ECLI:NL:RBDHA:2016:12238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
12 oktober 2016
Zaaknummer
C/09/515269 / KG RK 16-1320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens schijn van vooringenomenheid in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van meerdere verzoekers tegen kantonrechter mr. J. Snoeijer. De verzoekers, die betrokken zijn bij een strafzaak, voerden aan dat de kantonrechter vooringenomen was, onder andere omdat hij hen herhaaldelijk onderbrak tijdens hun pleidooien en ontlastend bewijs, zoals foto’s, niet in ontvangst wilde nemen. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter in het geval van verzoekster 2 de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door de foto’s te weigeren zonder deze te bekijken. Dit leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek van verzoekster 2. Voor de overige verzoekers, die ook een wrakingsverzoek hadden ingediend, oordeelde de wrakingskamer dat de kantonrechter onvoldoende aandacht had besteed aan de veronderstelling van de verzoekers dat de laatste woorden van andere verdachten ook relevant waren voor hun zaken. De wrakingskamer wees ook deze verzoeken toe. De overige verzoeken tot wraking werden afgewezen, omdat deze verzoekers nog de kans kregen om hun laatste woord te voeren. De beslissing houdt in dat het onderzoek in de hoofdzaken opnieuw moet worden opgestart door een andere kantonrechter.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/40
zaak-/rekestnummer: C/09/515269/KG RK 16/1320
parketnummers: 09/253870-12, 09/253879-12, 09//253884-12, 09/253886-12,
09/253889-12, 09/253894-12, 09/253895-12, 09/253898-12, 09/253910-12,
09/253912-12, 09/253914-12 (nummers hoofdzaken)
datum beschikking: 5 september 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
[verzoeker 1],
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5],
[verzoeker 6],
[verzoeker 7],
[verzoeker 8],
[verzoeker 9],
[verzoeker 10]en
[verzoeker 11],
verzoekers,
raadslieden:
  • namens verzoekers [verzoeker 1] , [verzoeker 5] en [verzoeker 6] : mr. M.F. van Hulst, advocaat te Den Haag,
  • namens verzoekers [verzoeker 3] , [verzoeker 4] , [verzoeker 7] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] , [verzoeker 10] en [verzoeker 11] : mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te Den Haag,
strekkende tot wraking van:
mr. J. Snoeijer,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de kantonrechter

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
De wrakingskamer leidt uit het opgestelde proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juli 2016 het volgende af. Op deze zitting is de eerder op 12 juni 2013 geschorste behandeling van de strafzaak tegen verzoekers voortgezet. De kantonrechter heeft tijdens de zitting verzoekers vragen gesteld. Gedurende de behandeling is bij verzoekers de indruk ontstaan dat de kantonrechter niet geïnteresseerd was in ontlastend materiaal en naar hun politieke en ethische motieven die naar hun mening in deze zaken een rol hebben gespeeld. Hierop heeft verzoekster [verzoeker 2] de kantonrechter gewraakt. Haar zaak werd op dat moment geschorst en naar de wrakingskamer verwezen.
1.2.
Hierna is de behandeling van de overige zaken vervolgd en hebben de verzoekers [verzoeker 1] , [verzoeker 4] en [verzoeker 3] het laatste woord gevoerd. Toen vervolgens verzoekster [verzoeker 6] haar laatste woord voerde en hierbij door de kantonrechter meermalen werd onderbroken, heeft verzoeker [verzoeker 4] de kantonrechter gewraakt. Zijn zaak werd geschorst en naar de wrakingskamer verwezen.
1.3.
Aansluitend is de zitting in de overige zaken onderbroken voor overleg tussen de overige aanwezige verzoekers en de raadslieden. Teruggekomen hebben de raadslieden aangegeven dat de resterende laatste woorden bij elkaar nog 25 minuten in beslag zouden nemen. De kantonrechter heeft vervolgens aangegeven dat zijn agenda het niet toeliet de zaken op dat moment te vervolgen en heeft de betreffende zaken aangehouden. In de overige zaken heeft hij het onderzoek gesloten. Hierop heeft verzoeker [verzoeker 1] de kantonrechter eveneens gewraakt. De raadslieden hebben zich namens de overige verzoekers bij deze wraking aangesloten. Het onderzoek ter terechtzitting is daarop voor onbepaalde tijd geschorst.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 22 augustus 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers [verzoeker 2] en [verzoeker 4] zijn verschenen. Tevens zijn verschenen de raadslieden, alsmede de officier van justitie mr. I. Doves. Het wrakingsverzoek is ter terechtzitting door verzoekers [verzoeker 2] en [verzoeker 4] en de raadslieden toegelicht. De officier van justitie heeft ter zitting haar standpunt gegeven. De kantonrechter is niet ter terechtzitting verschenen. Hij heeft bij verweerschrift van 29 juli 2016 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.

