ECLI:NL:RBDHA:2016:12342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
09/767283-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugssmokkel van hennep naar het Verenigd Koninkrijk

Op 12 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de smokkel van hennep naar het Verenigd Koninkrijk. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hennep in de periode van 4 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2013 en van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting werd vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, verantwoordelijk was voor het transport van in totaal 472 kilogram en een grote hoeveelheid hennep, die door de Engelse douane werd onderschept. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook het proces-verbaal van de politie, in overweging genomen. De officieren van justitie hebben bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de smokkel van hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om recht te doen aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767283-13
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van:
  • 20 februari 2014 (pro forma),
  • 23 september 2015 (pro forma),
  • 19 september 2016 (inhoudelijk) en
  • 28 september 2016 (inhoudelijk en sluiting onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. P.P.E. van de Rivière en C. Sam-Sin en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J. de Vries, advocaat te Noordwijk, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 19 september 2016 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2013 te Vlaardingen
en/of te Delfgauw en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten naar het Verenigd Koninkrijk) heeft gebracht ongeveer 540 kilogram, althans een partij van enkele honderden kilo's, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden :
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2013 te Vlaardingen
en/of te Delfgauw en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 540 kilogram, althans een partij van enkele honderden kilo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 te Vlaardingen en/of te Delfgauw en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten naar het Verenigd Koninkrijk) heeft gebracht ongeveer 160 kilogram tot 230 kilogram, althans een partij van enkele honderden kilo's, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden :
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 te Vlaardingen en/of te Delfgauw en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 160 kilogram tot 230 kilogram, althans een partij van enkele honderden kilo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 4 oktober 2013 is in een vrachtwagen als gebruikt in de transport van bloemen 472 kilogram hennep getransporteerd van Vlaardingen (Nederland) naar Felixstowe (Verenigd Koninkrijk). Deze lading hennep werd door de Engelse douane onderschept. De politie had voor de onderschepping al een onderzoek lopen naar de betrokkenen bij dat transport en mogelijk eerdere transporten, waarbij gebruik werd gemaakt van observaties en taps (onderzoek 162Caen). Uit dat onderzoek kwam naar voren dat er ook op 24 september 2013 op gelijke wijze een lading hennep naar Engeland was getransporteerd. Vier van de meer dan tien verdachten in het onderzoek, te weten de twee chauffeurs van de beide transporten en twee organisatoren, hebben bekennende verklaringen afgelegd ter zake van beide transporten. De verdachte was één van die organisatoren.
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak hebben bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 997 t/m 1004 (Deel 1, ZD 472 kg hennep);
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 135 t/m 158 (Deel 1, ZD 472 kg hennep, AMB-041);
- het proces-verbaal van observeren vrijdag 4 oktober 2013, p. 255 t/m 262 (Deel 1, ZD 472 kg hennep);
- een getuigenverklaring van [getuige 1] , p. 547 t/m 549 (Deel 1, ZD 472 kg hennep, AMB-167);
- een getuigenverklaring van [getuige 2] , p. 539 t/m 543 (Deel 1, ZD 472 kg hennep, AMB-167);
- een getuigenverklaring van [getuige 3] , p. 569 t/m 572 (Deel 1, ZD 472 kg hennep, AMB-167);
- een getuigenverklaring van [getuige 4] , p. 521 t/m 526 (Deel 1, ZD 472 kg hennep, AMB-167);
- het proces-verbaal van observeren dinsdag 24 september 2013, p. 403 t/m 410 (Deel 1, ZD 472 kg hennep);
- proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2016, voor zover het betreft de verklaring van de verdachte.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1 primair.
hij in de periode van 4 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2013 te Vlaardingen en te Delfgauw en te Voorburg tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten naar het Verenigd Koninkrijk) heeft gebracht 472 kilogram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2 primair.
hij in de periode van 23 september 2013 tot en met 24 september 2013 te Vlaardingen en te Delfgauw en te Voorburg tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten naar het Verenigd Koninkrijk) heeft gebracht een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair, telkens:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er maximaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 240 uren.
In het kader van de strafoplegging heeft de raadsman ten eerste aangevoerd dat de inzet van zogenaamde “Stealth”-SMS’jes onvoldoende transparant en toetsbaar is door de ontbrekende uitleg van de officieren van justitie omtrent de bevelen tot de inzet van dat opsporingsmiddel. Door het ontbreken van die toetsingsmogelijkheid, terwijl de inzet van voornoemd middel leidt tot schending van de persoonlijke levenssfeer, dient zulks in het voordeel van de verdachte te leiden tot strafvermindering.
Ten tweede is door de raadsman aangevoerd dat zijn cliënt een bekennende verdachte is die zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en die zijn rol niet heeft verkleind. De reeds ondergane voorlopige hechtenis is desastreus geweest voor het voormalige bloemenbedrijf van de verdachte en het alsnog ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ook het nieuwe, goedlopende, evenementenbedrijf van de verdachte in gevaar brengen. Daarnaast heeft de verdachte ook weer een betere band met zijn ex-vrouw en zoon kunnen opbouwen in de tussentijd. Voorts is aangevoerd dat de verdachte met het lange verloop van het onderzoek lang in onzekerheid heeft gezeten over de afloop van de strafzaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ten aanzien van de stelling van de raadsman met betrekking tot de Stealth-SMS’jes overweegt de rechtbank dat de politie ter zake het gebruik van dat middel niet heeft voldaan aan de voorwaarden die de Hoge Raad bij zijn arrest van 1 juli 2014 (HR:2014:1569) verbindt aan het gebruik van dit soort SMS’jes. Onvoldoende is echter gesteld of gebleken van enig nadeel voor verdachte. De rechtbank zal daarom geen rechtsgevolg verbinden aan dit verzuim.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van export van twee grote hoeveelheden hennep naar het Verenigd Koninkrijk. Hij heeft daarbij een hoofdrol gespeeld als organisator. Daarbij heeft hij met zijn medeorganisator anderen betrokken: personen die de hennep moesten aanleveren, iemand die als katvanger moest dienen voor de aanschaf en het gebruik van de vrachtauto en twee chauffeurs die de feitelijke transporten deden. Op deze wijze was hij met medeverdachte Singels een spin in een crimineel netwerk dat gericht was op grootschalige hennepsmokkel.
De uit hennepplanten verkregen stof is bij regelmatig gebruik schadelijk voor de (vaak jeugdige) gebruikers. Bovendien is handel in hennep maatschappelijk onaanvaardbaar omdat deze direct en indirect de oorzaak is van vele vormen van vermogens- en geweldscriminaliteit. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen en zich kennelijk om deze gevolgen niet bekommerd, doch uitsluitend om zijn eigen gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële documentatie van 29 augustus 2016 ten name van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de tenlastegelegde strafbare feiten niet is veroordeeld en daarna ook niet.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 27 juni 2014, opgemaakt door
M. van Scheppingen, reclasseringsmedewerker. De reclassering ziet geen aanleiding voor de inzet van (gedrags)interventies, omdat geen delictpatroon is te zien en de verdachte over voldoende zelfinzicht beschikt. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij geen bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.
De rechtbank is zich bewust van de grote gevolgen die een vrijheidsstraf voor verdachte met zich meebrengt. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, twee exporten van grote hoeveelheden hennep is zij echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of kortere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank heeft hierbij mede gelet op straffen die in een aantal soortgelijke zaken door andere rechtbanken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht)
Bij gebrek aan gronden zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair, telkens:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
met aftrek van de tijd die door verdachte in preventieve hechtenis is doorgebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. M. van Seventer, rechter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal inzake onderzoek “162Caen”, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche.