tweede subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het voorhanden hebben van drie vuurwapens met munitie en heling van de auto bekend. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat van medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens geen sprake is, aangezien er tussen verdachte en de andere verdachten geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van de auto.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair
Aangezien verdachte heeft bekend dat hij de in tenlastelegging onder feit 1 genoemde vuurwapens met munitie voorhanden had, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van verdachte ten aanzien van dat feit geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2016; [6]
  • proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste, zesde en achtste alinea;
  • het proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 15 vierde en laatste alinea;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2016, blz. 96, tweede alinea;
  • het proces-verbaal van het TFO d.d. 3 mei 2016, blz. 98-101, 104-107 en 110-113.
Verdachte heeft eveneens bekend dat hij de onder feit 2, subsidiair, bedoelde opzetheling heeft gepleegd, hij heeft nadien niet anders verklaard en de raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van dat feit geen vrijspraak bepleit, zodat de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering ook hier kan volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2016;
  • het proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 15, vierde en laatste alinea;
  • proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste en zesde alinea;
  • proces-verbaal van aangifte diefstal personenauto namens [betrokkene] d.d. 29 maart 2016, blz. 85-87.
De rechtbank ziet zich dan nog gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, heeft begaan.
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat hij in een gestolen auto reed en dat de drie vuurwapens al in de auto waarin hij reed aanwezig waren voordat de medeverdachten bij hem instapten. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat wist dat hij in een gestolen auto reed, dat hij twee pistolen in zijn jas had, dat hij wist dat er nog een derde vuurwapen in de auto lag en dat hij daarom aan de politie probeerde te ontkomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zijn passagiers (de andere verdachten) tijdens de achtervolging door de politie uit de auto wilde zetten om hen niet in zijn zaken te betrekken, maar dat dat niet is gelukt. [7]
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten waaruit enige mate van samenwerking met de andere verdachten of met anderen bij het voorhanden hebben van de vuurwapens en/of de gestolen auto blijkt. De enkele omstandigheid dat het derde vuurwapen bij een verdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen nadat zij uit de auto was gestapt en was aangehouden, maakt dat niet anders. De voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen is dan ook niet komen vast te staan, zodat verdachte ten aanzien van beide feiten zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 3 mei 2016 te 's-Gravenhage wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Beretta, model 92 FS en een pistool van het merk HS, type 95 en een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP, en munitie van categorie III te weten bij voornoemde wapens behorende patroonhouders gevuld met patronen, voorhanden heeft gehad;
2.
op 3 mei 2016 te 's-Gravenhage, een personenauto (merk/type BMW type 5 serie) met kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van feit 2:
opzetheling.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en dat een gevangenisstraf van een aanzienlijk kortere duur zou moeten worden opgelegd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie ten onrechte is gebaseerd op voorbereidingshandelingen van een ander misdrijf, welke voorbereidingshandelingen niet bewezen kunnen worden. Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte ter zake van de vuurwapens een
first offenderis, dat het gaat om drie wapens die op hetzelfde moment zijn aangetroffen en dat verdachte sinds het begin van het strafrechtelijk onderzoek zijn medewerking daaraan heeft verleend. Dit alles dient volgens de raadsvrouw straf mitigerend te werken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden vrijheidsbenemende straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie vuurwapens met munitie. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens vormt een ernstige bedreiging voor de rechtsorde. Gelet op het gevaar voor criminele incidenten en ernstige ongelukken heeft de wetgever hoge straffen gesteld op het voorhanden hebben van illegale wapens. In de onderhavige zaak ging het bovendien om geladen wapens, die binnen handbereik waren in een auto op de openbare weg. De omstandigheden waaronder de wapens zijn aangetroffen – te weten midden in de nacht in een gestolen auto waaruit verdachte na een achtervolging door de politie trachtte te vluchten – duiden op gebruik van die wapens in het criminele circuit. Deze strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee in haar oordeel omtrent de strafmaat.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzettelijke heling van een auto. Opzetheling en diefstal liggen in elkaars verlengde. De heler is immers degene die de steler faciliteert door een afzetmarkt te creëren. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de strafmaat voor opzetheling en de strafmaat voor diefstal eveneens in elkaars verlengde dienen te liggen. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte ook door de wijze waarop hij met de geheelde auto is omgegaan blijk heeft gegeven van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendommen. In een poging om te ontkomen aan de politie heeft verdachte immers een botsing veroorzaakt waarbij de auto zwaar is beschadigd. Bovendien is verdachte met een veel te hoge snelheid roekeloos en met gevaar voor anderen door een woonwijk gereden. De rechtbank acht het tenslotte zeer kwalijk dat verdachte de gestolen auto kennelijk onder zich had om daarmee strafbare feiten te plegen. Dit alles weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 4 mei 2016. Daaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. In het recente verleden is verdachte eenmaal veroordeeld voor diefstal met braak in een woning en eenmaal voor opzetheling, zodat ten aanzien van de heling sprake is van recidive. De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor delicten strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie.
Reclassering
De rechtbank slaat voorts acht op een reclasseringsrapport d.d. 7 oktober 2016. Hierin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd. De rapporteurs schatten het recidive risico in als hoog, gelet op de houding van verdachte, het feit dat hij voorafgaand aan zijn preventieve detentie geen structurele dagbesteding en legale inkomsten had en daarnaast de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis.
De straf
Al het voorgaande afwegende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op haar plaats. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. De duur van deze straf is iets korter dan door de officier van justitie geëist. Dat heeft ermee te maken dat de rechtbank – naast de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd – de proceshouding van verdachte en de strekking van de samenloopregeling van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht in strafverminderende zin in aanmerking neemt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, primair, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2, subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van feit 2:
opzetheling.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Hopman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016123419, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 322).
2.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 15, vierde en laatste alinea, proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste en zesde alinea en proces-verbaal aangifte diefstal personenauto d.d. 29 maart 2016, blz. 85-86.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2016, blz. 96, tweede alinea en processen-verbaal van het TFO d.d. 3 mei 2016, blz. 104-107 en blz. 110-113.
4.Proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste, derde, vijfde en achtste alinea, proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2016, blz. 93, vijfde en achtste alinea en proces-verbaal van het TFO d.d. 3 mei 2016, blz. 98-101.
5.Proces-verbaal aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 15, vierde en laatste alinea en proces-verbaal van aanhouding d.d. 3 mei 2016, blz. 37, eerste alinea.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 oktober 2016.
7.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2016.