ECLI:NL:RBDHA:2016:12497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
09/797272-15 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere geweldsdelicten en diefstallen

Op 17 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, mishandeling, en diefstal. De verdachte, geboren in 1998, heeft zich in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 7 september 2015 schuldig gemaakt aan het afpersen van een medeleerling op het schoolplein in Rotterdam. Hij heeft de aangever bedreigd met geweld om zijn mobiele telefoon af te geven. Daarnaast heeft hij geprobeerd om de aangever te dwingen goud en een Rotterdam-pas af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij een mishandeling van een andere jongen op 21 maart 2015, waarbij de aangever door de verdachte met gebalde vuist op het gezicht werd geslagen. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van de auto van de aangever. In een andere zaak heeft de verdachte zich verzet tegen de aanhouding door een RET-controleur, waarbij hij deze controleur heeft geslagen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een jeugddetentie van 54 dagen opgelegd, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast is een taakstraf van 80 uren en een leerstraf van 35 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/797272-15; 09/065985-15 (t.t.g.); 09/065978-15 (t.t.g);
09/103482-15 (t.t.g)
Datum uitspraak: 17 oktober 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Fikenscher en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. A.T. Tilburg, advocaat te Spijkenisse, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/797272-15
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2015 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten het [adres 2] , althans op of aan de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy Core II), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (op/met een agressieve toon) aan voornoemde [benadeelde 1] - zakelijk weergegeven - de dreigende woorden heeft toegevoegd dat voornoemde [benadeelde 1] voornoemde mobiele telefoon moest af ander zou hij verdachte [benadeelde 1] op zijn bek slaan, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2015 te Rotterdam opzettelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels
houderschap, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2015 tot en met 07 september 2015 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten het [adres 2] , althans op of aan de openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van (een hoeveelheid) goud en/of een Rotterdam-pas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, aan voornoemde [benadeelde 1] - zakelijk weergegeven - de dreigende woorden heeft toegevoegd dat voornoemde [benadeelde 1] volgende week maandag (aldaar op/of bij het [adres 2] ) voornoemd(e) (hoeveelheid) goud en/of Rotterdam-pas zou moeten afgeven aan verdachte, anders zou verdachte voornoemde [benadeelde 1] in elkaar slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) die maandag die [benadeelde 1] aldaar heeft opgezocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2015 te Rotterdam [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik sla je in elkaar", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
09/065985-15
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Rotterdam [benadeelde 2] heeft mishandeld door hem met gebalde hand(en) op/tegen het gezicht te slaan (tengevolge waarvan die [benadeelde 2] ten val is gekomen);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2015 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Astra met [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 3 april 2015 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [naam 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, buitengewoon opsporingsambtenaar van de RET, door meerdere malen, althans eenmaal
- met (gebalde) hand(en) op/tegen de hals en/of schouder te slaan en/of
- zijn, verdachte's lichaam (met kracht) te bewegen in een richting tegengesteld in die
waarin die [naam 1] hem, verdachte, wilden brengen en/of
- zich los te rukken/trekken uit de greep van die [naam 1] ;
art 180 Wetboek van Strafrecht
09/065978-15
1.
hij in of omstreeks 2 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto (met [kenteken 2]
) heeft weggenomen één of meer zakjes/doosjes snoep (energieboost), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 3 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto/taxibus (met [kenteken 3] ) heeft weggenomen een TOMTOM en/of tankpas en/of één of meer pepermuntjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
09/103482-15
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Rotterdam een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich in de periode van 21 maart 2015 tot en met 7 september 2015 schuldig heeft gemaakt aan acht hem verweten strafbare feiten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen kan verklaren dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 09/065978-15 (dagvaarding III) onder 1 en 2 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09/103482-15 (dagvaarding IV) ten laste gelegde heeft begaan.
Zij heeft in de zaak met parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) ter onderbouwing van haar standpunt aangegeven dat aangever [benadeelde 1] en de [getuige 1] hebben verklaard dat de verdachte de aangever heeft gedwongen zijn mobiele telefoon af te geven en geprobeerd heeft aangever zijn Rotterdam-pas en goud af te laten geven. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij de mobiele telefoon van aangever had en dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij zijn Rotterdam-pas moest afgeven.
De officier van justitie heeft voorts in haar onderbouwing van de bewezenverklaring van
de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feit 1 en 2 aangegeven dat de auto van [benadeelde 2] is beschadigd doordat een jongen steentjes naar de auto gooide, dat [getuige 2] dit ook geeft gezien, dat [benadeelde 2] achter de jongen aan is gerend en vervolgens door deze jongen, waartegen de naam [getuige 2] ’ werd gezegd, is mishandeld. Hoewel de verdachte het gooien van de steentjes en de mishandeling ontkent, komt het overige deel van zijn verklaring overeen met die van [benadeelde 2] en de getuige. Ten aanzien van feit 3, het verzet bij de aanhouding van de verdachte door een RET-controleur, heeft de officier van justitie aangegeven dat aangever [naam 1] en zijn [getuige 3] hebben beschreven wat er is gebeurd en ook de verdachte heeft verklaard dat hij probeerde los te komen. De officier van justitie acht, naast het duwen en trekken, ook het slaan van aangever [naam 1] bewezen.
Nu de verdachte bij de politie en ter terechtzitting voorts heeft bekend dat hij op 2 en 3 april samen met anderen twee auto’s heeft opengebroken en spullen heeft weggenomen, acht de officier van justitie de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 09/065978-15 (dagvaarding III) wettig en overtuigend bewezen, inclusief de diefstal van de tankpas en de TOMTOM. De officier van justitie ziet geen reden waarom aangever over het wegnemen van deze goederen zou liegen. Het dragen van een boksbeugel, zoals ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 09/103482-15 (dagvaarding IV), heeft de verdachte eveneens bekend. Dit is een strafbaar feit en kan aldus wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
In de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 en 2 vrijspraak betoogd, nu slechts de verklaring van [benadeelde 2] duidt op betrokkenheid van de verdachte bij de hem verweten feiten, en deze verklaring alleen onvoldoende wettig bewijs oplevert. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank tot bewezenverklaring kan komen. De beide inbraken in auto’s, die aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09/065978-15 (dagvaarding III) ten laste zijn gelegd, kunnen volgens de raadsman eveneens bewezen worden verklaard, met uitzondering van de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van een TOMTOM en een tankpas. De diefstal van deze goederen staat, aldus door de raadsman gesteld, onvoldoende vast.
Dat de verdachte een boksbeugel droeg, terwijl dit niet mocht, zoals in de zaak met parketnummer 09/103482-15 (dagvaarding IV) ten laste gelegd, wordt niet betwist.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) feiten 1 en 2 [1]
Op 31 augustus 2015 was [benadeelde 1] ) op het schoolplein van zijn school aan het [adres 2] te Rotterdam aanwezig en sprak met [getuige 1] over diens vriendin.Vervolgens kwam de verdachte aangelopen en dwong hem zijn telefoon af te geven. De verdachte zei op agressieve toon dat [benadeelde 1] zijn mobiele telefoon moest afgeven omdat hij hem anders op zijn bek zou slaan. [benadeelde 1] voelde zich bedreigd en heeft de verdachte zijn telefoon gegeven. [2] [getuige 1] heeft dit zien gebeuren en ook gehoord dat de verdachte, die steeds bozer werd, tegen [benadeelde 1] zei dat hij zijn telefoon moest geven en dat de verdachte hem zou gaan slaan. [3]
Op donderdag 3 september 2015, toen [benadeelde 1] wederom op het schoolplein aan het Nachtegaalplein te Rotterdam aanwezig was, zei de verdachte tegen [benadeelde 1] dat deze hem op maandag 7 september goud en zijn geactiveerde Rotterdam-pas moest geven. De verdachte heeft [benadeelde 1] wederom bedreigd en gezegd dat hij [benadeelde 1] in elkaar zou slaan.
