ECLI:NL:RBDHA:2016:1220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
09/157185-15; 09/807342-15; 90/852168-14; 09/777225-14; 09/777225-13 (tul); 09/777470-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens straatroven, afpersingen en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2016 uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1999, die wordt beschuldigd van een reeks ernstige strafbare feiten, waaronder straatroven, afpersingen en belediging van politieambtenaren. De verdachte heeft samen met anderen een aantal straatroven gepleegd waarbij jonge en kwetsbare slachtoffers betrokken waren. Tijdens deze roven werd geweld gebruikt of gedreigd met geweld, waarbij de verdachte in sommige gevallen een mes heeft getoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het dwingen van slachtoffers tot afgifte van geld en goederen, en het beledigen van politieambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, gezien de combinatie van zijn ziekelijke stoornis, gebrekkige ontwikkeling en het hoge recidiverisico. Daarnaast is er een jeugddetentie van 202 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte gewaarschuwd dat dit zijn laatste kans is om zijn gedrag te verbeteren en dat hij zich aan de voorwaarden van de PIJ-maatregel moet houden om verdere straf te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/157185-15; 09/807342-15 (ttz. gev.); 09/852168-14 (ttz. gev.) en 09/777225-14 (tbg) en 09/777225-13 (tul) en 09/777470-13 (tul)
Datum uitspraak: 8 februari 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaken met parketnummer 09/852168-14 zijn op 13 april 2015 door de kinderrechter verwezen naar de meervoudige kamer belast met de behandeling van kinderstrafzaken. Het onderzoek in de zaken met parketnummer 09/807342-15 is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 september 2015 en 26 november 2015 (pro forma zittingen). Op 25 januari 2016 zijn alle zaken gevoegd en inhoudelijk behandeld, onder gelijktijdige behandeling van het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) tot ondertoezichtstelling van de verdachte en tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging uithuisplaatsing van de verdachte in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.G. Eckhardt, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I: 09/157185-15
hij op of omstreeks 3 augustus 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [aangever 1] , hoofdagent van Politie Eenheid Den Haag en/of [aangever 2] , brigadier van politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door
toen aldaar zijn verdachtes middelvinger naar en in de richting van die ambtena(a)r(en) op te steken;
art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding II: 09/807342-15
1.
(zaaksdossier 3.1.1. en 3.1.2. vanaf p. 270)
hij op of omstreeks 23 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten de Archimedesstraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) telefoon(s) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en/of die [aangever 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn
mededader(s):
- tegen en/of aan het lichaam van die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of
- die [aangever 3] tegen de muur aan heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- ( ook voor die [aangever 4] zichtbaar) een mes aan die [aangever 3] heeft/hebben getoond en/of
- een mes tegen de keel van die [aangever 3] aan heeft/hebben gezet en/of
- uit de hand(en) van die [aangever 3] en/of die [aangever 4] een telefoon heeft/hebben getrokken en/of
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest lopen en/of
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij zijn telefoon moest laten zien (terwijl voor die [aangever 4] zichtbaar een mes werd getrokken en/of getoond tegen en/of aan die [aangever 3] )
- fysiek en/of geestelijk overwicht had/hadden op die [aangever 3] en/of [aangever 4] ;
en/of
hij op of omstreeks 23 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten de Archimedesstraat) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] en/of [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn/hun telefoon(s)en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 3] en/of [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s):
- tegen en/of aan het lichaam van die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of
- die [aangever 3] tegen de muur aan heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- ( ook voor die [aangever 4] zichtbaar) een mes aan die [aangever 3] heeft/hebben getoond en/of
- een mes tegen de keel van die [aangever 3] aan heeft/hebben gezet en/of
- uit de hand(en) van die [aangever 3] en/of die [aangever 4] een telefoon heeft/hebben getrokken en/of
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest lopen en/of
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat hij zijn telefoon moest laten zien (terwijl voor die [aangever 4] zichtbaar een mes werd getrokken en/of getoond tegen en/of aan die [aangever 3] )
- fysiek en/of geestelijk overwicht had/hadden op die [aangever 3] en/of [aangever 4] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaaksdossier 3.3 vanaf p. 340)
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten de Dankertstraat en/of de Stadhouderskade) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 5] met z'n vieren heeft/hebben benaderd en/of
- op een dwingende toon heeft/hebben gezegd dat hij mee moest lopen en/of
heeft/hebben gevraagd of hij geld had en/of
- een arm om die [aangever 5] heeft/hebben geslagen en hem op die wijze hebben -
voort - geduwd en/of
- ( hard) tegen de enkel van die [aangever 5] heeft/hebben geschopt (waardoor die [aangever 5] ten val kwam);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaaksdossier 3.5 vanaf p. 403)
hij op of omstreeks 02 februari 2015 te Rijswijk tezamen en in vereniging meteen ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (het Kruisvaarderspark) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 6] en/of [aangever 7] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een (aantal) mobiele telefoon(s) en/of twee, althans een (aantal) fiets(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s):
- een mes heeft/hebben getoond en/of
- ( hierbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( hierbij) heeft/hebben gevraagd om (afgifte van) geld en/of mobiele telefoon(s) en/of fiets(en);
en/of
hij op of omstreeks 02 februari 2015 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (het Kruisvaarderspark) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een (aantal) fiets(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] en/of [aangever 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 6] en/of [aangever 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal(len) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader(s):
- een mes heeft/hebben getoond en/of
- ( hierbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer", althans woorden van gellijke dreigende aard of strekking en/of
- ( hierbij) heeft/hebben gevraagd om (afgifte van) geld en/of mobiele telefoon(s) en/of fiets(en);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
(zaaksdossier 3.7 vanaf p. 610)
hij op of omstreeks 13 maart 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (te weten de 2e Sweelinckstraat) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 8] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8] en/of de vader van [aangever 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [aangever 8] heeft opgewacht en/of
- die [aangever 8] heeft vastgepakt bij zijn jas en/of
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd "Geef mij geld, anders ga ik je steken."
