ECLI:NL:RBDHA:2016:12655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
09/777021-16, t.t.g. 09/797277-16, 09/817593-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak, openlijk geweld tegen goederen en poging tot afpersing door een minderjarige

Op 19 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot woninginbraak, openlijk geweld tegen goederen en poging tot afpersing. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken. De verdachte was betrokken bij een poging tot inbraak in een woning in Boskoop op 13 februari 2016, waarbij hij samen met anderen probeerde de achterdeur van de woning te forceren. Daarnaast was hij betrokken bij openlijk geweld tegen fietsen op 2 februari 2016, waarbij hij en anderen fietsen beschadigden. Tot slot werd de verdachte beschuldigd van poging tot afpersing op 22 maart 2016 in Aarlanderveen, waar hij samen met een medeverdachte een jongen bedreigde om zijn mobiele telefoon af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder niet was veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende twee jaar niet schuldig mocht maken aan nieuwe strafbare feiten. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777021-16, t.t.g. 09/797277-16, 09/817593-16
Datum uitspraak: 19 oktober 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum]
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 5 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Achahbar en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. J. Lintjer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
t.a.v. parketnummer 09/777021-16
hij op of omstreeks 13 februari 2016 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, heeft geprobeerd (het slot van) de achterdeur van die woning te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/797277-16
hij op of omstreeks 2 februari 2016 te Boskoop met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) fiets(en), welk geweld bestond uit het één of meerdere malen trappen tegen fietsen, het optillen en het vervolgens gooien van fietsen (tegen een muur) en/of het losdraaien en/of verwijderen van (een) fietsventiel(en);
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/817593-16
hij op of omstreeks 22 maart 2016 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg de [adres] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon, althans enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen rijdende op een bromfiets die op een fiets rijdende [benadeelde] heeft/hebben klem gereden, althans onder rijden (bij de kleding) heeft/hebben vastgepakt waardoor die [benadeelde] tot stoppen werd gedwongen en/of (vervolgens) de bril van het hoofd van die [benadeelde] heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) dreigend die [benadeelde] de woorden heeft/hebben toegevoegd "Geef je telefoon anders slaan we je in elkaar" en/of "Anders steken we je" en/of "Geef me je mobiel" en/of "Moeten we je anders meppen met onze helmen" en/of "Anders je bril voor je mobiele telefoon", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 09777021-16 gezien de bekentenis van de verdachte geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van parketnummer (t.t.g.) 09/797277-16, het openlijk geweld tegen fietsen, heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit, omdat uit de aangifte volgt dat het tenlastegelegde op 6 februari heeft plaats gevonden en in de tenlastelegging “op of omstreeks 2 februari 2016”staat. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om bij het opleggen van straf rekening te houden met de geringe bijdrage van de verdachte. De verdachte heeft immers enkel de ventielen los gedraaid en heeft geen schade veroorzaakt.
Ook ten aanzien van parketnummer (t.t.g.) 09/817593-16, de poging tot afpersing van [benadeelde] , heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit. Zij heeft betoogd dat het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen bij de verdachte ontbrak. De woorden ‘geef die telefoon’, sprak de verdachte omdat hij weg wilde, niet omdat hij de telefoon wilde hebben. Daarbij komt dat de bijdrage van de verdachte aan het feit niet van voldoende gewicht is om hem als medepleger aan te merken. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat gedeeltelijke vrijspraak dient te volgen voor de volgende handelingen, te weten het klemrijden, de bril van het hoofd slaan, en het dreigen met steken, omdat daarvoor onvoldoende aanwijzingen in het dossier zijn te vinden.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
t.a.v. parketnummer 09/777021-16 [1]
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank is daarom van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Stafvordering, kan worden volstaan. De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen de aangifte en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [2] [3]
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/797277-16 [4]
Op of omstreeks
Omtrent het verweer van de raadsvrouw dat vrijspraak dient te volgen omdat volgens de aangifte het strafbare feit plaatsvond op 6 februari 2016 terwijl op de dagvaarding als datum staat genoemd: ‘op of omstreeks 2 februari 2016’, overweegt de rechtbank dat in deze zaak wel kan worden aangenomen dat de pleegdatum 6 februari 2016 valt in de omschrijving ‘omstreeks 2 februari 2016’ zoals is tenlastegelegd. Daarbij overweegt de rechtbank dat het aan de verdachte alleszins duidelijk is geweest op welk incident het onderzoek en de vervolging was gericht. De rechtbank zal het verweer dan ook passeren.
De verdachte heeft bekend dat hij een bijdrage aan het geweld heeft gepleegd door het losdraaien van ventielen. De raadsvrouw heeft - behalve middels voormeld verweer - geen vrijspraak bepleit. De rechtbank is daarom van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Stafvordering, kan worden volstaan. De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen de aangifte en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [5] [6]
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/817593-16 [7]
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van een poging tot beroving, gepleegd op 22 maart 2016 op de [adres] , binnen de gemeente Alphen aan den Rijn. Hij fietste daar toen hij van links hoorde roepen “stoppen! Geef mij je telefoon!”. Hij zag een scooter en de jongen die achterop zat, pakte hem bij zijn jas vast. De aangever remde toen om te stoppen. Zijn bril viel op de grond. Hij hoorde beide jongens zeggen: “Geef je telefoon anders slaan we je in elkaar” en “Geef me je mobiel”. Hij hoorde de jongen die achterop had gezeten zeggen “Moeten we je anders meppen met onze helmen” en de bestuurder zeggen “Anders je bril voor je mobiele telefoon”. De aangever weigerde zijn telefoon te geven en ging zijn bril zoeken. De bestuurder bleef de hele tijd op de scooter zitten, de passagier was afgestapt maar stapte weer op toen een voorbijgangster zich met de situatie kwam bemoeien. De jongens reden toen weg. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de scooter bestuurde en dat hij tegen de aangever heeft gezegd: “Geef je telefoon”. [9]
Bij de politie heeft de verdachte ontkend dat hij iets tegen de aangever heeft gezegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij deze woorden tot de aangever richtte omdat hij graag weg wilde toen hij zag dat een voorbijgangster eraan kwam. Ook verklaarde de verdachte ter terechtzitting dat hem pas, toen hij op aanwijzen van de medeverdachte bij de aangever stopte, duidelijk werd dat de medeverdachte de telefoon van aangever wilde stelen.
De rechtbank overweegt dat duidelijk is dat de verdachte en de medeverdachte ook op een eerder moment hadden kunnen ophouden met proberen om de telefoon van de aangever in hun bezit te krijgen en dat de woorden die de verdachte tot de aangever richtte, dus ook de bedoeling hadden om de aangever ertoe te brengen (sneller) zijn telefoon af te geven.
Omtrent de bijdrage van de verdachte overweegt de rechtbank voorts het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte naar de aangever is gereden, bij de aangever is gestopt en, zich bewust van het voornemen van de medeverdachte, instemmend aanwezig is gebleven toen de medeverdachte afstapte en de aangever bedreigde en de telefoon van aangever opeiste. Daarnaast heeft hij de aangever aangespoord om zijn telefoon af te geven en aldus ook actief uitvoering gegeven aan het plan. Vervolgens is hij, toen aangever door een voorbijganger te hulp werd geschoten, met de medeverdachte achterop weggereden.
De rechtbank is van oordeel dat deze bijdrage van de verdachte aan de totstandkoming van het feit van voldoende betekenis is om aan te nemen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, gericht op het gezamenlijk bereiken van een geslaagde beroving. Aldus acht de rechtbank het medeplegen van de poging tot beroving door de verdachte wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
t.a.v. parketnummer 09/777021-16:
hij op 13 februari 2016 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [benadeelde] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, heeft geprobeerd (het slot van) de achterdeur van die woning te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/797277-16:
hij omstreeks 2 februari 2016 te Boskoop met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen fietsen, welk geweld bestond uit het meerdere malen trappen tegen fietsen, het optillen en het vervolgens gooien van fietsen (tegen een muur) en het losdraaien en verwijderen van fietsventielen;
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/817593-16:
hij op 22 maart 2016 te Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg [adres] , met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde] , met zijn mededader rijdende op een bromfiets die op een fiets rijdende [benadeelde] onder
hetrijden bij de kleding heeft vastgepakt waardoor die [benadeelde] tot stoppen werd gedwongen en vervolgens dreigend die [benadeelde] de woorden
heefttoegevoegd "Geef je telefoon anders slaan we je in elkaar" en "Geef me je mobiel" en "Moeten we je anders meppen met onze helmen" en "Anders je bril voor je mobiele telefoon", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit alleen een werkstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk, zonder de bijzondere voorwaarde van begeleiding door de jeugdreclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, een poging tot afpersing en aan openlijk geweld gepleegd tegen goederen.
Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte getoond dat hij zich geen rekenschap geeft van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Hij heeft met het oog op eigen gewin willen inbreken in een woning en heeft daardoor angst bij de bewoners en schade veroorzaakt. Hij heeft zonder enig motief in dronkenschap meegedaan aan het beschadigen van andermans spullen. Dit maakt inbreuk op het eigendom van een ander en veroorzaakt irritatie en overlast bij de eigenaren. Ten slotte heeft hij geprobeerd met een ander een jongen te beroven van zijn telefoon. Ook dit feit getuigt van minachting voor de persoon en eigendom van anderen en heeft bij het slachtoffer schrik en angst veroorzaakt. Dergelijke feiten vergroten ook het gevoel van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden wel boetes heeft gekregen maar niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op verscheidene rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en op hetgeen ter terechtzitting door de deskundige van Jeugdbescherming west naar voren is gebracht.
Uit het meest recente rapport van de Raad van 30 september 2016 komt onder meer het volgende naar voren.
In Boskoop had de verdachte een vriendenkring waarin politiecontacten, spijbelen en blowen veel voorkomen. Inmiddels woont hij bij zijn vader in [adres] en houdt hij zich aan de regels, zowel aan de - bij opschorting van de voorlopige hechtenis opgelegde - bijzondere voorwaarden als aan de regels bij vader thuis. Hij blowt niet meer en komt niet meer in de problemen. De communicatie tussen de (gescheiden) ouders is verbeterd en daar heeft de verdachte baat bij. Hij neemt zijn dagbesteding serieus. Hij heeft werk bij [bedrijf] , helpt zijn vader, en gaat na de zomervakantie beginnen [bedrijf] . Zijn vrijetijdsbesteding is wel een zorgpunt. Om recidive te voorkomen is belangrijk dat de verdachte zich bewust is van de gevolgen van zijn keuzes en een zinvolle dagbesteding heeft.
De verdachte heeft, samen met zijn vader, excuses aangeboden aan het slachtoffer van de poging tot inbraak in een woning, welke door het slachtoffer werden geaccepteerd. Het slachtoffer van de poging tot afpersing wilde (nog) niet benaderd worden voor excuses.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering.
Namens de jeugdreclassering is door de ter terechtzitting verschenen deskundige verklaard dat voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering inmiddels geen toegevoegde waarde meer heeft.
De rechtbank zal de adviezen opvolgen en is dan ook van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende reactie vormt. Gelet op het advies van de jeugdreclassering en de stappen die verdachte inmiddels heeft gezet, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de werkstraf.

7.De vordering benadeelde partij

t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/797277-16:
J. Bovendeert heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 178,90. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en hoofdelijk met de medeverdachten kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de inhoud van de vordering niet onomstotelijk blijkt dat het om schade gaat die verband houd met het strafbare feit. De bijgevoegde offerte dateert immers van 31 mei 2015 en heeft betrekking op een koplamp en een voorwiel, terwijl uit de aangifte geen schade aan het voorwiel blijkt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De schade blijkt niet alleen uit de aangifte, maar ook uit (de beschrijving van) de camerabeelden, waaruit volgt dat er hard tegen het voorwiel van de fiets is aangetrapt De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 februari 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 178,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer] .
Aan deze betalingsverplichting zal de rechtbank vervangende jeugddetentie verbinden voor de duur van 3 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. parketnummer 09/777021-16:
poging tot diefstal, in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/797277-16:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
t.a.v. (t.t.g.) parketnummer 09/817593-16:
medeplegen van poging tot afpersing;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een werkstraf voor de duur van
120 uren
bepaalt dat een deel van deze werkstraf van
40 urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, naar rato van 2 uren per dag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan J. Bovendeert, een bedrag van € 178,90,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 178,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
t.a.v. parketnummer 09/817593-16:heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. J.J. Peters, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016043624.
2.Pag. 9 t/m 11, aangifte door [benadeelde] .
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 5 oktober 2016.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar proces-verbaalnummers betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016139716 z.
5.Procesverbaalnummer PL1500-2016041544-1, aangifte door [benadeelde] .
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 5 oktober 2016.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016081623.
8.Pag. 11 t/m 13, aangifte door [benadeelde] .
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 5 oktober 2016.