3.4.1Feit 1
Bevindingen ten aanzien van de bedrijven van verdachte
In het onderzoek 162CAEN zijn meerdere bankrekeningen onderzocht gerelateerd aan [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 1] , verdachte en/of zijn vrouw. Op zes van die bankrekeningen hebben in de periode van januari 2012 tot en met augustus 2013 tot een totaalbedrag van € 2.461.960,89 aan contante stortingen plaatsgevonden. De door de politie becijferde girale betalingen bedroegen in deze periode bijna € 340.000, waarmee dit een zeer gering aandeel van alle betalingen betreft. In het bedrijf was geen (werkend) pinapparaat aanwezig, veel klanten kwamen maandelijks langs om huurtermijnen contant te voldoen, aldus verdachte.
Uit het dossier volgt dat de politie in de periode van januari 2012 tot en met augustus 2013 20 maal contact heeft gehad met [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 1] ter zake van klanten die auto’s leaseden of hadden gekocht bij [bedrijfsnaam 2] en/of [bedrijfsnaam 1] . Het ging hierbij onder andere om witwasonderzoeken en onderzoeken naar drugshandel.
Voorts heeft de politie in de administratie van verdachte een aantal facturen aangetroffen waar contant een bedrag van meer dan € 25.000 is betaald, zonder dat hiervan melding is gedaan bij de Financiële Inlichtingen Unit (FIU).
Bevindingen ten aanzien van de klantenkring van [bedrijfsnaam 2] / [bedrijfsnaam 1]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de klantenkring van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] . Op basis van de inbeslaggenomen administratie en informatie uit politiesystemen is er een lijst opgesteld van 258 personen die vanaf 2012 tot aan de doorzoeking op 28 augustus 2013 op enigerlei wijze tot de klantenkring van de twee bedrijven zouden behoren.
Uit onderzoek naar de antecedenten van die 258 personen volgt dat 100 van hen antecedenten hebben op het gebied van de Opiumwet, en 106 op andere gebieden.
Uit onderzoek naar de financiële bestedingsruimte van deze 258 personen volgt dat van hen 242 tot 248 financieel niet in staat moeten worden geacht om een auto in het duurdere segment privé te kunnen leasen.
Tussenconclusie: stevige witwasverdenking
Hoewel de rechtbank de kritiek van de raadsman op zowel het onderzoek naar de antecedenten als naar de vermogenspositie tot op zekere hoogte deelt, leveren deze bevindingen, in samenhang bezien, een stevige verdenking op dat verdachte zich in zijn twee autozaken meermalen en wellicht zelfs veelvuldig heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Dit geldt temeer nu verdachte in zijn verhoren er blijkt van heeft gegeven zich niet al te veel vragen te stellen over de herkomst van het geld waarmee hij betaald werd (‘want geld is geld’) en, bijvoorbeeld, een klant, er actief op wees dat als zij € 25.000 contant betaalden hij hen zou melden, hetgeen dan werd ‘opgelost’ door een bedrag van € 1.000 per bank te betalen. Ook zijn verklaring ter terechtzitting, dat hij soms transacties aanging met personen bij wie hij een WWFT melding uit angst voor die persoon achterwege liet, wijst in die richting.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze bevindingen onvoldoende zijn om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte grote contante geldbedragen heeft witgewassen.
Concrete bewijsmiddelen, in de zin van getuigenverklaringen, geschriften of tapgesprekken, die het vermoeden dat verdachte in zijn bedrijf structureel opzettelijk meewerkte aan witwasconstructies, aan de hand waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat (vrijwel) alle contante betalingen in het bedrijf ‘fout’ waren, ontbreken in het dossier. Dat betekent dat het witwasvermoeden op andere wijze door feiten of omstandigheden concreet zal moeten worden gestaafd om een legale herkomst van de gelden uit te kunnen sluiten. Een aantal gevallen daargelaten, heeft dat onderzoek naar concrete transacties waaruit het bedrag van ruim € 2,4 miljoen is opgebouwd niet plaatsgevonden.
Evenmin is op basis van het dossier inzichtelijk geworden voor welke transactiebedragen boven de € 15.000 verdachte zich heeft gehouden aan de bepalingen van de WWFT, en dus reeds op grond van artikel 19 van die wet van strafvervolging ter zake van witwassen is gevrijwaard. Blijkens het rapport van de Belastingdienst was dat in 2012 ten aanzien van het identiteitsonderzoek bij tien van de 22 transacties het geval.