3.Het standpunt van verzoekers

3.1
Van de wraking is een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is opgenomen dat verzoekers [verzoeker 2] , [verzoeker 4] , [verzoeker 5] en [verzoeker 7] , als ook de raadslieden van de verzoekers desgevraagd opgave doen van de volgende feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het wrakingsverzoek, verkort en zakelijk weergegeven:
Verzoekster [verzoeker 2] :Als u mijn foto’s niet in ontvangst wil nemen, dan wil ik u wraken. U onderbrak mij ook al in mijn verhaal. De gronden voor wraking zijn: vooringenomenheid. Het lijkt er namelijk op dat u zich niet op de hoogte wil laten stellen van de situatie. Ik vind het absurd dat u mijn foto’s niet aan wil nemen en dat u niet mijn verhaal wil horen over de metafoor over het raam inslaan. U onderbrak mij net in mijn verhaal.
Verzoeker [verzoeker 4] :U heeft geen enkele interesse in het laatste woord van de verdachten die ook in mijn zaak relevantie kunnen hebben. U onderbreekt ze, schoffeert ze, haalt dingen uit de context, u probeert het terug te brengen tot kleine overtredingen, terwijl het een politieke zaak is. U zou zich moeten verschonen als kantonrechter. Het is zo’n grote zaak. U onderbreekt keer op keer mensen die de achtergrond van hun motivatie willen vertellen. Daaruit leid ik af dat u vooringenomen bent, omdat u niet geïnteresseerd bent.
Verzoeker [verzoeker 5] :Ik zie vooringenomenheid bij u als rechter, dit betreft een zaak die gaat over demonstratievrijheid, ook vrijheid van meningsuiting over politieke zaken, en als u als rechter mij niet eens kan garanderen dat ik inhoudelijk mijn slotwoord uit kan spreken zonder inperking hiervan, als u dat al wil bepalen, dan kan ik niet anders dan concluderen dat u vooringenomen bent.
Verzoeker [verzoeker 7]heeft zich bij het voorgaande aangesloten.
De raadslieden hebben hieraan namens alle verzoekers, behalve verzoekster [verzoeker 2] , nog toegevoegd: U bent vooringenomen, omdat u niet bereid bent te luisteren naar de speciale omstandigheden van de verdachten. Wij wensen graag rustig wrakingsgronden te kunnen formuleren met onze cliënten. De kern van de grond is vrees voor vooringenomenheid. Nadere gronden volgen nog waar dat uit blijkt. Dit is niet uitputtend bedoeld, daar acht ik mij ook niet aan gebonden. Wij zullen op korter termijn onderbouwing van de gronden aanleveren.
3.2.
Bij brief van 12 juli 2016 heeft verzoekster [verzoeker 2] haar wrakingverzoek verder toegelicht in die zin dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid wekte omdat zij tijdens haar pleidooi verschillende malen werd onderbroken, hij zich niet leek te willen laten informeren over haar onterechte aanhouding of haar motivatie voor de ondersteuning van vluchtelingen en hij weigerde voor haar ontlastend bewijsmateriaal (foto’s) in ontvangst te nemen, dan wel in te zien en aan de stukken toe te voegen.
3.3.
Bij brief van 13 juli 2016 hebben de raadslieden namens de overige verzoekers een nadere onderbouwing van hun verzoek gegeven. Zij hebben daarbij aangegeven dat het geen gewone strafzaak betreft, maar een zaak waarbij de persoonlijke motieven en politiek-etnische achtergronden een rol spelen. Dit dient meegenomen te worden in de beoordeling van het verweten handelen. Een rechter dient dan ook zonder (schijn van) vooringenomenheid naar het laatste woord te luisteren. Toen de kantonrechter wegens tijdsgebrek besloot een deel van de zaken aan te houden vanwege het nog te voeren laatste woord en de overige zaken sloot en hierin uitspraak wilde doen, is namens alle verzoekers gewraakt. De verzoekers waarvan het onderzoek werd gesloten en uitspraak zou worden gedaan, voelen zich in hun belangen geschaad omdat zij in de stellige en gerechtvaardigde verwachting waren dat de anderen hun betoog konden voordragen en de inhoud daarvan betrokken zou worden in hun zaak. Een aantal van hen had om die reden hun laatste woord kort gehouden en dit ook aan de kantonrechter kenbaar gemaakt.
3.4
Bij de behandeling van de wrakingsverzoeken ter terechtzitting van 22 augustus 2016 hebben verzoekers, zelf of bij monde van hun raadslieden, gepersisteerd bij de wrakingsverzoeken. Verzoekster [verzoeker 2] heeft voorts het woord gevoerd overeenkomstig haar pleitnota, die zij aan de wrakingskamer heeft overgelegd.
