ECLI:NL:RBDHA:2016:12241
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot belastingaanslag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een belastingzaak betrokken was, had de wraking ingediend tegen mr. T. van Rij, de bestuursrechter die zijn zaak behandelde. De achtergrond van het verzoek ligt in een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het bezwaar van verzoeker tegen een belastingaanslag niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker had beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar zijn verzet werd door de rechtbank als kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker had meerdere keren om uitstel van de behandeling van zijn verzet gevraagd, wat werd afgewezen. Uiteindelijk diende hij een wrakingsverzoek in, omdat hij meende dat de bestuursrechter zich vijandig tegenover hem had opgesteld. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek onvoldoende onderbouwd was en dat de afwijzing van de uitstelverzoeken en de verzoeken om verwijzing naar een andere rechtbank processuele beslissingen waren die geen grond voor wraking vormden.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de bestuursrechter. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de wrakingskamer bepaalde dat een volgend verzoek om wraking in deze hoofdprocedure niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is op dezelfde dag aan betrokken partijen meegedeeld.