Het voorgaande leidt niet tot de conclusie dat de rechtbank verdachte geheel zal vrijspreken van het witwassen door het aannemen van contante geldbedragen. In het dossier bevinden zich een tweetal zaken waarin dergelijke transacties immers wel concreet zijn onderzocht.
De betalingen voor de Bentley voor mevrouw [betrokkene 4]
In de administratie van [bedrijfsnaam 2] zijn een aantal documenten aangetroffen die zien op de aan- en verkoop van een Bentley Continental Flying Spur. Ten eerste is er een koopovereenkomst, waarop is vermeld dat de betreffende Bentley op 21 maart 2012 in Duitsland is aangekocht door [bedrijfsnaam 2] voor een bedrag van € 75.000 van de heer [betrokkene 6] .Daarnaast is er een factuur d.d. 12 april 2012, t.n.v. [betrokkene 4] te Curaçao, waarop is vermeld dat de Bentley is verkocht voor een bedrag van € 80.000. Op de factuur is vermeld dat deze contant is voldaan.Uit andere facturen volgt voorts dat [bedrijfsnaam 2] op 17 april 2012 de Bentley per schip heeft laten transporteren naar Willemstad door het bedrijf [betrokkene 7] en dat de kosten daarvoor, een bedrag van € 3.473,- contant zijn betaald. De manager van [betrokkene 7] heeft verklaard dat zowel de verscheping in een container als het feit dat deze contant werd afgerekend, zeer ongebruikelijk zijn.
De verkoop en het ontvangst van het contant bedrag van € 80.000 zijn door [bedrijfsnaam 2] niet als ongebruikelijke transactie gemeld, hetgeen is geconstateerd in een toezichtonderzoek in januari 2013 het kader van de WWFT.Verdachte heeft in het kader van dit onderzoek verklaard dat een vrouw uit Curaçao gebeld zou hebben over een auto in Duitsland die zij wilde hebben. Omdat het om export ging en er geen tenaamstelling in het kader van de RDW plaatsvond heeft hij geen identiteitsbewijs van de koper gehad, hoewel hij daar wel herhaaldelijk om had gevraagd. Na vele maanden had hij dit nog steeds niet en dacht daarom dat hij dit niet kon melden.
[betrokkene 4] is gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat de Bentley van haar zoon [betrokkene 8] was die hem naar Curaçao heeft laten verschepen. Zij kent verdachte niet, heeft de auto niet zelf in Nederland gekocht en daar ook nooit om gevraagd.E. [betrokkene 11] heeft ten aanzien van deze Bentley verklaard dat hij in april 2014 op Curaçao was en toen deze Bentley in een showroom heeft zien staan. De dealer heeft hem toen verklaard dat de auto van ene Raoul was geweest.
Tijdens zijn verhoor in deze zaak heeft verdachte verklaard nog steeds achter zijn verklaring over deze auto te staan. Er is van alles aan gedaan om het identiteitsbewijs te krijgen, maar het kwam steeds niet. Toen is geprobeerd de zoon van die mevrouw te bellen, die hij nog kende omdat die klant was geweest bij een vroeger autobedrijf van verdachte, [betrokkene 10] . Dat kon niet omdat die zoon inmiddels bleek overleden aan acuut hartfalen. Dat was de zoon die hem in 2012 had gebeld en die zei dat zijn moeder persé die Bentley wilde hebben. Verdachte herinnert zich in het verhoor desgevraagd dat deze zoon [betrokkene 8] heette. Verdachte zei toen, dat is goed, maar dan moet je wel een beetje geld geven want dat kan ik zo niet betalen. Een uur later kwam er een jongen bij hem op het kantoor met een tas met € 75.000 en is hij met die tas direct op de trein gestapt om die Bentley op te halen. Het transport naar Curaçao is ook weer door die gast betaald. Hij weet niet wie die jongen was. Hij kon er
€ 5.000 mee verdienen, dus dat zag hij wel zitten.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij diverse vormen van criminaliteit grote hoeveelheden contant geld omgaan. Tevens is het vervoer van een geldbedrag van € 75.000 in een tas als een ongebruikelijke vervoerswijze te bestempelen. Dat de auto bedoeld zou zijn voor [betrokkene 4] , de moeder van [betrokkene 8] , woonachtig op Curaçao wordt weerlegd door de verklaring van de mevrouw [betrokkene 4] zelf en [betrokkene 11] . De rechtbank leidt uit voorgaande feiten en omstandigheden af dat het bedoeling van [betrokkene 8] is geweest de auto niet op eigen naam te willen kopen en naar Curaçao te verschepen. In combinatie met de verdere gang van zaken rond de aanschaf leidt dat tot de conclusie dat een legale herkomst van het geldbedrag van € 80.000 kan worden uitgesloten en dus dat dit van enig misdrijf afkomstig is geweest.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte, door een tas met zeer groot contant geldbedrag aan te nemen van een persoon die hij niet kende en die iemand anders was dan degene met wie hij de verkoop had gesloten, en vervolgens van deze persoon geen identiteitsgegevens had ontvangen en deze transactie niet te melden, moet hebben geweten dat dit crimineel verkregen geld betrof. Door dit geld aan te nemen en daarmee op de naam van zijn bedrijf een auto aan te schaffen heeft hij de ware herkomst van dit geld verhuld en in de legale economie gebracht.
De contante betalingen door [betrokkene 12]
In de administratie van [bedrijfsnaam 1] bleken zich voorts een brief, drie facturen en andere aantekeningen te bevinden, die zien op een transactie waarbij [bedrijfsnaam 1] in vier termijnen een bedrag van €180.000 in contanten heeft ontvangen van [betrokkene 12] , ten behoeve van de aanschaf van een aantal auto’s in de VS.Op een brief ondertekend door verdachte d.d. 20 juni 2013, is het volgende geschreven:
‘Dear Sir [betrokkene 12] ,
On 18-02-2013 has given us the order to pay. Your purchase of cars from America via our account in your request, we ad € 171.073,25 paid a total amount of our account to the account of your supplier. We have also agreed that you will take care of customs formalities, since it you purchase order tot he supplier i America concerns itself. For our mediation by paying for your purchase, we agreed that we charge an amount of € 8,926,75’.
Een factuur met dit bedrag, d.d. 20 juni 2013 en met vermelding ‘Betreffende doorbetaling van uw aankoop in Amerika’ bevindt zich eveneens in de administratie.Op bankafschriften van [bedrijfsnaam 1] is vermeld dat dit bedrag is overgemaakt aan [betrokkene 13] .In de administratie zijn voorts een drietal facturen aangetroffen waarbij [betrokkene 13] als verkoper en [bedrijfsnaam 1] BV als koper is vermeld. De naam Al- [betrokkene 12] komt op deze facturen niet voor. Onderzoek naar de firma [betrokkene 13] heeft uitgewezen dat deze gevestigd is in een winkelcentrum in de VS waar geen autobedrijf actief is.
[betrokkene 12] is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard de onderneming [bedrijfsnaam 1] niet te kennen en daar nooit zaken mee te hebben gedaan of een geldbedrag ter beschikking te hebben gesteld. Hij is sinds 18 jaar als ingenieur werkzaam in Duitsland. Hij heeft nooit een dergelijk geldbedrag tot zijn beschikking gehad. De aan hem gerichte brief van 20 juni 2013 en de bijbehorende factuur van [bedrijfsnaam 1] kent hij niet. Zijn naam is daar verkeerd op gespeld en er is een adres vermeld waar hij nooit heeft gewoond. Geconfronteerd met een (bij [bedrijfsnaam 1] aangetroffen document) waarop een kopie van zijn paspoort, legitimatiebewijs en een deel van zijn rijbewijs staan, heeft hij verklaard dat hij tijdens familiebezoek in Marokko ooit een auto heeft gehuurd en dat dit de enige keer is geweest dat hij al deze documenten in een keer heeft moeten overhandigen. Hij vermoedt dat de betreffende kopieën daar zijn gemaakt.