Verzoeker [verzoeker 4] heeft ter zitting bij zijn wrakingsverzoek gepersisteerd en aangegeven dat de politieke context voor hem de reden was om de kantonrechter te wraken. Verzoekster [verzoeker 6] werd door de kantonrechter steeds onderbroken in haar laatste woord. Verzoeker benadrukt dat onderling was afgesproken de verdachten het laatste woord op elkaar hadden afgestemd om onnodige herhalingen te voorkomen. Bij zijn eigen laatste woord moest daarom ook het laatste woord van de overige verdachten worden betrokken.
De raadslieden hebben het woord gevoerd en in reactie op het standpunt van de kantonrechter en officier van justitie aangegeven dat de reden van wraking niet zozeer is gelegen in het feit dat de kantonrechter de zitting wilde verdagen naar een ander moment, maar dat de zaken van de betrokkenen die hun laatste woord al hadden gevoerd zouden worden afgedaan, voordat alle laatste woorden waren gevoerd. Hiertegen is ook ter zitting geprotesteerd omdat een aantal betrokkenen hun laatste woord kort hadden gehouden in de veronderstelling dat andere betrokkenen in het laatste woord ook voor hun zaak relevante informatie zouden vertellen. Deze informatie zou door de aanhouding dan niet in hun zaak betrokken kunnen worden in de beoordeling. Op het verzoek van de verdediging om alle zaken om deze reden aan te houden, werd door de kantonrechter niet toeschietelijk gereageerd. Hieruit hebben de betrokkenen de conclusie getrokken dat de kantonrechter geen interesse had in de voor hen zo belangrijke achterliggende politieke/ethische motieven. De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat het laatste woord en het ononderbroken uitspreken daarvan van doorslaggevend belang moet worden geacht. Vanuit dat oogpunt kunnen zij de onderbrekingen van de kantonrechter met daarbij de opmerking het relevant te houden dan ook niet begrijpen of anders uitleggen dan een gebrek aan interesse in de politieke en ideologische achtergrond van de betrokkenen. De raadslieden hebben benadrukt dat zij tijdens hun pleidooien deze voor betrokkenen belangrijke motieven beperkt hebben weergegeven in de veronderstelling dat de betrokkenen hier in hun laatste woord dieper op in zouden (kunnen) gaan.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft in zijn verweerschrift voorop gesteld dat hij niet berust in de wraking. Hij erkent verzoekers [verzoeker 6] en [verzoeker 2] te hebben onderbroken omdat zij ofwel nodeloos in herhaling vielen, ofwel omdat zij kwesties aansneden waarvan hij niet aanstonds inzag dat zij verband hielden met de aanhangige strafzaak. Wat betreft de foto’s van verzoekster [verzoeker 2] stelt de kantonrechter dat deze al eerder waren getoond. De zaken waarin nog geen laatste woord was gevoerd heeft hij wegens tijdsgebrek aangehouden om op een later moment alsnog het laatste woord te kunnen voeren. De overige zaken waarin het laatste woord al was gevoerd heeft hij gesloten. Naar zijn mening hield zijn gewraakte handelen verband met het zorgen voor een ordelijk en efficiënt verloop van het onderzoek ter zitting. Hij stelt daarbij de verdachten steeds zakelijk en correct te hebben bejegend. De kantonrechter stelt zich op het standpunt dat de vrees van verzoekers dat hij vooringenomen was objectief niet gerechtvaardigd is.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar standpunt uiteengezet. Zij heeft aangegeven dat haar standpunt op veel punten overeenkomt met dat van de kantonrechter. De reden van de aanhouding van een aantal zaken is tijdsgebrek geweest. De zitting stond gepland tot 12 uur en het was inmiddels al ver na 12 uur toen er nog een aantal verdachten het laatste woorden wilde voeren. Omdat de kantonrechter nog een andere zitting had, heeft hij partijen meegedeeld dat de zaken werden aangehouden en dat zij hun laatste woord op een ander moment alsnog konden uitspreken omdat zijn agenda verdere voortgang van de zaak op dat moment niet toeliet. De officier van justitie heeft gesteld dat gezien de tijd die aan deze zaak is besteed en de ruimte die de verdachten tijdens de behandeling hebben gekregen om hun standpunten naar voren te brengen al maakt dat geen vooringenomenheid kan worden aangenomen. De kantonrechter heeft de partijen niet beperkt vanwege enige vooringenomenheid, doch slechts omwille van de bewaking van de procesorde. Het gaat bij de behandeling ter zitting om de inhoud van de zaak en daar is door de kantonrechter steeds op gewezen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de zaak Wilders, waarin is bepaald dat een voor verzoekers niet welwillende beslissing op zichzelf geen reden vormt om vooringenomenheid aan te nemen.

6.De beoordeling

6.1
De wrakingskamer merkt voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling op dat zij onderscheid maakt in de zaak van verzoekster [verzoeker 2] enerzijds, waarbij het met name gaat om het onderbreken van haar pleidooi en het niet in ontvangst willen nemen van de foto’s, en de zaken van de overige verzoekers.
6.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat er geen rechtsregel aan in de weg staat dat een rechter een pleidooi, dan wel laatste woord onderbreekt indien de betreffende rechter van oordeel is dat de door betrokkene gegeven informatie niet relevant is voor de behandeling of beoordeling van de zaak. Ook is de rechter onder omstandigheden vrij te bepalen welke stukken op zitting in ontvangst worden genomen en/of aan het dossier worden toegevoegd. Dit ligt naar het oordeel van de wrakingskamer in het geval van verzoekster [verzoeker 2] echter anders. Tijdens de behandeling van haar zaak heeft zij op verschillende momenten de kantonrechter de volgens haar ontlastende foto’s willen overleggen. Daartoe is zij slechts deels in de gelegenheid gesteld. Door de foto’s ondanks de herhaaldelijke pogingen van verzoekster te weigeren, zonder dat de kantonrechter op[ de foto’s acht heeft geslagen om zich ervan te vergewissen dat deze hem inderdaad al bekend waren, zoals de kantonrechter aanvoert, is de wrakingskamer van oordeel dat de kantonrechter daarmee de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Het wrakingsverzoek zal in de zaak van verzoekster [verzoeker 2] dan ook worden toegewezen.
6.5.
Voor wat betreft de overige verzoekers meent de wrakingskamer dat voor de inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de zaken die zijn aangehouden voor het voeren van het laatste woord op een later moment, en de zaken waarbij het laatste woord reeds is gevoerd en de onderzoeken ter zitting zijn gesloten. In de laatst genoemde zaken overweegt de wrakingskamer dat verzoekers kenbaar hebben gemaakt ervan uit te kunnen gaan dat de door andere verdachten, al dan niet na hen, uit te spreken laatste woorden ook op hen betrekking hadden. Die gedachte is ook ter zitting door of namens diverse verdachten uitgesproken. Die gedachte kreeg verder voeding door de omstandigheid dat noch uit het dossier, noch uit het proces-verbaal van de zitting of de verklaringen van de partijen valt af te leiden of hier sprake is geweest van een gezamenlijke en gevoegde behandeling van de hoofdzaken van verzoekers. De kantonrechter had daar, indien hij dit anders zag, bij voorkeur voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling, maar uiterlijk op het moment van aanhouding en sluiting van de onderzoeken en de daarna ontstane discussie, duidelijkheid over moeten geven. Op dat moment had voor hem duidelijk moeten zijn dat verzoekers en hun raadslieden in de veronderstelling verkeerden dat al hetgeen in andere zaken is verklaard, bij de inhoudelijke beoordeling van hun eigen zaak zou worden betrokken. Door hier in de zaken van de verzoekers [verzoeker 1] , [verzoeker 4] , [verzoeker 3] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] , [verzoeker 10] en [verzoeker 11] geen of in ieder geval onvoldoende acht op te slaan en het onderzoek in die zaken te sluiten, heeft de kantonrechter naar het oordeel van de wrakingskamer de schijn van vooringenomenheid gewekt. In deze zaken zal het wrakingsverzoek dan ook worden toegewezen.
6.6.
Voorts overweegt de wrakingskamer in de resterende zaken dat nu deze verzoekers op een later moment nog in de gelegenheid zullen worden gesteld om hun laatste woord te voeren, en wat dat betreft de inhoud van hun laatste woord nog kunnen aanpassen, niet op voorhand kan worden geconcludeerd dat ook in deze zaken door de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid is gewekt. Uit de procesbeslissing om wegens tijdsgebrek deze zaken aan te houden, volgt deze schijn in ieder geval niet. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen. Niettemin geeft de wrakingskamer in overweging, gelet op al het voorgaande, om ook deze zaken door een andere kantonrechter te laten behandelen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst toe de verzoeken tot wraking van de kantonrechter in de zaken van verzoekers [verzoeker 2] , [verzoeker 4] , [verzoeker 1] , [verzoeker 3] , [verzoeker 8] , [verzoeker 9] , [verzoeker 10] en [verzoeker 11] ;
- bepaalt dat het respectievelijk geschorste dan wel gesloten onderzoek ter zitting in deze hoofdzaken met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van kantonzaken, zal zijn hervat;
- wijst de overige verzoeken tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster [verzoeker 2] ;
• de overige verzoekers p/a hun raadslieden mr. M.F. van Hulst
en mr. M.A.R. Schuckink Kool;
• de officier van justitie mr. I. Doves;
• de kantonrechter mr. J. Snoeijer.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.J. Brink, mr. E.F. Brinkman en
mr. K.M. Braun, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Demoed-van Dongen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2016.