Op maandag 7 september 2015 heeft [benadeelde 1] zijn ouders meegenomen. Ook de afdelingsleider van MAVO-VWO en de directeur van de school waren aanwezig op het schoolplein. [4]
De verdachte werd aangehouden [5] en bij de verdachte thuis werd de telefoon van [benadeelde 1] aangetroffen. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de mobiele telefoon van [benadeelde 1] in handen heeft gehad. [7] Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij bij het incident met de Rotterdam-pas heeft gezegd dat hij [benadeelde 1] zou slaan. [8]
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het niet meer weet en dat hij bij zijn verklaring blijft, zoals hij die bij de politie heeft afgelegd. [9]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank in de zaak met parketnummer 09/797272-15 (dagvaarding I) feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feiten 1 en 2 [10]
Op zaterdag 21 maart 2015 omstreeks 18:40 uur reed [benadeelde 2] met zijn personenauto, [kenteken 1] , merk Opel, type Astra, kleur grijs over de [adres 3] te Rotterdam, komende uit de richting van de [adres 4] en gaande in de richting van de [adres 6] . Ter hoogte van de kruising [adres 3] met de [adres 5] zag [benadeelde 2] twee jongens staan op het trottoir van de [adres 3] in de onmiddellijke omgeving van de bushalte. De eerste jongen was ongeveer 14 jaar, circa. 1.40 cm lang, had een donkere huidskleur en droeg een groen gewatteerde jas. De twee jongen was groter, ca. 1.70 cm, had een leeftijd van ongeveer 17 jaar, lichte huidskleur en een opvallende jack met witte stukken aan. Toen hij ter hoogte van deze twee jongens reed, hoorde hij een hagelbui van steentjes
tegen de linkerzijde van zijn auto aankomen. Hij zag dat de grootste van de twee jongens een gooiend gebaar maakte. Toen [benadeelde 2] zijn auto tot stilstand bracht, zag hij dat de jongens wegrenden de [adres 5] op. [benadeelde 2] is ook de [adres 5] opgereden en zag nog net,
dat de jongens de doorsteek namen naar de [adres 1] . Vervolgens is [benadeelde 2] achter de jongens aangerend. Aangekomen op de [adres 1] , zag hij dat de kleinste van de twee uit de bosschages kwam. [benadeelde 2] pakte deze jongen vast. De jongen begon luidkeels te gillen, en zei dat hij niets gedaan had. [benadeelde 2] zag vervolgens dat de andere, grotere jongen terug kwam lopen in zijn richting. [benadeelde 2] herkende deze jongen voor 100% als zijnde jongen die de stenen naar zijn auto had gegooid. Deze jongen, die het jack met lichte stukken aanhad, liep in de richting van de heg van de woning met [adres 1] Nadat [benadeelde 2] bijna bij de jongen was, zag hij een donkere vrouw en een blanke man de woning van [adres 1] uitlopen. De man liep naar de jongen toe en [benadeelde 2] hoorde hem zeggen “ [getuige 2] ga naar binnen toe”. [benadeelde 2] maakte een stap naar links en op dat moment zag en voelde hij dat de jongen die tegenover hem stond en die “ [getuige 2] ” werd genoemd, met zijn tot rechterhand gebalde vuist kennelijk opzettelijk en met kracht tegen zijn rechterjukbeen sloeg. [benadeelde 2] voelde een heftige stekende pijn in zijn gezicht en kwam door de klap achterwaarts ten val. Nadat hij was opgestaan, zag hij dat de jongen weggelopen was in de richting van de voortuin van [adres 1] . [benadeelde 2] heeft foto’s van de verwonding aan zijn gezicht en van de schade aan de auto aan de politie overhandigd. [11] [12]
[getuige 2] stond op 21 maart 2015 aan het einde van de middag voor het raam van zijn woning aan de [adres 5] te Rotterdam. Hij kon tot het bushokje kijken en zag daar een groepje van 5 à 6 jongens staan. Op een gegeven moment zag hij een van de jongens uit de groep een gooiende beweging maken in de richting van een voorbijrijdende auto.
Het was een auto van het merk Opel, type Astra en grijs/zilver kleurig. De getuige heeft de jongen een keer zien gooien. Hij zag dat de auto stopte, dat de bestuurder uitstapte en achter de jongen aan rende. De getuige liep achter de bestuurder van de auto aan.
Hij zag dat de jongen naar een woning liep, vermoedelijk op de [adres 1] , en hoorde dat zijn vader hem boos toesprak. [13]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 maart 2015 rond 18.30 uur bij de bushalte op de [adres 6] te Rotterdam stond te praten met wat vrienden.
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij zag dat een kleine jongen uit de buurt door een man werd vastgehouden, dat hij er naartoe liep en de man toen hoorde zeggen “jij hebt gegooid”. De man ging voor zijn gezicht staan en toen heeft hij hem naar achteren geduwd. De man pakte de handen van de verdachte vast. Toen deed de verdachte zijn handen omhoog zodat hij los kwam en heeft hij de man geslagen. [14]
Gelet op de verklaring van [benadeelde 2] , de verklaring van de [getuige 2] alsook de eigen verklaring van de verdachte bij de politie, acht de rechtbank
in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) feit 3 [15]
Controleur [naam 1] , in dienst van het openbaar vervoersbedrijf RET NV in Rotterdam en buitengewoon opsporingsambtenaar, heeft de navolgende bevindingen in een proces-verbaal van aanhouding van verdachte neergelegd. Op 3 april 2015 bevond de verdachte zich op metrostation Capelsebrug te Rotterdam waar hij de toegangspoortjes open duwde zonder in te checken omdat hij de metro wilde halen. Het alarmsignaal van het poortje ging toen af. De verdachte werd toen gecontroleerd maar had zijn identiteitsbewijs niet bij zich en was ook niet ingecheckt met zijn OV-kaart. Hij moest met de [getuige 3] meelopen, waarbij een tweede controleur genaamd [naam 1] zich bij hen voegde. De verdachte zei op een gegeven moment “kankerzooi” of woorden van gelijke strekking. Controleur [naam 1] sprak de verdachte hierop aan waarna de verdachte “Fuck you” zei en daarbij [naam 1] aankeek. Vlak erna zag [naam 1] dat de verdachte met gebalde vuist uithaalde naar zijn gezicht en hem raakte aan de linker zijkant van zijn hals. [naam 1] voelde een stekende pijn in zijn nek. De verdachte haalde nog eens uit en raakte [naam 1] op zijn linker schouder en daarna nog eens. [naam 1] probeerde de verdachte vast te pakken, maar die rukte zich los en rende richting de uitgang. [naam 1] kreeg de verdachte te pakken en deelde hem mee dat hij was aangehouden voor mishandeling. De verdachte rukte zich weer los en uiteindelijk heeft [naam 1] samen met collega’s de verdachte naar de grond gebracht en af kunnen boeien. [16] [17] [getuige 3] heeft eveneens beschreven hoe de verdachte zich verzette en daarbij zijn collega [naam 1] sloeg. [18]
De verdachte heeft bij de politie [19] en ter terechtzitting [20] verklaard dat hij zich, nadat hij was vastgepakt, losrukte en wegrende en dat hij ook daarna, toen er een paar controleurs op hem zaten, heeft geprobeerd los te komen.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van aangever [naam 1] , de [getuige 3] en de verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 09/065978-15 (dagvaarding III) feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte deze bewezen verklaarde feiten heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring zoals door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
3 oktober 2016;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 5 april
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015123575-33, inhoudende de
verklaring van [verdachte] (p. 44/46);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 april 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015124248-1, inhoudende de
verklaring van [benadeelde 3] (p. 15/16);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 8 april
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015124248-2, inhoudende de
verklaring van [benadeelde 3] (p. 17);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 april 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015123575-1, inhoudende de
verklaring van [naam 3] (p. 11/14).
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden verklaard dat de TOMTOM en de tankpas uit de taxibus zijn weggenomen.
In de aangifte van [naam 3] is echter vermeld dat er TOMTOM en een tankpas zijn weggenomen.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij samen met anderen de inbraak in de taxibus heeft gepleegd, ziet de rechtbank geen reden om op dat punt aan de inhoud van de aangifte te twijfelen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 09/065978-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 09/103482-15(dagvaarding IV)
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
3 oktober 2016;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 28 mei
2015, opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015195003-11, inhoudende de
verklaring van [verdachte] (p. 8/10);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 mei 2015,
opgenomen in het dossier met het nummer PL1700 2015195003-10 (p. 3/4).
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/103482-15 (dagvaarding IV) ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
09/797272-15 (dagvaarding I)
1.
hij op 31 augustus 2015 te Rotterdam op de openbare weg, te weten het [adres 2] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy Core II), toebehorende aan [benadeelde 1] welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte op een agressieve toon aan voornoemde [benadeelde 1] de dreigende woorden heeft toegevoegd dat voornoemde [benadeelde 1]
demobiele telefoon moest
afgevenander
szou hij verdachte [benadeelde 1] op zijn bek slaan;
2.
hij in de periode van 03 september 2015 tot en met 07 september 2015 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten het [adres 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van goud en een Rotterdam-pas,
toebehorende aan [benadeelde 1] , aan voornoemde [benadeelde 1] de dreigende woorden heeft toegevoegd dat voornoemde [benadeelde 1] volgende week maandag goud en
deRotterdam-pas zou moeten afgeven aan verdachte, anders zou verdachte voornoemde [benadeelde 1] in elkaar slaan en vervolgens die maandag die [benadeelde 1] aldaar heeft opgezocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09/065985-15 (dagvaarding II)
1.
hij op 21 maart 2015 te Rotterdam [benadeelde 2] heeft mishandeld door hem met gebalde hand tegen het gezicht te slaan ten gevolge waarvan die Croese ten val is gekomen;
2.
hij op 21 maart 2015 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Astra met [kenteken 1] ), toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft beschadigd;
3.
hij 3 april 2015 te Rotterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambte
naar, te weten
[naam 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, buitengewoon opsporingsambtenaar van de RET, door
- met gebalde hand tegen de hals en schouder te slaan en
- zijn, verdachte's lichaam met kracht te bewegen in een richting tegengesteld in die waarin die
[naam 1] hem, verdachte, wilden brengen en
- zich los te rukken uit de greep van die [naam 1] ;
09/065978-15 (dagvaarding III)
1.
hij
op2 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (met [kenteken 2] ) heeft weggenomen snoep,
toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 3 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een taxibus (met [kenteken 3] ) heeft weggenomen een TOMTOM en
een tankpas en pepermuntjes, toebehorende aan [naam 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
09/103482-15 (dagvaarding IV)
hij op 27 mei 2015 te Rotterdam een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 54 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn geadviseerd, alsook tot een leerstraf van 35 uren, te weten TACt Plus en een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de op te leggen straf niet verzet tegen voorwaardelijke jeugddetentie, nu de verdere begeleiding en behandeling van de verdachte noodzakelijk wordt geacht.
Ook het opleggen van de leerstraf TACt Plus acht de raadsman in het belang van de verdachte. Echter, het daarnaast opleggen van een werkstraf voor de tijd van 80 uren zou, aldus de raadsman, te belastend zijn voor de verdachte gelet op zijn beperkte draagkracht. Hierbij is aangegeven dat het meewerken aan plaatsing in een KTC ook veel inspanning van de verdachte vergt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee auto inbraken en opzettelijke vernieling/beschadiging van een auto. Daarbij hebben de verdachte en/of zijn mededaders materiële schade toegebracht aan auto’s respectievelijk door het raam in te slaan dan wel steentjes naar de auto te gooien. Zij hebben hierbij geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan een aantal ernstige geweldsdelicten, te weten de mishandeling van [benadeelde 2] , het verzet bij aanhouding door de RET-controleur en de afpersing alsook de poging daartoe van aangever [benadeelde 1] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Aangever [benadeelde 1] voelde zich zó bedreigd door de verdachte dat hij zijn ouders heeft gewaarschuwd om erger te voorkomen. Controleurs van de RET moeten voorts, zonder belaagd te worden, hun werk kunnen doen. Zij dienen met respect te worden behandeld. Als gevolg van dit soort geweldsdelicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe. Het dragen van een boksbeugel, terwijl dit verboden is, draagt eveneens aan de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bij.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 21 december 2015 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door
R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog/kinder- en jeugdpsycholoog.
Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de vorm van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en een dysthyme stoornis.
De stoornis was aanwezig, indien de tenlasteleggingen bewezen wordt verklaard. Indien de tenlasteleggingen bewezen worden verklaard dan is het aannemelijk dat er sprake is van enige doorwerking van de ziekelijke stoornissen van de geestesvermogens van de verdachte op de tenlasteleggingen. Vanwege de ontkennende houding van de verdachte heeft de deskundige de mate waarin de ziekelijke stoornis van de geestesvermogens van betrokkene van invloed zijn geweest op de tenlasteleggingen, indien bewezen verklaard, niet kunnen onderzoeken. Geadviseerd wordt om de verdachte intensief te behandelen en te begeleiden.
De rechtbank onderschrijft de noodzaak tot behandeling van de verdachte.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering betreffende de persoon van de verdachte, waaronder de meest recente rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 september 2016 en van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering, d.d. 26 september 2016.
Uit dit laatste rapport komt naar voren dat de verdachte van spanning en sensatie houdt, graag ergens bij wil horen en status belangrijk vindt. Hij gaat snel mee in negatief gedrag van anderen en raakt daardoor regelmatig verzeild in probleemsituaties. Hij is beïnvloedbaar, impulsief en overziet onvoldoende de gevolgen van zijn gedrag en keuzes. Er zijn dan ook zorgen over het netwerk van de verdachte. Het ontbreken van een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding en het ontbreken van motivatie van de verdachte om hier iets aan te doen, vergroot de kans op recidive. Ook zijn er al langere tijd problemen in de opvoeding van de verdachte, nu hij thuis veel zelfbepalend gedrag laat zien en zich onvoldoende aan regels en afspraken houdt. Hiervoor is MST ingezet. Ondanks de omstandigheid dat de ouders zich erg goed hebben ingezet gedurende MST en zij de verdachte meer grenzen en duidelijkheid bieden en consequenter zijn, zijn de doelen niet behaald.
Van belang is dat de vaardigheden van de verdachte op het gebied van agressieregulatie en zijn copingvaardigheden worden vergroot, dat zijn inzicht in de gevolgen van zijn gedrag wordt vergroot en dat hij een goede invulling krijgt van zijn vrije tijd.
De jeugdreclassering stelt zich op het standpunt dat de verdachte gebaat is bij het volgen van de training TACt Plus en dat hij geplaatst wordt op het kamertrainingscentrum van Prokino om van daar uit toe te werken naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Mocht gedurende de begeleiding duidelijk worden dat de verdachte meer nodig heeft dan TACt Plus hem kan bieden om zijn agressie beter te leren reguleren en zijn inzicht in zijn gedrag te vergroten, wil de jeugdreclassering behandeling vanuit FACT of De Waag inzetten om hem hier verder in te begeleiden. Geadviseerd wordt dan ook een de verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, een taakstaf op te leggen in de vorm van de leerstraf TACt Plus, een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf alsook een voorwaardelijke detentiestraf met als (bijzondere) voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, het meewerken aan de plaatsing op het kamertrainingscentrum van Prokino in Rotterdam en zich daar aan de regels houden alsook het meewerken aan behandeling vanuit het FACT of De Waag, mocht de jeugdreclassering dit nodig vinden.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter zitting meegedeeld dat de zorgen onverminderd aanwezig zijn, hoewel de sfeer in de thuissituatie verbeterd is en de verdachte inmiddels naar school gaat, en het advies dan ook wordt gehandhaafd. Aangegeven is dat bij de advisering van de leerstraf TACt Plus met het intelligentieniveau van de verdachte rekening is gehouden. De begeleiding door de jeugdreclassering behelst ook de meldplicht als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank kan zich geheel vinden in de geadviseerde strafmodaliteiten en zal deze dan ook aan de verdachte opleggen.