Verdachtes verklaring
Verdachte heeft ten aanzien van deze transactie als volgt verklaard:
[betrokkene 12] , ik ken hem wel, maar weet niet wie het is. Hij is bij mij gekomen via [betrokkene 14] en [betrokkene 14] , ik weet geen achternaam, die jongens die nu bij mij leasen. Hij kwam met hun bij mij op kantoor. Hij heeft auto’s gekocht in Amerika, die moesten hierheen, hij vroeg of ik dat kon regelen. Ik heb hem naar België gestuurd naar een inklaringsbedrijf. Die auto’s zouden dan naar mij komen en ik zou ze dan klaar maken en doorsturen naar Marokko. Maar daarna heb ik die man nooit meer gezien. Niemand heeft meer wat van hem gehoord, ook het verschepingsbedrijf niet. Ik heb die € 180.000 gestort op een rekening van mijzelf. En ik heb facturen gekregen van dat bedrijf in Amerika, en toen heb ik die auto’s betaald, giraal. Die auto’s heb ik nooit gezien, maar die commissie die had ik opgestreken dus ik vond het best. Ik ging er vanuit dat ik er nog een heleboel voor moest regelen, maar dat hoefde uiteindelijk niet.Ter terechtzitting is verdachte bij deze verklaring gebleven en heeft daaraan toegevoegd dat het niet ongebruikelijk is dat mensen betalingen naar Amerika via hem lieten lopen omdat dat best lastig is uit te voeren.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 12] , dat hij niet degene is geweest die het geldbedrag aan verdachte heeft betaald. Het feit dat kopieën van zijn documenten zijn gebruikt maakt, gelet op de verklaring die hij daarvoor heeft gegeven, dat niet anders. Dit betekent dat aan verdachte een zeer groot contant geldbedrag is betaald met gebruikmaking van een valse identiteit om via verdachte over te laten maken naar de Verenigde Staten, naar een bedrijf dat niet lijkt te bestaan. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat dit geld is dat van enig misdrijf afkomstig is geweest.
Ten aanzien van de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank ten eerste dat de verklaring van verdachte, dat hij meende voor deze auto’s naast de betaling ook nog andere zaken te moeten regelen, niet strookt met de inhoud van zijn brief van 20 juni 2013, waarin meermalen wordt benadrukt dat de afspraak was dat alleen de betaling via [bedrijfsnaam 1] zou verlopen, omdat het immers de aankopen van ‘ [betrokkene 12] ’ zelf waren. Ook klopt zijn verklaring, dat het ging om auto’s gekocht door [betrokkene 12] en hij na ontvangst van de facturen is overgegaan tot betaling niet met het gegeven dat op alle vier de facturen die verdachte zegt te hebben ontvangen niet de naam van [betrokkene 12] is vermeld als aankopende partij, maar het bedrijf van verdachte. Dat verdachte, ervaren in de autohandel, zonder enige vraag te stellen hierover tot betaling zou zijn overgegaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Door deze betalingen te doen vanuit zijn bankrekening heeft verdachte ervoor gezorgd dat de persoon/personen die werkelijk achter deze betalingen zat(en) geheel buiten beeld is/zijn gebleven, en dat heeft verdachte zelf ook gezien. Ten eerste omdat de persoon die bij hem op kantoor kwam iemand anders moet zijn geweest dan de persoon op de kopieën van de identiteitsbewijzen die aan verdachte zijn overgelegd, ten tweede gelet op de tenaamstelling van de facturen. Het bedrag dat verdachte met deze werkzaamheden heeft verdiend, bijna
€ 9.000 euro, staat voorts in geen enkele verhouding tot de daarvoor geleverde diensten; het afstorten van een geldbedrag en vervolgens een viertal bankoverschrijvingen doen.
De rechtbank komt gelet op deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat de verdachte bewust heeft meegewerkt aan het in het girale geldverkeer brengen van een aan hem overhandigd zeer groot contant en uit misdrijf afkomstig geldbedrag, zonder dat nog valt op te maken van wie dat geld afkomstig was. Ten overvloede overweegt de rechtbank in verband met deze transacties nog dat verdachte zich niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de WWFT heeft gehouden, het eerst ontvangen bedrag van € 20.000 is niet gemeld, zodat de strafuitsluitingsgrond op grond van deze wet niet van toepassing is.