en/of
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd dat hij ( [aangever 8] ) geld uit de kassa van zijn vader moest stelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 13 maart 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten de 2e Sweelinckstraat) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een telefoon en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8] en/of de vader van [aangever 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te
doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s),
- die [aangever 8] heeft opgewacht en/of heeft vastgepakt bij zijn jas en/of
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd "Geef mij geld, anders ga ik je steken."
en/of
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd dat hij ( [aangever 8] ) geld uit de kassa van zijn vader moest stelen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(zaaksdossier 3.2 vanaf p. 315)
hij op of omstreeks 29 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten de 2e Schuytstraat) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 10] , in elk geval aan een ander of anderen dat aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het feit dat hij en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 10] met z'n vieren heeft/hebben benaderd en/of
- een arm om die [aangever 10] heeft/hebben geslagen en hem op die wijze heeft/hebben (voort) geduwd en/of
- die [aangever 10] tegen een muur heeft/hebben geduwd en/of
- de zakken van die [aangever 10] heeft/hebben doorzocht;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
6.
(zaaksdossier 3.4 vanaf p. 375)
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten op (de hoek van) de Donker Curtiusstraat en/of de Albardastraat) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 9] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of zijn telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het feit dat hij en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 9] met z'n drieën heeft/hebben benaderd en/of
- de bagagedrager van de fiets van die [aangever 9] heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( toen) tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest komen, althans gevraagd of hij mee wilde komen en/of
- bij een aanwezige vriendin van die [aangever 9] bleef/bleven staan en/of
- ( zodoende) die [aangever 9] heeft/hebben geïsoleerd van die vriendin van die [aangever 9] en/of
- een getalsmatig en/of fysiek en/of geestelijke en/of een uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht op die [aangever 9] had/hadden;
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten op (de hoek van) de Donker Curtiusstraat en/of de Albardastraat) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het feit dat hij en/of zijn mededader(s):
- die [aangever 9] met z'n drieën heeft/hebben benaderd en/of
- de bagagedrager van de fiets van die [aangever 9] heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( toen) tegen die [aangever 9] heeft/hebben gezegd dat hij mee moest komen, althans gevraagd of hij mee wilde komen en/of
- bij een aanwezige vriendin van die [aangever 9] bleef/bleven staan en/of
- ( zodoende) die [aangever 9] heeft/hebben geïsoleerd van die vriendin van die [aangever 9] en/of
- een getalsmatig en/of fysiek en/of geestelijke en/of een uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht op die [aangever 9] had/hadden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding III: 09/852168-14
1.
hij op of omstreeks 20 december 2013, althans in of omstreeks de periode van 20 december 2013 tot en met 23 december 2013 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (te weten een Samsung Galaxy S3, kleur wit) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde mobiele telefoon wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
ter berechting wordt gevoegd de zaak onder parketnummer 777225-14:
hij op of omstreeks 28 augustus 2014 te 's-Gravenhage aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [betrokkene 1] BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Den Haag, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld (straatroof);
art 188 Wetboek van Strafrecht

3.Overwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verdacht van het plegen van negen strafbare feiten, die bij drie afzonderlijke dagvaardingen ten laste zijn gelegd.
De rechtbank moet - kort samengevat - beoordelen:
  • of de verdachte zich op 3 augustus 2015 schuldig heeft gemaakt aan belediging van één of meer politieambtenaren (dagvaarding I),
  • of hij in de periode van 23 januari 2015 tot en met 13 maart 2015 diverse jonge mensen heeft beroofd dan wel heeft afgeperst, en zijn neefje heeft geprobeerd af te persen (dagvaarding II onder 1 tot en met 6), en voorts
  • of de verdachte op 28 augustus 2014 een valse aangifte heeft gedaan en of hij op 20 december 2013 zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een mobiele telefoon (dagvaarding III onder 1 en 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de bij dagvaarding I, II onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief, 5 en 6, en III ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij heeft aan de hand van een door haar op schrift gesteld requisitoir (inclusief bewijsmiddelenoverzicht) uitvoerig uiteengezet dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt om tot een veroordeling van de verdachte voor deze feiten te komen.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit.
Voorts heeft zij zich ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 5 ten laste gelegde feit (onder verwijzing naar de vonnissen van de rechtbank d.d. 19 oktober 2015 in de zaken van de medeverdachten van de verdachte) op het standpunt gesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van dit feit, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota betoogd dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een veroordeling van de verdachte voor de ten laste gelegde feiten te komen.
3.4
De beoordeling van de tenlasteleggingen
Indien en voor zover door de verdediging uitdrukkelijk onderbouwde standpunten en verweren zijn gevoerd, zal de rechtbank daar - voor zover relevant voor de beoordeling van de tenlasteleggingen - hierna op ingaan.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdachte heeft ontkend de feiten te hebben gepleegd (voor zover hierna niet anders weergegeven), en dat hij zich grotendeels op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Dagvaarding I [1]
3.4.1
Belediging politieagenten
De verdachte heeft (bij de politie en) ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 augustus 2015 met één of meer begeleiders van het Palmhuis en enkele jongens naar het strand in Scheveningen is geweest. Bij het verlaten van het strand zagen de verdachte en de jongens een busje rijden, waarvan zij dachten dat daarin gedetineerden werden vervoerd. Hierop werd door enkele jongens een “kruisteken” (zogenaamd vrijheidsteken) gemaakt. [2]
Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte blijkt dat verbalisant [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) op dat moment aan het surveilleren was met collega’s op de
Strandweg in Den Haag. Hij zag een groep van zes jongeren lopen, waarvan er drie constant in de richting van de politie keken. De jongens maakten met hun armen een kruis. Nadat hij deze jongens aansprak zag hij dat één van de jongeren zijn middelvinger opstak en deze in de richting van het politievoertuig hield. [3] Uit de verklaring van verbalisant [aangever 2] blijkt verder dat het vele publiek op de boulevard dit ook had gezien en dat de verbalisant zich door het opsteken van de middelvinger beledigd voelde. [4]
In het dossier bevinden zich verklaringen van twee verbalisanten, die verklaren dat de verdachte, na te zijn aangesproken door verbalisant [aangever 2] , toen en daar een middelvinger heeft opgestoken naar verbalisant [aangever 2] . [5] De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de drie verbalisanten.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Dagvaarding II [6]
3.4.2
Feit 1: straatroof [aangever 4] / [aangever 3]
[aangever 4] (hierna: [aangever 4] ) en [aangever 3] (hierna: [aangever 3] ), destijds 15 respectievelijk 13 jaar oud, hebben aangifte gedaan van het feit dat zij op 23 januari 2015 in de Archimedesstraat in Den Haag door twee jongens zijn beroofd van hun telefoons en dat [aangever 4] daarbij ook gedwongen is geld af te geven aan één van de daders.
[aangever 4] heeft verklaard dat hij na school samen met [aangever 3] op het voetpad liep, dat ze twee jongens inhaalden die voor hen liepen en dat deze jongens opeens zeiden dat ze mee moesten komen. Eén van de jongens duwde hem een kant op en ook [aangever 3] werd hard geduwd. Hij schrok en het ging allemaal heel snel. Hij moest zijn telefoon van één van de jongens laten zien en deed dat vervolgens. Die jongen pakte hierop meteen zijn telefoon af en ook moest hij de jongen geld geven. Verder zag hij dat de andere jongen [aangever 3] beetpakte, een mes uit zijn zak haalde en dat die jongen dat mes aan [aangever 3] liet zien. [aangever 3] gaf ook zijn spullen af. [7]
Volgens [aangever 3] liep hij na school samen met [aangever 4] richting de tram. Hij zag ter hoogte van de Archimedesstraat twee jongens aan de overkant van de weg staan. Een van die jongens stak de straat over en zei dat ze bij zijn vriend moesten komen. Zij zeiden hierop dat ze de vriend niet kenden en liepen door. De jongen begon te trekken en te duwen en [aangever 3] werd daardoor bang. Toen hij aan de overkant was duwde de jongen hem tegen een muur, de Archimedesstraat in. De jongen pakte een mes en drukte het brede deel van het lemmet tegen zijn keel. De jongen zei: “pak je geld” en vervolgens: “pak je telefoon en waardevolle spullen”. Hierop pakte [aangever 3] zijn telefoon. De jongen trok de telefoon uit zijn hand. Hij zag dat de andere jongen tegen [aangever 4] zei: “geef je telefoon en geld” en dat [aangever 4] hierop zijn telefoon en geld aan de jongen gaf. Daarna lieten de jongens hen los en renden ze weg, aldus [aangever 3] . [8]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte bij deze beroving en afpersing betrokken was.
In het dossier bevindt zich een verklaring van een getuige genaamd [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), die eerder tegenover de politie als anonieme getuige een verklaring aflegde. [getuige 1] heeft verklaard dat hij na school, rond 14:30 uur, over de Groot Hertoginnelaan naar huis fietste, dat hij [aangever 3] zag lopen met een andere jongen en dat hij voor [aangever 3] een jongen zag lopen, genaamd [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] bukte en iets van de grond pakte, waardoor [aangever 3] en de andere jongen voor [verdachte] kwamen te lopen. De jongen genaamd [verdachte] is van Turkse afkomst, ongeveer 1.70 meter lang, ongeveer 15/16 jaar en spreekt met een Turks accent. Op maandag 26 januari 2015 hoorde hij van [aangever 3] en [aangever 4] op school dat ze waren beroofd door die jongen die voor hen liep. Deze jongen was [verdachte] , aldus [getuige 1] . Verder heeft [getuige 1] verklaard dat het neefje van [verdachte] , genaamd [aangever 8] , ook op de [school] ” zit. [9] De rechtbank constateert dat de verklaring van [getuige 1] overeenkomt met de verklaringen van genoemde aangevers en voorts ook wordt ondersteund door de verklaring van [aangever 8] (hierna: [aangever 8] ). [aangever 8] heeft verklaard dat zijn neef, [verdachte] (verdachte) hem had verteld dat hij de straatroof op [aangever 3] en de andere jongen had gepleegd. [10]
Gelet op genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op genoemde datum en plaats samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige beroving van [aangever 4] en [aangever 3] van hun telefoons en aan een afpersing in vereniging van geld van [aangever 4] .
Dit betekent dat de rechtbank de onder 1 eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4.3
Feit 2: straatroof [aangever 5]
Op basis van de aangifte van [aangever 5] (hierna: [aangever 5] ) stelt de rechtbank vast dat [aangever 5] , destijds 14 jaar, op 29 januari 2015 op de hoek van de Dankerstraat en de Stadhouderskade in Den Haag door vier jongens is benaderd en dat hij vervolgens is gedwongen tot de afgifte van zijn mobiele telefoon.
heeft verklaard dat hij op die dag met beide armen in het gips zat. Hij was op weg van school naar huis. In de Dankertstraat werd hij aangesproken door een jongen, die dwingend zei dat hij mee moest lopen en vroeg of hij geld bij zich had. Hij zag later dat er nog drie andere jongens bij waren. Hij was heel bang en in paniek. De jongens werkten met elkaar samen. Zo werd hij door één van hen beziggehouden en pakten de anderen zijn tasje af en doorzochten dat. Hij werd tegen zijn enkel geschopt en dat deed erg pijn. Ook kwam hij daardoor ten val. De jongens tilden hem weer op. Eén van hen had een arm om zijn schouder geslagen, om hem zo vooruit te duwen. Toen ze langs een bedrijf op de Dankertstraat liepen (waar camera’s hangen) deden de jongens hun capuchons op. Op de hoek van de Dankertstraat en de Stadhouderslaan heeft hij onder bedreiging zijn mobiele telefoon (merk Alcatal) aan één van de jongens gegeven. Dit was de jongen met een grijze donkere jas met tierlantijnen. Daarna renden de jongens weg, aldus [aangever 5] . [11]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte kan worden aangemerkt als dader/medepleger van deze afpersing.
In het dossier bevindt zich een verklaring van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) over twee straatroven, gepleegd op 29 januari 2015. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 2] sowieso de straatroven hebben gepleegd en dat hij daarbij aanwezig was. Ook was [betrokkene 5] er bij. [verdachte] zei na school dat hij geld nodig had. Zij zijn toen naar een andere school gegaan en [verdachte] ging daar een jongen aanspreken. Die jongen kwam terug omdat hij zijn telefoon terug wilde. Drie straten verderop was er weer een jongen. [verdachte] stak de straat over en ging met de jongen praten. [medeverdachte 1] trapte de jongen (hij wist toen nog niet dat de jongen een gebroken arm had), die toen op de grond viel. Om de hoek hebben ze de telefoons (een Samsung en Alcatel telefoon) verkocht bij Topshop. Bilal heeft de telefoons verkocht en ze hebben het geld met z’n vieren gedeeld. [verdachte] en [medeverdachte 2] waren een soort leiders, zij zochten de jongens uit. [verdachte] had gezegd dat ze naar de Heldringschool gingen omdat daar zwakke jongens op zaten, aldus [medeverdachte 1] . [12]
Deze verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ) spraken over hoe ze geld konden maken. [verdachte] zei: “Ik ga die jongen pakken”. [medeverdachte 1] ging erachteraan en daarna de andere twee. Er werd een arm om de jongen heen geslagen en er was een Samsung van deze jongen afgepakt. Ze zijn toen verder gegaan en toen zagen ze een andere jongen. [verdachte] zei weer dat hij de jongen zou pakken en ging er op af. Toen gebeurde weer hetzelfde. Er werd getrapt tegen de jongen en de jongen viel. [verdachte] hielp de jongen overeind en [medeverdachte 1] keek in de tas van de jongen. Er werd een Alcatel telefoon buit gemaakt. Hierna zijn de telefoons verkocht aan de Topshop. Het geld van de buit werd onder hen vieren verdeeld, aldus [medeverdachte 2] . [13]
De rechtbank constateert dat de verklaringen van de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] precies aansluiten bij hetgeen aangever [aangever 5] over de afpersing heeft verklaard. Voorts worden de verklaringen ondersteund door de bevindingen betreffende het onderzoek naar de inlevering van de gestolen mobiele telefoons bij Topshop, waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] op 29 januari 2015 een Alcatel Onetouch en een Samsung Galaxy heeft ingeleverd. [14]
Verder is uit onderzoek naar de historische telefoongegevens gebleken dat de telefoon van de verdachte ten tijde van plegen van het feit een mast in de buurt van het plaats delict heeft aangestraald. [15] De rechtbank merkt op dat de verdachte hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Dat de verdachte toen in de buurt van de plaats delict aanwezig was, blijkt bovendien uit de camerabeelden, afkomstig van het bedrijf Implantologie, dat is gevestigd aan de Dankertstraat 2 in Den Haag, waarop de verdachte aan zijn jas is herkend door zijn neefje [aangever 8] . [16]
Op grond van genoemde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte op genoemde dag en plaats [aangever 5] samen met anderen heeft afgeperst van zijn mobiele telefoon.
Dit betekent dat de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4.4
Feit 3: straatroof [aangever 6] en [aangever 7]
Uit de aangiftes van [aangever 6] (hierna: [aangever 6] ) en [aangever 7] (hierna: [aangever 7] ), beiden destijds 15 jaar oud, volgt dat zij op 2 februari 2015 in Rijswijk door drie jongens zijn benaderd, dat die jongens hen het Kruisvaarderspark in zijn gevolgd en dat zij daar onder bedreiging van een mes hun telefoon en geld hebben afgeven. Ook hebben twee van de daders daarbij hun fietsen weggenomen.
[aangever 6] heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 13.20 uur samen met [aangever 7] en [betrokkene 2] van het [college] op weg naar huis was. Zij gingen het Kruisvaarderspark in en hij zag dat er drie jongens achter hen aankwamen. Een van hen (dader 1) riep dat ze moesten stoppen en komen. Een andere jongen (dader 2) had een mes met een bruin handvat in zijn rechterhand. Een van de jongens zei: “Geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer". Ook werd door de jongen gevraagd om geld. Deze jongen pakte de mobiele telefoons aan en stopte deze in zijn zak. [aangever 6] moest zijn toegangscode geven aan de jongen. De jongen pakte ook de fiets van [aangever 6] en ging hierna weg. [17]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [aangever 7] dat hij zag dat dader 2 een mes in zijn hand had, dat dader 1 hen om geld vroeg en hen vroeg of ze mobiele telefoons bij zich hadden. Dader 2 hield het mes met de punt in hun richting en dader 1 zei: “geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer”. Uit angst om neergestoken te worden heeft [aangever 7] toen zijn telefoon gegeven. Ook zag hij dat [aangever 6] zijn telefoon aan dader 1 gaf. Er was ook nog een derde dader, maar die stond er alleen maar bij, aldus [aangever 7] . [18]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte één van de daders van deze afpersing en beroving is.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het klopt dat er een straatroof is gepleegd in Rijswijk, in de buurt van de oude school van [medeverdachte 1] . Dit was in het weekend nadat ze eerder ook al twee berovingen hadden gedaan. Zij zijn bij de brug naast de school gaan wachten en toen kwamen er drie jongens aangefietst. Deze jongens kwamen van het Vredenburchcollege. [verdachte] rende direct achter de jongens aan en [medeverdachte 1] ging er ook achter aan en zei tegen hem ( [medeverdachte 2] ) dat hij ook mee moest komen. [verdachte] riep tegen de jongens dat ze moesten wachten. De jongens stopten en [verdachte] vroeg hen wat ze op zak hadden. De jongens haalden hun zakken leeg en [verdachte] zei dat ze hun telefoons moesten geven. Een van de jongens gaf zijn telefoon. De ander wilde dat niet. [verdachte] trok een mes vanachter zijn rug vandaan,. Dit was een mes met een bruin handvat. [verdachte] draaide het mes met de punt richting de onderarm van de jongen. Daarop gaf die andere jongen ook zijn telefoon. [verdachte] vroeg aan één van de jongens of hij het mes wilde voelen. De jongen zei dat hij dat niet wilde. Hierna pakten [verdachte] en [medeverdachte 1] de fietsen van de jongens en daarna gingen ze weg. [19]
Volgens medeverdachte [medeverdachte 1] was [medeverdachte 1] door [verdachte] en [medeverdachte 1] gevraagd mee te gaan naar Rijswijk om een straatroof te doen, maar had hij besloten niet meer mee te gaan. [20]
De rechtbank constateert dat de verklaring van [medeverdachte 2] op belangrijke en specifieke (bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van het mes) onderdelen overeenkomt met hetgeen aangevers [aangever 6] en [aangever 7] hebben verklaard over de afpersing c.q. beroving. Tevens wordt de verklaring van [medeverdachte 2] ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] dat er in Rijswijk een straatroof zou plaatsvinden. Verder volgt uit de bevindingen omtrent het onderzoek naar de historische telefoongegevens van de mobiele telefoon van de verdachte blijkt dat de telefoon van de verdachte ten tijde van plegen van het feit een mast in de buurt van het plaats delict heeft aangestraald. [21] De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de verdachte op genoemde dag en plaats [aangever 6] en [aangever 7] samen met anderen heeft gedwongen tot de afgifte hun mobiele telefoons en dat hij hen in vereniging op gewelddadige wijze heeft beroofd van hun fietsen.
Dit betekent dat de rechtbank de onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4.5
Feit 4: afpersing [aangever 8]
Overwegingen ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Op basis van de aangifte van [aangever 8] en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte op 13 maart 2015 in de 2e Sweelinckstraat in Den Haag heeft geprobeerd Mahsun af te persen
.
