ECLI:NL:RBDHA:2016:12208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijke ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 12 september 2016 als kennelijk ongegrond is afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over de omstandigheden van zijn vlucht en de reden van zijn asielaanvraag niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft gesteld dat hij in Afghanistan werd bedreigd na het stelen van geld uit een auto, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen inconsistent en tegenstrijdig waren. Tijdens de zitting op 22 september 2016 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar dat de gestelde vervolging niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft ook de rol van de tolk tijdens het gehoor beoordeeld en geconcludeerd dat er geen onjuiste vertalingen waren die de verklaringen van eiser zouden hebben beïnvloed. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand blijft.