3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
Op 13 juni 2016 tussen 15.30 uur en 17.00 uur is uit de woning van [benadeelde 1] aan de [adres 2] te Zoetermeer een flatscreen televisie, merk LG, weggenomen.
De aangever heeft verklaard dat hij ongeveer drie dagen voor de diefstal van zijn televisie met een Marokkaans-Spaanse jongen die zich [naam 1] noemde en een meisje met lang blond haar in zijn woning een sigaretje heeft gerookt, thee heeft gedronken en iets heeft gegeten.
[getuige 4] zag op 13 juni 2016 tussen 19.00 en 19.30 uur in het brandgangetje achter haar achtertuin twee jongens op de fiets langs komen. Het brandgangetje loopt dood. Na 2 à 3 minuten zag zij beide jongens met de fiets aan de hand terug komen lopen. Eén van de jongens had een flatscreen televisie onder zijn arm. De getuige heeft foto’s van de jongens genomen.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat op de foto die de getuige heeft gemaakt hij de jongen is die de televisie in zijn handen heeft. [medeverdachte 2] is de jongen met de fiets.
[getuige 1] zag op 13 juni 2016 aan het einde van de middag een jongen en een meisje hard rennend de trap afkomen die toegang verschaft tot de eerste woonlaag van het appartementencomplex aan de [adres 4] . Even later ziet zij een jongen met een Antilliaans uiterlijk passeren met een zwartkleurige flatscreen televisie onder zijn arm.
[getuige 1] herkent de verdachte als zijnde het meisje dat zij op 13 juni 2016 heeft gezien.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 13 juni 2016 bij de voordeur van de woning van zijn buurman, drie personen heeft gezien en dat hij even later een van deze drie personen een zwarte flatscreen televisie heeft zien dragen.
Ook [getuige 2] herkent de verdachte als zijnde het meisje dat hij op 13 juni 2016 heeft gezien.
De rechtbank acht de ontkennende verklaring van de verdachte, inhoudend dat zij die dag niet op de [adres 4] is geweest, gelet op de verklaringen van de [getuige 1] en [getuige 2] , bezien in samenhang met de overige in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen, niet geloofwaardig. Temeer nu de verdachte ook heeft verklaard dat zij [medeverdachte 2] niet kent, terwijl uit het dossier, pagina 210 halverwege, blijkt dat [medeverdachte 2] haar mobiele telefoonnummer heeft gebeld.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de televisie van [benadeelde 1] uit de woning aan de [adres 2] te Zoetermeer heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 2
Op 31 mei 2016 tussen 14.30 en 18.00 uur is de scootmobiel (merk/type Sterling Elite RS en met [kenteken] van [benadeelde 2] weggenomen, terwijl deze in de hal op de vijfde verdieping van de flat aan het Dijkwater te Zoetermeer geparkeerd stond.
In de flat aan het Dijkwater hangen camera’s. De beelden zijn door de huismeester van de flat, [getuige 3] , bekeken en beschreven. Hij zag dat twee jongens, een jongen met een pet en een Hindoestaanse jongen, en een meisje via de centrale toegang de flat aan het Dijkwater binnen liepen. Hij zag dat zij direct naar de liften liepen en in de lift stapten.
Hij zag dat het meisje en de Hindoestaanse jongen op de vierde etage uitstapten en de jongen met de pet op de vijfde etage. Na ongeveer 20 minuten zag de getuige dat de lege lift naar de vierde en de vijfde etage werd toegestuurd. Hij zag dat de liftdeuren op de vierde etage open gingen en dat het eerder genoemde meisje in de liftdeuropening ging staan. Hij zag dat zij een telefoon tegen haar oor aanhield en met haar andere hand liep te gebaren. Hij zag dat zij aandachtig in de lift keek en de lift vervolgens leeg liet doorgaan naar de vijfde etage. Hier zag hij dat de jongen met de pet, samen met de scootmobiel, in de lift stapte. De getuige kent de eigenaar van de scootmobiel en zag de scootmobiel ook altijd in de centrale hal staan op de 5e etage, voor de deur van de eigenaar. Hij weet hoe de scooter eruit ziet en zag direct dat de scootmobiel een blauwkleurige kap aan de voorzijde miste. Deze zat er normaal gesproken wel op. Nadat de jongen met de pet met de scootmobiel in de lift was gestapt zag de getuige dat de lift opnieuw naar de vierde etage ging en dat de Hindoestaanse jongen en het meisje ook weer instapten. Samen gingen zij richting de begane grond. De getuige zag dat ze de grootste lol hadden met zijn drieën. Toen er op de tweede etage een vrouw instapte in de lift, zag de getuige dat de jongen met het petje snel in de scootmobiel ging zitten en deed alsof deze van hem was. Vervolgens zag de getuige dat de jongen met het petje op de scootmobiel via de centrale hal de flat verliet. De Hindoestaanse jongen en het meisje liepen samen met hem mee naar buiten.
Op drie foto’s die van de bewegende beelden in de lift zijn gemaakt heeft verbalisant
[wijkagent] in de wijk Meerzicht te Zoetermeer, het meisje als de verdachte, de Hindoestaanse jongen als [medeverdachte 3] en de jongen met de pet als [medeverdachte 1] herkend.
De verdachte heeft ter terechtzitting niet ontkend dat zij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de flat aan het Dijkwater aanwezig was, maar zij heeft verklaard dat zij aldaar aan het schuilen was voor de regen en dat [naam 1] toen opeens weg was en zij en [medeverdachte 3] hem zijn gaan zoeken in de flat, waarna zij hem in het bezit van een scootmobiel aantroffen.
Zij ontkent iets met de diefstal van de scootmobiel te maken te hebben.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het, gelet op de verklaring van [getuige 3] in combinatie met de aangifte, onomstotelijk vast staat dat het de scootmobiel van [benadeelde 2] is, die op de beelden in de flat te zien is en aldus is weggenomen.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volstrekt ongeloofwaardig. Gelet op de verklaring van [getuige 3] staat, naar het oordeel van de rechtbank vast, dat de verdachte samen met twee jongens de centrale hal van de flat aan het Dijkwater is binnen gekomen, dat zij samen in de lift zijn gestapt en dat zij vervolgens op twee verschillende etages zijn uitgestapt waarna zij, na een korte periode, wederom samen in de lift staan waar op dat moment ook de weggenomen scootmobiel in staat. [medeverdachte 1] rijdt in de scootmobiel de lift en de flat uit en de verdachte en [medeverdachte 3] lopen samen met hem mee naar buiten.
Gelet op voornoemde handelingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en de medeverdachten op nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt in die zin dat er sprake is van medeplegen. De rechtbank acht feit 2 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen.