6.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tasjesroof. Hij heeft bewust een “makkelijk” slachtoffer uitgekozen, namelijk een vrouw die met twee vriendinnen over straat liep. Hij heeft de vrouwen een poosje gevolgd en vervolgens de stuipen op het lijf gejaagd door voor het slachtoffer te springen en een mes te tonen. Hij bedreigde het slachtoffer en eiste zo haar tas op.
Verdachte heeft uitsluitend met het oog op eigen gewin gehandeld zonder zich rekenschap te geven van de schade die en het leed dat hij toebracht aan het slachtoffer. Verdachte heeft haar en de twee andere vrouwen daarmee ook beroofd van een belangrijk gevoel van veiligheid. Zijn handelen heeft daarnaast bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van 26 augustus 2016 van het psychologisch onderzoek pro justitia, ondertekend door dr. [naam] , gz-psycholoog.
Uit dit psychologisch onderzoek komen de volgende bevindingen en het volgende advies naar voren. De verdachte heeft zeker gemiddelde verstandelijke capaciteiten. Bij hem is sprake van een bipolaire stoornis NAO en een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO; de pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO is een restcategorie binnen autisme spectrum stoornissen ASS die een beperkend stempel drukken op het functioneren. De persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte wordt bedreigd. Dit was ook zo ten tijde van het strafbare feit, dat werd gepleegd tijdens een depressieve episode die onderdeel vormt van de bipolaire stoornis. Geadviseerd wordt de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Het recidiverisico wordt geschat op hooguit matig. De gedachten van verdachte gaan met hem op de loop en het risico is wel zorgwekkend. Om recidive te voorkomen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte te bevorderen, wordt geadviseerd hulp te bieden met de bipolaire stoornis NAO, de zorgelijke elementen in de denk- en gevoelswereld, de invloed van zijn belaste verleden en het leren hanteren van de pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO. Ook opleiding en dagbesteding zijn van belang. Er moet een plan van aanpak komen voor een gefaseerde, afgestemde behandeling en begeleiding binnen een juridisch kader. Geadviseerd wordt om bij een deels voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde in vervolg op de ITB Criem behandeling een contact met de jeugdreclassering voor een langere duur, bijvoorbeeld twee jaar, op te leggen, zodat er voldoende tijd is voor de geadviseerde interventies en er ook op langere termijn voldoende toezicht blijft op zijn verdere ontwikkeling. In dat kader kunnen dan ook trainingen, begeleiding en/of behandeling gericht op bovengenoemde aandachtspunten worden gevolgd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de rapporten van de Raad en op de toelichting daarop door de ter terechtzitting verschenen deskundige van de Raad. De rechtbank heeft ook kennis genomen van hetgeen namens Jeugdbescherming west ter terechtzitting is opgemerkt.
Uit het meest recente rapport van de Raad van 27 september 2016 en de ter terechtzitting door de deskundige van de Raad gegeven toelichting komt onder meer het volgende naar voren. De Raad staat achter de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de stoornissen en problematiek van de verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de noodzaak van behandeling. De Raad acht voor de verdachte behandeling nodig in de vorm van individuele therapie voor zijn bipolaire en pervasieve ontwikkelingsstoornis (eventueel met medicatie), gericht op het versterken van het zelfbeeld (de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling); agressieregulatie en eventuele verwerking van ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven (EMDR of PMT). De Waag of een soortgelijke instelling zou die behandeling kunnen bieden. Ook is de Raad met de psycholoog van mening dat intensieve begeleiding in het kader van (voortzetting van) ITB Criem noodzakelijk is.
De Raad wijkt van het advies van de psycholoog af in die zin dat hij als juridisch kader voor deze behandeling een GBM adviseert, omdat die anders dan behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie, mogelijkheden biedt voor flexibelere interventie en bij terugval niet direct tot terugmelding hoeft te leiden.
De Raad adviseert een GBM op te leggen voor de duur van 12 maanden, met als inhoud:
- ITB Criem voor de duur van 3 maanden, gevolgd door intensieve begeleiding door de Jeugdreclassering;
- behandeling door de Waag of een soortgelijke instelling op de tijden en plekken als door of namens de zorginstelling aan te geven teneinde zich (individueel) te laten behandelen voor o.a. zijn bipolaire en pervasieve ontwikkelingsstoornis ook als dit het innemen van medicatie betekent;
waarbij aan Stichting Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven tot ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel en het programma dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. De raad adviseert naast deze GBM een voorwaardelijke straf op te leggen met naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij Stichting Jeugdbescherming west.
Door de deskundige van Jeugdbescherming west is ter terechtzitting onder meer het volgende naar voren gebracht. De verdachte en de moeder van de verdachte werken goed aan de begeleiding mee. De Waag vindt het belangrijk dat de hulp grotendeels in Gouda wordt geboden, omdat de GGZ te Gouda een belangrijke rol heeft in het geval zich een crisis voor zou doen. Voor de forensische deskundigheid zou de Waag betrokken blijven. De Waag is het ermee eens als de Waag eindverantwoordelijkheid draagt en als de GGZ Gouda onder supervisie van de Waag te Rotterdam begint met medicatie voor de bipolaire stoornis. Daarvoor is al een afspraak gepland met de kinder- en jeugdpsychiater op de dag na de terechtzitting. Na stabilisering zouden de overige therapieën kunnen worden ingezet.
Het ITB Criem traject dat in het kader van de opschorting van de voorlopige hechtenis werd gevolgd, is inmiddels afgelopen, maar het is mogelijk en wenselijk om opnieuw een ITB Criem traject voor wederom een periode van 3 maanden te volgen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de deskundigen in die zin dat zij uitgaat van verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en van de noodzaak van behandeling zoals in de adviezen beschreven.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de ernst van het begane misdrijf en de noodzaak van behandeling van de verdachte aanleiding geeft tot oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie en tot oplegging van een GBM, welke maatregel de rechtbank in het belang acht van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat de maatregel past bij de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling van de verdachte, en dat in het kader van een GBM de mogelijkheid bestaat om de inhoud van het programma te wijzigen of om een interventie toe te passen indien dat noodzakelijk wordt geacht, waarna de behandeling van de verdachte kan worden voortgezet.
De inhoud van het programma zal de rechtbank bepalen conform hetgeen door de deskundigen, ook ter terechtzitting, is geadviseerd. De rechtbank zal de duur van de maatregel bepalen op 12 maanden en aan de maatregel een vervangende jeugddetentie verbinden van 6 maanden.
De rechtbank zal bevelen dat het programma van de GBM dadelijk uitvoerbaar is, nu naar het oordeel van de rechtbank er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is.
Naast deze maatregel legt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde bij deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat de verdachte dient te voldoen aan een meldplicht bij de jeugdreclassering.