De op te leggen straf
De rechtbank is, gelet op de ernst van de feiten, allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. Teneinde de begeleiding en de behandeling van de verdachte te waarborgen en hem in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden, ziet de rechtbank aanleiding het grootste deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen met als (bijzondere) voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en de door de jeugdreclassering geadviseerde overige voorwaarden.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie reeds in voorarrest doorgebracht.
Daarnaast ziet de rechtbank in het grote aantal bewezenverklaarde feiten reden de verdachte tevens een werkstraf en een leerstraf op te leggen. De leerstraf TACt Plus, een agressieregulatietraining voor LVB-jongeren, wordt door de jeugdreclassering geschikt geacht voor de verdachte. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van de jeugdreclassering.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1]heeft zich in de zaak met parketnummer 09/065985-15, feit 3, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 585,-, bestaande uit immateriële schade. Tevens is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit, nu deze onvoldoende is onderbouwd, en subsidiair matiging van de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij, die betrekking heeft op een bedrag van € 585,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade, hoewel namens de verdachte betwist, tot een bedrag van
€ 350,-genoegzaam onderbouwd en naar billijkheid toewijsbaar. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van verdachte toewijzen met ingang van 17 oktober 2016, zijnde datum waarop de uitspraak wordt gedaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de zaak met parketnummer 09/065985-15 (dagvaarding II) onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 350,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 17 oktober 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 300, 311, 317 en
350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding (I) met parketnummer 09/797272-15 onder 1 primair en 2 primair; bij dagvaarding (II) met parketnummer 09/065985-15 onder 1, 2 en 3; bij dagvaarding (III) met parketnummer 09/065978-15 onder 1 en 2 en bij dagvaarding (IV) met parketnummer 09/103482-15
ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/797272-15 (dagvaarding I)
feit 1 primair
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD OP DE OPENBARE WEG
feit 2 primair
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD OP DE OPENBARE WEG
09/065985-15 (dagvaarding II)
feit 1
MISHANDELING
feit 2
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN
feit 3
WEDERSPANNIGHEID
09/065978-15 (dagvaarding III)
feit 1 en 2
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD
09/103482-15 (dagvaarding IV)
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 54 DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie groot
50 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verschijnen op afspraken in het kader van de plaatsing op het
kamertrainingscentrum van Prokino in Rotterdam en zich aldaar aan de regels zal houden;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan behandeling vanuit het FACT of De Waag,
mocht de jeugdreclassering dit nodig achten;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het opgeschorte beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, voor de tijd van
115 UREN:
bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 URENalsmede uit een
leerstraf,zijnde TACt PLus, voor de tijd van
35 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van respectievelijk
40 DAGENvoor de werkstraf) en
17 DAGEN(voor de leerstraf);
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten laste van de verdachte toe tot een bedrag van € 350,-- en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam 1] , een bedrag van
€ 350,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 17 oktober 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 350,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 17 oktober 2017 tot
aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[naam 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
7 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. E.C. Kole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Rotterdam, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1700-2015323554, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 42.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] pagina 3/9.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , pagina 13/16.
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 3/9.
5.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , pagina 10/11.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34/35.
7.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, pagina 24/26.
8.Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 10 september 2015.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2016.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Rotterdam, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1700-2015124819, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 30.
11.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , met bijlagen, pagina 3/8.
12.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , met bijlagen, pagina 14/15.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] pagina 9/10.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 12.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Rotterdam, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1700-2015124819, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 30.
16.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina 14/15.
17.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , pagina 17/19.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 16.
19.Proces-verbaal van verhoord verdachte [verdachte] , pagina 21/23.
20.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2016.