De Audi Q7 met kenteken
In de administratie van [bedrijfsnaam 2] is een aankoopfactuur Audi Q7 met kenteken [kenteken 5] van [betrokkene 16] aan [bedrijfsnaam 2] , d.d. 27 september 2012, met inruil van een Bentley [kenteken 7] . De inkooprijs van de Audi, inclusief BTW en BPM is volgens de factuur € 117.500.Voorts bevonden zich in de fysieke administratie een leasecontract met nr. 55 tussen [bedrijfsnaam 1] en [verdachte] , met als ingangsdatum 1 oktober 2012, een looptijd van 60 maanden, een maandbedrag van € 1.587,13 per maand en een eerste aanbetaling van
€ 42.016,81 exclusief BTW.
Correspondentie
Met betrekking tot deze auto is een aantal e-mails en brieven aangetroffen in de administratie van [bedrijfsnaam 2] . Dit begint met een e-mail d.d. 1 oktober 2012 van [verdachte] aan verdachte met daarin onder meer: “
(bijnaam verdachte, rechtbank) ga maandag een strik halen voor de q7 van [betrokkene 15] ook regel ik de bloemen![…]”Voorts is aangetroffen een aanrijdingsformulier d.d. 15 oktober 2012, met als bestuurder Sabine [betrokkene 18] en een e-mail van [betrokkene 15] d.d. 23 november 2012 die vertelt dat zij in de auto reed toen er een aanrijding plaatsvond.Daarnaast is er nog een e-mail van verdachte d.d. 29 oktober 2012 en een brief van Farinwell over een volgsysteem. Hierin schrijft verdachte: “
hey [betrokkene 17] , het alarmsysteem is ingebouwd, echter is wel dat [betrokkene 18] het formulier moet invullen, dan pas wordt het certificaat vrijgegeven”. De titel van de mail is Q7 [kentekennummer 2] certificaat.In een e-mail d.d. 14 november 2012 schrijft [email adres] aan Wendy [betrokkene 21] over een factuur van Farinwell.com met nr.1131252, “
[betrokkene 17] deze factuur is voor [betrokkene 18] . Wij betalen hem. Kan jij hem doorfactureren?”Tot slot is aangetroffen een (ongedateerde) brief van [bedrijfsnaam 2] aan [betrokkene 18] “Bijgaande uw groene kaart voor het voertuig met kenteken: [kentekennummer 2] . Gelieve deze groene kaart samen met het kenteken deel 1A en 1B in de auto opbergen.”
Facturering van betalingen:
In de inbeslaggenomen fysieke kasadministratie van [bedrijfsnaam 1] is met betrekking tot dit voertuig een factuur geadresseerd aan verdachte aangetroffen, betreffende een eerste leasevergoeding, voor een bedrag van € 42.016,81 exclusief BTW met een handmatige notitie ‘8/10 kas. Echter in het grootboek 2012 van [bedrijfsnaam 1] is deze betaling op 1 oktober 2012 op debiteur 71 ( [betrokkene 18] ) geboekt, die dit bedrag op 8 oktober 2012 per kas betaald zou hebben.
Voorts zijn met betrekking tot de maandleasebedragen in de fysieke administratie elf facturen aangetroffen over de periode oktober 2012 tot en met augustus 2013 inzake op naam van [verdachte] , elk met een handgeschreven notitie kas en een betaaldatum. Echter in de in beslag genomen computer bestanden van [bedrijfsnaam 1] werden voor deze zelfde periode zes identieke facturen (zelfde factuurnummer, datum, bedragen, en omschrijvingen) aangetroffen, maar dan geadresseerd aan [betrokkene 18] , met debiteurnummer 71. Uit het grootboek 2012 en 2013 blijkt dat de leasebedragen met betrekking tot dit voertuig in de periode van oktober 2012 tot en met maart 2013 geboekt zijn ten laste van debiteur 71 ( [betrokkene 18] ) en volgens het kasboek per kas zijn betaald.
Verder blijkt dat met het voertuig in de periode boetes zijn gereden die per identieke factuur zijn doorbelast aan zowel [verdachte] (deze zijn aangetroffen in de fysieke administratie) als aan [betrokkene 18] (aangetroffen in de computeradministratie).
Inbeslagname op 10 maart 2013
Op 10 maart 2013 is de auto, waar op dat moment de broer van de vriendin van [betrokkene 18] in reed, in beslag genomen op verdenking van witwassen. De broer van [betrokkene 15] had verklaard dat de auto eigendom van zijn zus, [betrokkene 19] , was, dat zij een uitkering heeft en hij niet wist hoe ze de auto betaald had, maar wel dat de auto van haar was, ze reed altijd in mooie auto’s. [betrokkene 18] bleek diverse antecedenten te hebben op grond van de Opiumwet en gewelds- en vermogensdelicten. Volgens brieven d.d. 25 maart 2013 en 5 april 2013 claimt [bedrijfsnaam 1] dat de auto haar eigendom is en onterecht in beslag is genomen, waarna de auto op 18 april 2013 is teruggegeven aan [bedrijfsnaam 1] .
Verdachtes verklaring
Over de Audi Q7 heeft [verdachte] verklaard dat hij die vorig jaar pas (rechtbank: in 2013) heeft gekocht met geld dat hij had verdiend met pokeren, en dat hij hem “links en rechts” trachtte te verhuren aan personen, en dat nu een vriendin van hem er in reed. Gevraagd hoeveel die vriendin, [betrokkene 15] [betrokkene 19] (de vriendin van [betrokkene 18] , met wie verdachte ook goed omgaat) daarvoor betaalde, heeft verdachte verklaard dat hij de auto eigenlijk zelf leasede, dat hij de auto betaalde en dat als hij er zelf niet in rijdt [betrokkene 15] er in mocht rijden omdat hij een speciale relatie met [betrokkene 15] heeft. Hij kent de heer [betrokkene 18] via [betrokkene 15] .
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht het verhaal van verdachte over deze auto niet geloofwaardig. De hiervoor genoemde bevindingen uit de administratie, en dan met name het aantreffen van de dubbele facturen die geboekt blijken te zijn op naam van [betrokkene 18] , in samenhang bezien met het feit dat de auto direct na de aankoop met bloemen en strik zou worden afgeleverd aan [betrokkene 15] , dat de facturen voor een volgsysteem en boetes werden doorgefactureerd aan [betrokkene 18] en tot slot nog de verklaring van de broer van [betrokkene 15] , laten geen andere mogelijkheid open dan dat de auto in werkelijkheid werd geleased door [betrokkene 18] , ten behoeve van zijn vriendin. Gelet op de verhullende constructie waarmee dit gebeurde en de antecedenten van [betrokkene 18] concludeert de rechtbank dat deze betalingen met geld zijn verricht dat van misdrijf afkomstig is geweest en dat verdachte dit geweten heeft.
De Porsche Panamera
In de administratie van [bedrijfsnaam 1] is een leasecontract aangetroffen op naam van [betrokkene 20] , betrekking hebbende op de lease van een Porsche Panamera. Voorts zijn meerdere kwitanties en facturen aangetroffen met de naam van [betrokkene 20] en de vermelding van de Porsche. Verdachte en [betrokkene 20] hebben verschillende en wisselende verklaringen afgelegd over de aanschaf van deze auto door [bedrijfsnaam 2] , het vervolgens leasen (of verhuren zoals verdachte ter zitting heeft verklaard) aan [betrokkene 20] en de bedragen die daarbij door [betrokkene 20] zouden zijn betaald. Duidelijk is op basis van het dossier dat er in elk geval meer betaald is door [betrokkene 20] dan beiden willen toegeven. Verdachte [betrokkene 20] is bij vonnis van deze rechtbank van heden op grond van bevindingen over de herkomst van deze betalingen veroordeeld voor witwassen van deze Porsche en de daarvoor betaalde gelbedragen.
Dat verdachte en [betrokkene 20] wisselend over deze auto verklaren doet vermoeden dat ook verdachte ten aanzien van deze auto geweten moet hebben dat het geld waarmee [betrokkene 20] deze leasete/huurde niet eerlijk was verdiend. Verdachte heeft hierover zelf echter verklaard er altijd van uit te zijn gegaan dat [betrokkene 20] een aannemingsbedrijf had gehad dat hij had verkocht. Nu direct bewijs van voor zijn wetenschap in het dossier ontbreekt, spreekt de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij.
De Audi RS
Ook ten aanzien van deze auto is een leasecontract in de administratie van [bedrijfsnaam 1] aangetroffen op naam van [betrokkene 21] , met als ingangsdatum 10 februari 2013. De auto werd op 8 maart 2013 onder [betrokkene 21] in beslag genomen tijdens een verkeerscontrole. Hij verklaarde toen geen inkomen te hebben uit werk of inkomen, in het verleden wel eens als glazenwasser te hebben gewerkt en de auto voor een vriendenprijs te hebben gehuurd.
Ten aanzien van deze auto is voorts gebleken dat deze [betrokkene 21] reeds in 2010 in deze auto reed, dat de auto toen was voorzien van een Duits kenteken en dat het daarbij behorende kentekenbewijs kort daarna in Spanje werd gestolen. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte zich vervolgens in 2012, op verzoek van [betrokkene 21] , heeft bezig gehouden met het verkrijgen van kopie voertuigdocumenten van de Audi in verband met voornoemde diefstal van de originele stukken in Spanje, hetgeen uiteindelijk ook is gelukt. Verdachte heeft verklaard dat hij dit deed op verzoek van [betrokkene 21] , die de auto graag wilde hebben. Nadat hem was gebleken dat de auto niet als gestolen gesignaleerd stond heeft hij de auto gekocht van MABO-cars, en nadat de kopiestukken uit Duitsland waren verkregen, de auto geïmporteerd en een leasecontract met [betrokkene 21] afgesloten.
De eigenaar van MABO cars heeft in reactie op een vordering tot uitlevering van de bij deze auto behorende documenten laten weten deze auto nooit in bezit te hebben gehad. Tijdens het onderzoek bleek dat de aankoopfactuur van MABO-cars onvindbaar was in de administratie van [bedrijfsnaam 1] . Door medewerkster [betrokkene 21] werd geopperd dat deze wellicht door een collega, die een dossier over deze auto had samengesteld, uit de betreffende map in de administratie was gehaald. De auto stond wel in het computersysteem Carwise, een schermafdruk daarvan is opgenomen in het dossier. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte deze factuur alsnog overgelegd. De bedragen die op deze factuur zijn vermeld komen overeen met de bedragen die op voornoemde schermafdruk staan. In de administratie van [bedrijfsnaam 1] bevonden zich voorts een ondertekend leasecontract, met een leasetermijn van € 1.115,88 per maand en een eerste aanbetaling van € 16.528,93 exclusief BTW, een factuur met betrekking tot het eerste termijnbedrag met daarop handgeschreven:18/3 kas en een paraaf, en een uitdraai waarop is vermeld dat [betrokkene 21] daarna nog twee keer (op 25 februari 2013 en 25 maart 2013) een termijnbedrag per kas heeft betaald.
Conclusie
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van deze auto dat het zeer merkwaardig te noemen is dat een auto waarin in [betrokkene 21] al in 2010 reed maar die nooit op zijn naam heeft gestaan, via een omweg van het bedrijf van verdachte in 2013 weer in gebruik blijkt te zijn bij [betrokkene 21] via een leaseconstructie, die hij zelf aanduidt als ‘huren voor een vriendenprijs’, terwijl de uitgaven die daarmee gemoeid zijn niet in verhouding staan tot zijn legaal bekende inkomen. Dit wijst erop dat [betrokkene 21] de aanbetaling en leasebedragen niet met legaal verkregen geld kon financieren.
Het ontbreekt in het dossier echter aan bewijs dat de verklaring van verdachte over zijn betrokkenheid bij deze auto en zijn wetenschap van (mogelijk) witwassen door [betrokkene 21] , niet kan kloppen. De informatie uit het Carwise systeem en de verklaring van [betrokkene 21] , passen bij zijn verklaring. [betrokkene 21] heeft een verklaring gegeven voor het feit dat de aankoopfactuur niet direct boven water kwam. Voorts is op basis van het dossier onduidelijk in wiens eigendom/bezit de auto geweest is in periode juli 2010 tot oktober 2011, uit politieregistraties blijkt dat [betrokkene 21] in die periode in elk geval in andere auto’s dan de Audi RS reed. Tot slot lijkt [betrokkene 21] daadwerkelijk forse bedragen te hebben betaald aan [bedrijfsnaam 1] , hetgeen niet past bij het vermoeden dat [bedrijfsnaam 1] /verdachte heeft meegewerkt aan een papieren constructie waarbij een auto die in werkelijkheid eigendom van [betrokkene 21] was op naam te stellen. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom eveneens vrijspreken.