ECLI:NL:RBDHA:2016:12212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
NL16.2327, NL16.2328, NL16.2329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Afghaanse eisers afgewezen door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de asielaanvragen van drie Afghaanse eisers. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, hadden beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 29 september 2016 gesloten, waarbij de eisers aanwezig waren en de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk in de Dari taal aanwezig.

De eisers, geboren in Afghanistan, hadden op 4 november 2015 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had deze aanvragen afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser 1, die als huisarts in Afghanistan werkte, ter discussie werd gesteld. Eiser 1 had verklaard dat hij op 4 oktober 2015 door de Taliban was ontvoerd, maar de staatssecretaris achtte de verklaringen ongeloofwaardig vanwege tegenstrijdigheden en het ontbreken van aangifte van de ontvoering.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiser 1 in grote lijnen als geloofwaardig beoordeeld en oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de aanvragen had afgewezen. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en verklaarde de beroepen gegrond, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen nieuwe besluiten te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 992,00 werden begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL.16.2327, NL.16.2328 en NL16.2329
V-nummers: [nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 oktober 2016 in de zaak tussen
[eiser], eiser 1,
[eiseres],eiseres,
[eiser 2],eiser 2,
hierna te noemen: eisers,
gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. J.A.C.M. Prins.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2016. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig W.M. Mamik, tolk in de Dari taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum], [geboortedatum] en [geboortedatum] en bezitten de Afghaanse nationaliteit. Op 4 november 2015 hebben eisers mede ten behoeve van hun drie kinderen beneden de leeftijd van 15 jaar aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Het asielrelaas van eiser 1 (hierna eiser), die werkzaam was als huisarts in Afghanistan, is daarbij als uitgangspunt genomen. Eiser heeft samengevat het volgende aangevoerd. Op 4 oktober 2015 is eiser ontvoerd door de Taliban. Twee weken daarvoor werd hij twee of drie keer telefonisch benaderd met het verzoek om de gewonden en zieken van de Taliban te verzorgen. Op de avond van 4 oktober 2015 meldde zich een onbekende bij eisers praktijk die hem verzocht om mee te komen naar een patiënt. Tijdens de autorit die daarop volgde werd eiser geblinddoekt, werden zijn handen vastgebonden en werd hij geslagen. Bij aankomst bleek de patiënt een ernstig gewonde Taliban commandant te zijn. Eiser kon zijn leven niet redden en werd vervolgens opgesloten in een ruimte waaruit hij wist te ontsnappen. Eiser en zijn gezin hebben Afghanistan vervolgens verlaten.
Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en etniciteit van eisers geloofwaardig. Eisers gestelde problemen met de Taliban worden echter niet geloofwaardig geacht omdat de toedracht en het verloop van de gebeurtenissen volgens verweerder alle logica ontberen. Het betreft de volgende gebeurtenissen: de telefoontjes van de Taliban voorafgaand aan de ontvoering, de gang van zaken rondom de ontvoering van eiser, de wijze van ontsnappen, het achterwege laten van het doen van aangifte van de ontvoering en het ontbreken van nadere actie door de Taliban na ontvangst van een dreigbrief.
3. Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd wordt hieronder ingegaan.
De rechtbank beoordeelt de tegenwerpingen van verweerder ten aanzien van voornoemde gebeurtenissen als volgt.
4. Volgens verweerder heeft eiser innerlijk tegenstrijdig verklaard over de telefoontjes die hij zou hebben ontvangen vóór zijn ontvoering. Eiser heeft eerst verklaard dat hij iedere keer dat er gebeld bang was en later heeft hij verklaard dat hij dacht dat het een grap was. Tevens hebben eiser en zijn echtgenote volgens verweerder tegenstrijdig verklaard over het wel of niet doen van aangifte door eiser vanwege de ontvangst van de telefoontjes. In tegenstelling tot eiser heeft eiseres in haar nader gehoor verklaard dat eiser aangifte hiervan had gedaan.
De rechtbank volgt eiser in zijn reactie dat niet van doorslaggevend belang is in de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas of hij nu bang was of niet voor de telefoontjes.
Met betrekking tot het al dan niet doen van aangifte door eiser heeft eiseres in de aanvullingen en correcties op het nader gehoor naar voren gebracht dat zij niet heeft verklaard dat eiser hiervan aangifte heeft gedaan, zodat geen sprake is van een tegenstrijdigheid op dit punt. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder van eiseres in redelijkheid niet verlangen dat zij een nadere uitleg geeft waarom zij dit niet in het nader gehoor zou hebben verklaard. Immers, de eerste mogelijkheid om commentaar te leveren op de verslaglegging van het nader gehoor is door middel van het indienen van aanvullingen en correcties. Bovendien betreft dit onderdeel evenmin de kern van het relaas.
5. Vervolgens heeft verweerder eiser verweten dat hij ’s avonds zonder vragen te stellen met een onbekende die hem om hulp vroeg is meegegaan. De verklaring van eiser hiervoor, dat het normaal is dat voor hem onbekende personen in zijn praktijk langskomen en dat hij zondermeer meegaat als iemand te ziek is om naar de praktijk te komen en dat hij daarbij niet naar de aard van de ziekte informeert maar zijn tas pakt en mee gaat naar de patiënt, acht de rechtbank afdoende. Dat eiser daarbij niet aan de eerdere telefoontjes heeft gedacht die hij twee weken daarvóór had ontvangen acht de rechtbank gelet op zijn professie niet bevreemdend.
De verklaring van eiser voor het feit dat juist hij, die op een afstand van ongeveer anderhalf uur rijden woont werd benaderd, terwijl er dichtbij in de plaats waar de gewonden verbleven ook een kliniek was -volgens eiser was die kliniek op dat tijdstip al gesloten en kwam men mogelijk bij hem omdat ze hem wellicht nog van vroeger kenden- acht de rechtbank anders dan verweerder niet onlogisch. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser zelf reeds in het nader gehoor en niet pas bij de zienswijze desgevraagd deze plausibele verklaring heeft gegeven waarom eiser is benaderd ondanks de afstand. Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld, is geen sprake van de omstandigheid dat zijn zienswijze is gebruikt om gaten in zijn relaas te dichten.
6. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van eiser over de (duur van de) autorit ten onrechte als vaag gekenschetst. Immers, eiser heeft wel degelijk gedetailleerd verklaard over de autorit. Zo heeft hij verklaard dat hij was geblinddoekt en geboeid, dat hij is mishandeld tijdens de rit en zich tussen de stoelen op de grond bevond waardoor zijn benen gevoelloos werden. Of eiser nu duizelig was na de mishandeling tijdens de autorit, dan wel dat hij is flauw gevallen of voor korte tijd het bewustzijn heeft verloren, is niet van belang.
7. De stelling van verweerder dat er sprake is van ongerijmdheid in het relaas omdat eiser van zijn ontvoering geen aangifte heeft gedaan, terwijl zijn echtgenote van zijn vermissing wel aangifte heeft gedaan en er tevens aangifte is gedaan vanwege de ontvangst van een dreigbrief, onderschrijft de rechtbank niet. Van belang hierbij zijn de verklaringen van eiser in de zienswijze dat hij na zijn ontsnapping aan de Taliban niet naar de politie durfde te gaan omdat hij geen kostbare tijd wilde verliezen en alom bekend is dat de politie geen effectieve bescherming kan bieden. Verder kwam de dreigbrief op het moment dat eiser en zijn gezin het land al hadden verlaten. Het doen van aangifte had in dit geval geen nut meer.
8. Aan verweerder kan worden toegegeven dat de verklaringen van eiser over de wijze van ontsnappen - hij was opgesloten in een ruimte en kon met de ijzeren gesp van zijn riem een aantal ongebakken stenen van klei losschrapen waarmee een opening in de wand was afgedicht – als ongeloofwaardig kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat met uitzondering van dit onderdeel van zijn relaas, de verklaringen van eiser gelet op het vorenoverwogene als samenhangend en aannemelijk kunnen worden aangemerkt. Het standpunt van verweerder dat de toedracht en het verloop van de gebeurtenissen alle logica ontbeert en derhalve ongeloofwaardig is, volgt de rechtbank dan ook niet. Bovendien is het relaas in overeenstemming met beschikbare algemene en specifieke informatie ten aanzien van artsen in Afghanistan die eiser in beroep heeft ingebracht. Het betreft een brief van 23 september 2016 van VluchtelingenWerk Nederland met informatie uit diverse openbare bronnen over de rol van artsen in het conflict van de Taliban, waarbij sprake is van regelmatige ontvoering van artsen.
9. De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat het relaas van eiser in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd en dat aan hem dientengevolge het voordeel van de twijfel dient te worden gegund.
10. De rechtbank verklaart de beroepen derhalve gegrond en vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met het bepaalde in de artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten begroot de rechtbank op € 992,00 (1 punt voor de gelijkluidende beroepschriften, 1 punt voor de zitting, à € 496,00 per punt).

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepen, ten bedrage van € 992,00 (negenhonderdtweëennegentig euro) te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: