ECLI:NL:RBDHA:2016:12505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
09/818061-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van ex-schoonouders door verdachte met psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-schoonouders heeft bedreigd. De verdachte, geboren in 1977, lijdt aan een complexe chronische psychiatrische problematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 mei 2016 bij de woning van zijn ex-schoonouders is verschenen, waar hij hen heeft bedreigd met een mes en een vuurwapen heeft nagebootst. De aangevers, zijn ex-schoonmoeder en ex-schoonvader, hebben verklaard dat zij zich zeer bedreigd voelden door het gedrag van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van zijn ex-partner, omdat er onvoldoende bewijs was voor dit feit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 230 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte dringend behoefte heeft aan behandeling voor zijn psychiatrische problemen, maar dat het wettelijk kader geen mogelijkheden biedt om deze behandeling als voorwaarde aan de straf op te leggen. De verdachte is op last van de rechtbank in vrijheid gesteld, omdat hij al voldoende tijd in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818061-16
Datum uitspraak: 20 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum in Vught.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Bakker, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. N. Harlequin, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te ’s-Gravenhage
[aangever 1] en/of [aangeefster 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en/of [aangeefster 2] dreigend
- een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of
- met zijn, verdachtes, hand een vuurwapen nagebootst/gemaakt en/of
(vervolgens) gericht op die [aangever 1] en/of [aangeefster 2] en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"jij gaat eraan en/of "hij gaat er ook aan" en/of ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 mei 2016 te ’s-Gravenhage
zijn (voormalig) levensgezel, [aangeefster 3]
(meermalen) heeft mishandeld door (telkens)
- in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd en/of tegen/op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) aan de haren te trekken en/of
- ( met kracht) tegen/op de muur en/of de grond te duwen en/of
- ( terwijl zij op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- ( met kracht) bij/om de keel te pakken/grijpen en/of
- een/de nagel(s) er af te scheuren;
Art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte zich op 26 mei 2016 heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – bedreiging van zijn ex-schoonmoeder (hierna ook: [aangeefster 2] ) en zijn ex-schoonvader (hierna ook: [aangever 1] ) (feit 1). Daarnaast is de vraag aan de orde of verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 mei 2016 zijn ex-partner (hierna ook: [aangeefster 3] ) heeft mishandeld (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu de aangiftes van [aangeefster 2] en [aangever 1] met betrekking tot de bedreiging niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen in het dossier betreffende de ten laste gelegde mishandeling komen, aldus de raadsvrouw, alle voort uit slechts één bron. De raadsvrouw heeft daarom ook van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspraak verzocht, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1 (bedreiging schoonouders)
[aangeefster 2] , de ex-schoonmoeder van verdachte, hoort op 26 mei 2016 omstreeks 19:40 uur dat verdachte tegen de voordeur bonkt en schopt en met een sleutel tegen een raam tikt en slaat van haar woning aan de [adres] Den Haag. Zij verklaart dat verdachte dan weg rijdt en ongeveer tien minuten later weer terug komt en weer tegen de voordeur bonkt en schopt en tegen het raam tikt en slaat. [aangeefster 2] ziet dat verdachte dan uit een auto een mes met een groen handvat pakt en dit in zijn linkerhand vasthoudt. Zij hoort hem tegen haar schreeuwen: “jij gaat eraan”. Zij ziet dat hij zijn hand als een pistool maakt terwijl hij dit schreeuwt. Zij ziet dan dat verdachte met zijn hand als pistool naar haar man wijst en hoort dat verdachte tegen haar echtgenoot roept: “en hij gaat er ook aan”. [2]
Bij de insluitingsfouillering van verdachte werd een autosleutel aangetroffen met aan de sleutelring een uitklapbaar mesje met een groen handvat. [3] In een nader verhoor toont de politie aan [aangeefster 2] een foto van dit mes. Gevraagd wordt of dat het mes is dat [aangeefster 2] tijdens de bedreiging door verdachte heeft gezien. Zij antwoordt daarop dat het precies die groene kleur is die zij in haar hoofd had. [4]
[aangever 1] hoort verdachte op 26 mei 2016 omstreeks 19:45 uur met een sleutelbos tegen het raam tikken. Hij hoort verdachte onder meer schreeuwen: “ooh wacht maar, jullie komen nog wel”. [aangever 1] verklaart dat verdachte toen kortstondig is weggegaan en daarna weer terug kwam. Hij ziet dan dat verdachte een voor hem dreigende houding aanneemt. Daarna ziet hij dat verdachte met zijn rechterhand een vuurwapen nabootst en het in richting van hem en zijn vrouw richt. Hij hoort dat verdachte schreeuwt: “ik maak jullie kapot”. [5]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte op 26 mei 2016 in de avond bij de woning van zijn ex-schoonouders is geweest, dat hij daar aan [aangeefster 2] een mes heeft getoond en met zijn hand een vuurwapen heeft nagebootst en dit naar beide aangevers heeft gericht, terwijl hij hen toeschreeuwde zoals hiervoor beschreven. Aangevers hebben verklaard dat zij door dit handelen van verdachte bang en opgefokt werden en zich zeer bedreigd voelden. [6] Op grond van het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling ex-partner)
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mishandeling van [aangeefster 3] . De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling is, behoudens de verklaringen van aangeefster, geen bewijs in het dossier aanwezig dat deze verklaringen ondersteunt. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar verklaard dat hij aangeefster tijdens ruzies wel eens heeft beetgepakt en aan de kant heeft gezet. Hij deed dit om tijdens ruzies de woning te kunnen verlaten, omdat hij geen ruzie wilden maken in het bijzijn van de kinderen. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster daarbij niet tegen de muur heeft geduwd, zoals is tenlastegelegd. De door de aangeefster aan de politie overhandigde foto’s zijn niet gedateerd, zodat niet kan worden vastgesteld wanneer deze zijn gemaakt. Evenmin blijkt uit die foto’s - of anderszins - hoe het daarop zichtbare letsel is ontstaan. Zij dragen daarom niet bij aan het bewijs. Dat geldt ook voor de verklaringen van de ouders van aangeefster, nu daaruit evenmin valt af te leiden dat verdachte aangeefster heeft mishandeld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 2.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 26 mei 2016 te ’s-Gravenhage [aangever 1] en [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en/of [aangeefster 2] dreigend
- een mes getoond en/of
- met zijn, verdachtes, hand een vuurwapen nagebootst en vervolgens gericht op die [aangever 1] en [aangeefster 2] en
- daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"jij gaat eraan en/of "hij gaat er ook aan" en/of ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Palier, te weten een meldplicht bij de reclassering, klinische behandeling voor de duur van maximaal 12 maanden en aansluitend ambulante forensische zorg met de mogelijkheid van een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de klemtoon dient te liggen op hulp en behandeling van verdachte. De officier heeft daarom gevorderd de algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte hulp wil. Bij vrijspraak zal verdachte zelf hulp zoeken. Verdachte zou zich het liefst per direct melden bij de psychiater van PsyQ die hem in het verleden ook heeft behandeld.
Als de rechtbank tot een veroordeling komt, moet volgens de raadsvrouw worden gezocht naar een manier waarop verdachte behandeling kan krijgen. De omgang met zijn kinderen dient van de behandeling onderdeel uit te maken, aangezien de onduidelijkheden daaromtrent onderdeel zijn van de psychiatrische problematiek van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-schoonmoeder en ex-schoonvader. Hij heeft daarbij een mes getoond, hetgeen een strafverzwarende omstandigheid is.
Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Bovendien heeft de bedreiging plaatsgevonden in de huiselijke omgeving van de slachtoffers. Een omgeving waar mensen zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Aannemelijk is dat de slachtoffers nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen van dit feit zullen ondervinden, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Uit de aangifte van [aangever 1] blijkt ook duidelijk dat hij leeft in de angst dat verdachte hem of een familielid iets zal aandoen.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 29 mei 2016. Daaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk, maar in het verleden wel is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder bedreiging van zijn toenmalige ex-schoonmoeder. Dit zal de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia betreffende verdachte d.d. 28 augustus 2016 door drs. B.J.H. van der Hoeven en dr. O.M. Guddat. Bij dit onderzoek is geconstateerd dat verdachte lijdt aan een complexe chronische psychiatrische problematiek. Bij verdachte is sprake van een psychotische stoornis NAO, posttraumatische stress-stoornis (PTSS), cannabisafhankelijkheid, cocaïneafhankelijkheid, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hierdoor kan volgens de onderzoekers bij verdachte worden gesproken van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, en van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Deze stoornissen waren volgens de onderzoekers aanwezig op het moment dat de feiten waarvan betrokkene wordt verdacht zouden zijn gepleegd. Zij adviseren daarom om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Onderzoekers achten de kans op recidive hoog. Zij adviseren om bij een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden te stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd richt naar de aanwijzingen van de reclassering en dat hij wordt behandeld. Aanvankelijk zou klinische behandeling op een FPA (forensisch psychiatrisch afdeling) of soortgelijke instelling aangewezen zijn. Onderzoekers vragen zich af in hoeverre verdachte zelf de verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn gedrag en therapietrouw zal zijn als de behandeling ambulant wordt voortgezet. Als onderdeel van een ambulante behandeling suggereren onderzoekers daarom controle op middelengebruik en duidelijke consequenties bij middelenmisbruik. Dergelijke voorwaarden kunnen volgens hen ook gelden voor deelname aan de behandeling voor de persoonlijkheidsproblematiek. Onderzoekers hebben overwogen om een TBS met voorwaarden te adviseren omdat verdachte zich in het verleden niet heeft gehouden aan voorwaarden. Een TBS-advies vormt volgens hen op dit moment echter een te zware maatregel.