[aangever 8] heeft verklaard dat hij zijn neef [verdachte] die dag ’s ochtends al bij zijn school zag staan en dat hij [verdachte] weer op het schoolplein zag staan toen de school uitging om 14.25 uur. [verdachte] pakte hem vast aan zijn jas ter hoogte van zijn borst. [verdachte] zei: “geef mij geld anders ga ik je steken”. Hierop zei [aangever 8] : “opkankeren, ik ga jou geen geld geven”. [aangever 8] was bang, maar omdat hij zag dat [verdachte] geen mes bij zich had, gaf hij hem een grote mond. Hierop zei Izzet dat hij geld uit de winkel van zijn vader moest stelen. [aangever 8] zei daarop dat hij dat niet ging doen en toen kwam de meester. De meester nam Mahsun de school mee in en in de school heeft [aangever 8] zijn vader gebeld omdat hij bang was. Vervolgens is hij door iemand van school naar huis gebracht. [22]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op genoemde dag en plaats [aangever 8] stond op te wachten bij zijn school. Volgens de verdachte werd hij aangestuurd door [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) en was hij bang voor [betrokkene 3] . Hij moest [aangever 8] zijn telefoon afpakken. Het klopt volgens de verdachte dat hij die dag veelvuldig telefonisch contact had met [betrokkene 3] . [23] Volgens de verdachte klopt het niet dat hij heeft gezegd: “geef mij geld anders ga ik je steken”.
In het dossier bevinden zich diverse weergaves van door de verdachte gevoerde telefoongesprekken. Uit de getapte telefoongesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte Mahsun heeft opgewacht met de bedoeling [aangever 8] en/of de telefoon van [aangever 8] te pakken, althans hem naar [betrokkene 3] te brengen. [24]
Verder blijkt uit de verklaring van het broertje van de verdachte, genaamd [broertje van verdachte] ). [verdachte] (hierna: [broertje van verdachte] ), dat [aangever 8] eerder werd afgeperst door [betrokkene 3] (
[broertje van verdachte] noemt [betrokkene 3] “ [bijnaam] ” en volgens [broertje van verdachte] heet [broertje van verdachte]) en dat [aangever 8] eerder geldbedragen aan [betrokkene 3] had moeten afstaan. [25]
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van Mahsun dat [verdachte] hem op de bewuste dag heeft gevraagd geld te geven, en daarbij heeft gezegd dat hij hem anders zou steken.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 eerste cumulatief/alternatie ten laste gelegde feit heeft begaan.
Vrijspraak van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Uit de stukken van het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting kan niet worden opgemaakt dat de verdachte zich op genoemde datum en plaats schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld van Mahsun. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte van het hem onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit zal vrijspreken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.4.6
Feit 5: straatroof [aangever 10]
Uit de aangifte van [aangever 10] (hierna: [aangever 10] ) blijkt dat [aangever 10] , destijds 14 jaar, op 29 januari 2015 in de 2e Schuytstraat in Den Haag door vier jongens werd benaderd en dat hij vervolgens op gewelddadige wijze is beroofd van zijn mobiele telefoon.
heeft verklaard dat hij die dag rond 14:30 uur de school verliet en dat hij op de hoek van de Groot Hertoginnelaan en de 2e Schuytstraat vier jongens zag staan. Hij werd aangesproken door één van de jongens. Deze jongen had een zwarte jas, een capuchon op, sprak met een Marokkaans accent, was licht getint, had donkere ogen en zwarte wenkbrauwen. De jongen zei tegen hem dat hij moest komen en hij voelde dat de jongen een arm om zijn schouder legde en hem op die manier dwong de Groot Hertoginnelaan over te steken. Vervolgens duwde de jongen hem de 2e Schuytstraat in, met zijn rug tegen de muur. De jongen vroeg naar spullen, doorzocht zijn zakken en haalde hieruit zijn mobiele telefoon. Terwijl dit gebeurde bleven de drie andere jongens op de hoek wachten. Nadat de jongen zijn telefoon had gepakt rende hij weg. De andere jongens renden toen ook weg. [aangever 10] is nog een stukje achter ze aangerend. [26]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte betrokken was bij deze diefstal met geweld.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier een verklaring bevindt van medeverdachte [medeverdachte 1] over twee straatroven gepleegd op 29 januari 2015. Volgens [medeverdachte 1] hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] sowieso de straatroven gepleegd en was hij daar bij aanwezig. Ook was Stiven er bij. [verdachte] zei na school dat hij geld nodig had. Zij zijn toen naar een andere school gegaan en [verdachte] ging daar een jongen aanspreken. Die jongen kwam terug omdat hij zijn telefoon terug wilde. Drie straten verderop was er weer een jongen. [verdachte] stak de straat over en ging met de jongen praten. Om de hoek hebben ze de telefoons (een Alcatel en Samsung telefoon) verkocht bij Topshop. [medeverdachte 1] heeft de telefoons verkocht en ze hebben het geld met z’n vieren gedeeld. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren een soort leiders, zij zochten de jongens uit. Izzet had gezegd dat ze naar de Heldringschool gingen omdat daar zwakke jongens op zaten, aldus [medeverdachte 1] . [27]
Deze verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat [verdachte] en [medeverdachte 1] spraken over hoe ze geld konden maken. [verdachte] zei “Ik ga die jongen pakken”. [medeverdachte 1] ging erachteraan en daarna de andere twee. Er werd een arm om de jongen heen geslagen en er was een Samsung van deze jongen afgepakt. Ze zijn toen verder gegaan en toen zagen ze een andere jongen. [verdachte] zei weer dat hij de jongen zou pakken en ging er op af. Toen gebeurde weer hetzelfde. Volgens [medeverdachte 2] zijn de telefoons daarna verkocht aan de Topshop. Het geld van de buit werd onder hen vieren verdeeld, aldus [medeverdachte 2] . [28]
De rechtbank constateert dat genoemde verklaringen overeenkomen met hetgeen aangever [aangever 10] heeft verklaard. Voorts worden de verklaringen ondersteund door de bevindingen betreffende het onderzoek naar de inlevering van de gestolen mobiele telefoons bij Topshop, waaruit blijkt dat Bilal op 29 januari 2015 een Alcatel Onetouch en een Samsung Galaxy heeft ingeleverd. [29] Verder is uit onderzoek naar de historische telefoongegevens gebleken dat de telefoon van de verdachte ten tijde van plegen van het feit een mast in de buurt van het plaats delict heeft aangestraald. [30] De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn mededaders een zodanig bewuste en nauwe samenwerking bestond, die was gericht op het plegen van de beroving, dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger daarvan. Zo waren de jongens van de tevoren op de hoogte van het plan van de verdachte om “één of meer jongens te pakken”, hebben zij aan dat plan gezamenlijk uitvoering gegeven en hebben zij vervolgens, na de beroving met elkaar gedeeld in de buit.
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.7
Feit 6: straatroof [aangever 9]
Op basis van de aangifte van [aangever 9] (hierna: [aangever 9] ) en de getuigenverklaring van [getuige 2] (hierna: [getuige 2] stelt de rechtbank vast dat [aangever 9] , destijds 12 jaar oud, op 30 januari 2015 ter hoogte van de Donker Curtiusstraat/Albardastraat in Den Haag door drie jongens is benaderd en dat hij vervolgens is gedwongen tot de afgifte van zijn mobiele telefoon en geld. Ook is daarbij zijn fiets weggenomen.
[aangever 9] heeft verklaard dat hij door drie jongens werd aangesproken en gestopt. Een van de jongens (jongen 2) pakte zijn bagagedrager beet en zei: “Kom gewoon eventjes mee dan ga ik met je praten”. Hij fietste voor jongen 2 uit en de jongen liep achter hem aan. Een andere jongen bleef bij [getuige 2] staan en de derde jongen ging tussen hen in staan. Bij een klein parkje moest [aangever 9] gaan zitten. Jongen 2 vroeg hem toen om geld, waarop [aangever 9] de jongen 4 euro los geld gaf. Vervolgens vroeg de jongen om zijn telefoon. Hierop heeft [aangever 9] ook zijn telefoon afgegeven. De jongen vroeg hem de telefoon te ontgrendelen. [aangever 9] deed dat en daarna pakte de jongen zijn fiets. De jongen fietste vervolgens terug naar [getuige 2] en de andere jongens. Daarna liepen de jongens weg. [aangever 9] was erg bang dat de jongen hem iets zou aandoen. De jongen had gezegd: “Als je gewoon normaal doet gebeurt je niks”, aldus [aangever 9] . [aangever 9] dacht dat ze hem zouden neerslaan of zo als hij niet zou meewerken. [31]
Volgens Van de Reest was de jongen die achter [aangever 9] aanliep vermoedelijk van Marokkaanse afkomst en had hij een kort geschoren baardje. Zij zag dat die jongen na tien minuten weer terug kwam en dat één van de jongens wegfietste op de fiets van [aangever 9] . De jongens hadden gezegd dat ze geen aangifte mochten doen, aldus [getuige 2] . [32]
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte één van de daders was van deze afpersing en beroving.
In het dossier bevindt zich een verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij nog een straatroof had gepleegd met [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hij zag een jongen en een meisje op de weg praten en zag dat [verdachte] er op afliep. Toen hij vroeg aan [medeverdachte 1] wat [verdachte] ging doen, zei [medeverdachte 1] dat [verdachte] “de jongen ging pakken”. [verdachte] ging de jongen ondervragen. [verdachte] ging met de jongen weg en hij en [medeverdachte 1] moesten bij het meisje blijven. Na ongeveer tien minuten kwam [verdachte] aanlopen met de jongen. Hij zag dat [verdachte] op de fiets van de jongen zat. Volgens [medeverdachte 2] zei [verdachte] dat hij de telefoon had verkocht voor 30 euro. [medeverdachte 2] had 6 euro van [verdachte] gekregen. [33]
De rechtbank constateert de verklaring van [medeverdachte 2] in grote mate overeenkomt met hetgeen aangever [aangever 9] en getuige [getuige 2] hebben verklaard. Voorts is uit onderzoek naar de historische telefoongegevens gebleken dat de telefoon van de verdachte ten tijde van plegen van het feit een mast in de buurt van het plaats delict heeft aangestraald. [34] De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de beroving en afpersing van [aangever 9] .
