3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) feiten 1 en 2
Op 31 augustus 2015 was [benadeelde 1] ) op het schoolplein van zijn school aan het [adres 2] te Rotterdam aanwezig en sprak met [getuige 1] over diens vriendin.Vervolgens kwam de verdachte aangelopen en dwong hem zijn telefoon af te geven. De verdachte zei op agressieve toon dat [benadeelde 1] zijn mobiele telefoon moest afgeven omdat hij hem anders op zijn bek zou slaan. [benadeelde 1] voelde zich bedreigd en heeft de verdachte zijn telefoon gegeven.[getuige 1] heeft dit zien gebeuren en ook gehoord dat de verdachte, die steeds bozer werd, tegen [benadeelde 1] zei dat hij zijn telefoon moest geven en dat de verdachte hem zou gaan slaan.
Op donderdag 3 september 2015, toen [benadeelde 1] wederom op het schoolplein aan het Nachtegaalplein te Rotterdam aanwezig was, zei de verdachte tegen [benadeelde 1] dat deze hem op maandag 7 september goud en zijn geactiveerde Rotterdam-pas moest geven. De verdachte heeft [benadeelde 1] wederom bedreigd en gezegd dat hij [benadeelde 1] in elkaar zou slaan.
Op maandag 7 september 2015 heeft [benadeelde 1] zijn ouders meegenomen. Ook de afdelingsleider van MAVO-VWO en de directeur van de school waren aanwezig op het schoolplein.
De verdachte werd aangehoudenen bij de verdachte thuis werd de telefoon van [benadeelde 1] aangetroffen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de mobiele telefoon van [benadeelde 1] in handen heeft gehad.Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij bij het incident met de Rotterdam-pas heeft gezegd dat hij [benadeelde 1] zou slaan.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het niet meer weet en dat hij bij zijn verklaring blijft, zoals hij die bij de politie heeft afgelegd.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank in de zaak met parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feiten 1 en 2
Op zaterdag 21 maart 2015 omstreeks 18:40 uur reed [benadeelde 2] met zijn personenauto, [kenteken 1] , merk Opel, type Astra, kleur grijs over de [adres 3] te Rotterdam, komende uit de richting van de [adres 4] en gaande in de richting van de [adres 6] . Ter hoogte van de kruising [adres 3] met de [adres 5] zag [benadeelde 2] twee jongens staan op het trottoir van de [adres 3] in de onmiddellijke omgeving van de bushalte. De eerste jongen was ongeveer 14 jaar, circa. 1.40 cm lang, had een donkere huidskleur en droeg een groen gewatteerde jas. De twee jongen was groter, ca. 1.70 cm, had een leeftijd van ongeveer 17 jaar, lichte huidskleur en een opvallende jack met witte stukken aan. Toen hij ter hoogte van deze twee jongens reed, hoorde hij een hagelbui van steentjes
tegen de linkerzijde van zijn auto aankomen. Hij zag dat de grootste van de twee jongens een gooiend gebaar maakte. Toen [benadeelde 2] zijn auto tot stilstand bracht, zag hij dat de jongens wegrenden de [adres 5] op. [benadeelde 2] is ook de [adres 5] opgereden en zag nog net,
dat de jongens de doorsteek namen naar de [adres 1] . Vervolgens is [benadeelde 2] achter de jongens aangerend. Aangekomen op de [adres 1] , zag hij dat de kleinste van de twee uit de bosschages kwam. [benadeelde 2] pakte deze jongen vast. De jongen begon luidkeels te gillen, en zei dat hij niets gedaan had. [benadeelde 2] zag vervolgens dat de andere, grotere jongen terug kwam lopen in zijn richting. [benadeelde 2] herkende deze jongen voor 100% als zijnde jongen die de stenen naar zijn auto had gegooid. Deze jongen, die het jack met lichte stukken aanhad, liep in de richting van de heg van de woning met [adres 1] Nadat [benadeelde 2] bijna bij de jongen was, zag hij een donkere vrouw en een blanke man de woning van [adres 1] uitlopen. De man liep naar de jongen toe en [benadeelde 2] hoorde hem zeggen “ [getuige 2] ga naar binnen toe”. [benadeelde 2] maakte een stap naar links en op dat moment zag en voelde hij dat de jongen die tegenover hem stond en die “ [getuige 2] ” werd genoemd, met zijn tot rechterhand gebalde vuist kennelijk opzettelijk en met kracht tegen zijn rechterjukbeen sloeg. [benadeelde 2] voelde een heftige stekende pijn in zijn gezicht en kwam door de klap achterwaarts ten val. Nadat hij was opgestaan, zag hij dat de jongen weggelopen was in de richting van de voortuin van [adres 1] . [benadeelde 2] heeft foto’s van de verwonding aan zijn gezicht en van de schade aan de auto aan de politie overhandigd.
[getuige 2] stond op 21 maart 2015 aan het einde van de middag voor het raam van zijn woning aan de [adres 5] te Rotterdam. Hij kon tot het bushokje kijken en zag daar een groepje van 5 à 6 jongens staan. Op een gegeven moment zag hij een van de jongens uit de groep een gooiende beweging maken in de richting van een voorbijrijdende auto.
Het was een auto van het merk Opel, type Astra en grijs/zilver kleurig. De getuige heeft de jongen een keer zien gooien. Hij zag dat de auto stopte, dat de bestuurder uitstapte en achter de jongen aan rende. De getuige liep achter de bestuurder van de auto aan.
Hij zag dat de jongen naar een woning liep, vermoedelijk op de [adres 1] , en hoorde dat zijn vader hem boos toesprak.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 maart 2015 rond 18.30 uur bij de bushalte op de [adres 6] te Rotterdam stond te praten met wat vrienden.
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij zag dat een kleine jongen uit de buurt door een man werd vastgehouden, dat hij er naartoe liep en de man toen hoorde zeggen “jij hebt gegooid”. De man ging voor zijn gezicht staan en toen heeft hij hem naar achteren geduwd. De man pakte de handen van de verdachte vast. Toen deed de verdachte zijn handen omhoog zodat hij los kwam en heeft hij de man geslagen.
Gelet op de verklaring van [benadeelde 2] , de verklaring van de [getuige 2] alsook de eigen verklaring van de verdachte bij de politie, acht de rechtbank
in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feit 3
Controleur [naam 1] , in dienst van het openbaar vervoersbedrijf RET NV in Rotterdam en buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft de navolgende bevindingen in een proces-verbaal van aanhouding van verdachte neergelegd. Op 3 april 2015 bevond de verdachte zich op metrostation Capelsebrug te Rotterdam waar hij de toegangspoortjes open duwde zonder in te checken omdat hij de metro wilde halen. Het alarmsignaal van het poortje ging toen af. De verdachte werd toen gecontroleerd maar had zijn identiteitsbewijs niet bij zich en was ook niet ingecheckt met zijn OV-kaart. Hij moest met de [getuige 3] meelopen, waarbij een tweede controleur genaamd [naam 1] zich bij hen voegde. De verdachte zei op een gegeven moment “kankerzooi” of woorden van gelijke strekking. Controleur [naam 1] sprak de verdachte hierop aan waarna de verdachte “Fuck you” zei en daarbij [naam 1] aankeek. Vlak erna zag [naam 1] dat de verdachte met gebalde vuist uithaalde naar zijn gezicht en hem raakte aan de linker zijkant van zijn hals. [naam 1] voelde een stekende pijn in zijn nek. De verdachte haalde nog eens uit en raakte [naam 1] op zijn linker schouder en daarna nog eens. [naam 1] probeerde de verdachte vast te pakken, maar die rukte zich los en rende richting de uitgang. [naam 1] kreeg de verdachte te pakken en deelde hem mee dat hij was aangehouden voor mishandeling. De verdachte rukte zich weer los en uiteindelijk heeft [naam 1] samen met collega’s de verdachte naar de grond gebracht en af kunnen boeien.[getuige 3] heeft eveneens beschreven hoe de verdachte zich verzette en daarbij zijn collega [naam 1] sloeg.
De verdachte heeft bij de politieen ter terechtzittingverklaard dat hij zich, nadat hij was vastgepakt, losrukte en wegrende en dat hij ook daarna, toen er een paar controleurs op hem zaten, heeft geprobeerd los te komen.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van aangever [naam 1] , de [getuige 3] en de verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 09/065978-15 (dagvaarding III) feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte deze bewezen verklaarde feiten heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring zoals door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
3 oktober 2016;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 5 april
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015123575-33, inhoudende de
verklaring van [verdachte] (p. 44/46);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 april 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015124248-1, inhoudende de
verklaring van [benadeelde 3] (p. 15/16);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 8 april
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015124248-2, inhoudende de
verklaring van [benadeelde 3] (p. 17);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 april 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015123575-1, inhoudende de
verklaring van [naam 3] (p. 11/14).
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden verklaard dat de TOMTOM en de tankpas uit de taxibus zijn weggenomen.
In de aangifte van [naam 3] is echter vermeld dat er TOMTOM en een tankpas zijn weggenomen.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij samen met anderen de inbraak in de taxibus heeft gepleegd, ziet de rechtbank geen reden om op dat punt aan de inhoud van de aangifte te twijfelen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 09/065978-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 09/103482-15(dagvaarding IV)
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
3 oktober 2016;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 28 mei
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015195003-11, inhoudende de
verklaring van [verdachte] (p. 8/10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 mei 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015195003-10 (p. 3/4).
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/103482-15 (dagvaarding IV) ten laste gelegde feit heeft begaan.