ECLI:NL:RBDHA:2016:13045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter bij onverschuldigde betaling en verwijzing naar rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in een vordering van Vroon Offshore Services S.R.L. tegen een gedaagde wiens woonplaats onbekend is. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Bregonje, heeft een vordering ingesteld op grond van onverschuldigde betaling. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van artikel 7 lid 2 van de herschikte EEX-Vo, en geconcludeerd dat deze vordering niet onder de reikwijdte van dit artikel valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering niet is gebaseerd op een contractuele verbintenis, maar op een onverschuldigde betaling, wat betekent dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, aangezien de gedaagde geen bekende woonplaats heeft, de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden vastgesteld aan de hand van het nationale recht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de artikelen 1-9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen bevoegdheid voor de Nederlandse rechter bieden. Echter, omdat eiseres conservatoir beslag heeft gelegd op de bankrekening van de gedaagde, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over deze zaak te oordelen. De rechtbank Gelderland, die het verlof tot het beslag heeft verleend, is relatief bevoegd om de zaak verder te behandelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank zich relatief onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en de zaak verwezen naar de rechtbank Gelderland voor verdere behandeling en beslissing. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Alt-van Endt.