De rechtbank heeft ook het Psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende verdachte d.d. 20 augustus 2016 door drs. A.M.T. Spies in aanmerking genomen. De psycholoog stelt dezelfde diagnose als de psychiaters en concludeert ook dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het recidiverisico wordt in dit onderzoek eveneens hoog ingeschat en ook de psycholoog heeft twijfels over de behandeltrouw van verdachte. Zij komt tot een gelijkluidend (behandel)advies als de psychiaters, en meent dat TBS met voorwaarden thans een te zware maatregel is, maar bij toekomstige recidive moet worden overwogen.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het Reclasseringsadvies Palier betreffende verdachte d.d. 21 juli 2016 van I. De Leau-Schuller en S. Schaddelee. De kans op recidive wordt door de rapporteurs hoog ingeschat. Er wordt gesproken van een delict patroon en van een schrijnende, maar ook gevaarlijke, situatie. Klinische opname op een FPA of soortgelijke instelling is volgens de rapporteurs noodzakelijk om de hoge kans op recidive positief te beïnvloeden. De rapporteurs adviseren dan ook om een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij GGZ Reclassering Palier, opname in een zorginstelling (FPA) voor klinische behandeling van 9 tot 12 maanden en aansluitend een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van een korte klinische opname van maximaal 7 weken. De reclassering adviseert voorts om de algemene en bijzondere voorwaarden, wegens de ernst van het delict en hoge kans op recidive, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen van de rapporteurs. Zoals hierna zal worden toegelicht, kan zij de inhoud van deze adviezen echter niet in de op te leggen straf implementeren.
De straf
De aard van het bewezenverklaarde en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden in geval van strafoplegging voor soortgelijke feiten, dienen naar het oordeel van de rechtbank - rekening houdend met de strafverzwarende omstandigheden zoals hiervoor besproken – te resulteren in een gevangenisstraf van 6 (zes) weken. Aangezien verdachte voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting een (veel) langere periode dan zes weken in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, komt de rechtbank niet tot een strafoplegging waarin een voorwaardelijk strafdeel, met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals een klinische behandelverplichting, mogelijk is.
Niet voor de eerste keer ziet de rechtbank zich geconfronteerd met het hiaat tussen het civielrechtelijke en het strafrechtelijke kader ten aanzien van verdachten die als psychiatrisch patiënt moeten worden aangemerkt. Hoe zeer de rechtbank het ook met de geraadpleegde deskundigen, de officier van justitie en de raadsvrouw eens is, dat verdachte zo snel mogelijk behandeling dient te krijgen in een klinische setting, dat neemt niet weg dat de rechtbank verdachte thans slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf kan opleggen. Nu de duur van die straf, zoals gezegd, korter is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft de rechtbank bij beschikking van 7 september 2016 reeds de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast.
Evenals de deskundigen heeft de rechtbank, gelet op het behandelverleden van verdachte, haar twijfels bij de therapietrouw van verdachte als therapie op vrijwillige basis plaatsvindt. Het wettelijk kader biedt de rechtbank in deze zaak echter geen mogelijkheid om de - ook uit maatschappelijk belang gezien - noodzakelijke maatregelen te treffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) weken;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte (separaat geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Kelkensberg, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Veenhuizen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016147124, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 154).
2.proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2] , blz. 31 en blz. 32, eerste en tweede alinea;
3.proces-verbaal van bevindingen, blz. 36, tweede en vierde alinea en blz. 37;
4.proces-verbaal van bevindingen, blz. 93, eerste alinea;
5.proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 51;
6.proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2] , blz. 32, vijfde alinea en proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 51, eerste alinea en blz. 52, tweede alinea.