De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding III
3.4.8
Feit 1: heling telefoon [35]
Uit de aangifte van [aangever 11] (hierna: [aangever 11] ) blijkt dat hij op 20 december 2013 op gewelddadige wijze van zijn telefoon (merk Samsung Galaxy S3) is beroofd. [36]
Het nichtje van genoemde aangever, [nichtje van aangever11] (hierna: [nichtje van aangever11] ), heeft hierover verklaard dat zij van een vriend van haar, genaamd [betrokkene 4] , via de Whatsapp telefoons kreeg aangeboden, waaronder een Samsung Galaxy S3.Volgens [nichtje van aangever11] had [betrokkene 4] haar verteld dat hij de beroving van zijn vriend [aangever 11] zelf in scène had gezet. [37]
[aangever 11] heeft op de foto die aan [nichtje van aangever11] via Whatsapp werd meegestuurd zijn telefoon herkend aan de schade aan de rechterbovenkant van de telefoon. [38]
Uit het dossier blijkt dat met [betrokkene 4] wordt bedoeld. [39]
Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte blijkt dat de betreffende telefoon twee dagen na 20 december 2013 door de verdachte in gebruik is genomen. [40] De verdachte heeft hierover bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon zonder oplader en doos van [betrokkene 4] heeft gekocht voor 200 euro, dat de telefoon “splinternieuw” was en alleen aan de zijkanten wat krasjes had. Volgens de verdachte wist hij niet dat de telefoon van diefstal afkomstig was. [41]
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte bij het op zo een manier aanbieden van een dergelijke telefoon, zonder oplader en zonder verpakkingsdoos, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was en hij zonder nader onderzoek deze telefoon niet had mogen aannemen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en dat hij het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.9
Feit 2: valse aangifte [42]
Op 28 augustus 2014 deed de verdachte aangifte van een gewelddadige diefstal van zijn mobiele telefoon. Hij verklaarde - kort samengevat - tegenover [verbalisant] BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Den Haag, dat hij op straat liep te bellen toen hij een brommer hoorde achter hem, dat hij hard op zijn achterhoofd werd geslagen en dat zijn mobiele telefoon (merk Apple Iphone 4S) uit zijn rechterhand werd weggenomen. Daarbij verklaarde hij dat de twee daders op een bromfiets reden en dat hij dader 1 in zijn gezicht had gezien en vermoedelijk eerder was tegengekomen op vakantie in Turkije. [43]
Volgens [moeder van verdachte] (de moeder van de verdachte) hadden de vader en de broer van de verdachte vervolgens geprobeerd te achterhalen waar de telefoon van de verdachte was. Daarbij had de vader op 31 augustus 2014 contact met iemand die de telefoon van de verdachte in zijn bezit had. Diegene wilde de telefoon terug verkopen aan vader. De vader was hierop ingegaan en overhandigde op 31 augustus de gestolen telefoon van de verdachte aan de politie. [44]
Hierop werd op 31 augustus 2014 als verdachte van heling aangehouden [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). [medeverdachte 3] verklaarde de telefoon te hebben gekocht van een Marokkaans jongetje in de buurt tegen betaling van 150 euro. De jongen had tegen hem gezegd dat hij geld nodig had om boetes te betalen. De jongen had daarbij de code van de telefoon gegeven. [45]
Op 10 september 2014 werd de verdachte door de politie hierover gehoord. De verdachte verklaarde dat hij eerder had verklaard dat zijn telefoon op straat was gestolen, maar dat dit niet het geval was. Volgens de verdachte was zijn telefoon in het koffiehuis gestolen. Hij had in het koffiehuis koffie gedronken, een spelletje gedaan of voetbal gekeken en merkte daarna dat zijn telefoon uit zijn zak weg was. Omdat hij dacht dat de politie in zo’n geval geen onderzoek zou doen had hij het verhaal van de straatroof bedacht, aldus de verdachte. [46]
Uit het bovenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de verdachte op 28 augustus 2014 een valse aangifte heeft gedaan. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte aldus wettig en overtuigend bewezen dat:
Dagvaarding I: 09/157185-15
hij op 3 augustus 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [aangever 2] , brigadier van politie Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door toen aldaar zijn middelvinger naar en in de richting van die ambtenaar op te steken.
Dagvaarding II: 09/807342-15
1.
hij op 23 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg (te weten de Archimedesstraat) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoons toebehorende aan [aangever 3] en [aangever 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en die [aangever 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader:
- tegen en/of aan het lichaam van die [aangever 3] en die [aangever 4] hebben geduwd en getrokken en
- die [aangever 3] tegen de muur aan heeft geduwd en gehouden en
- ( ook voor die [aangever 4] zichtbaar) een mes aan die [aangever 3] heeft getoond en
- een mes tegen de keel van die [aangever 3] aan heeft gezet en
- uit de handen van die [aangever 3] en die [aangever 4] een telefoon hebben getrokken en
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft gezegd dat hij mee moest lopen en
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft gezegd dat hij zijn telefoon moest laten zien (terwijl voor die [aangever 4] zichtbaar een mes werd getrokken en getoond aan die [aangever 3] ) en
- fysiek en geestelijk overwicht hadden op die [aangever 3] en [aangever 4] ;
en
hij op 23 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg (te weten de Archimedesstraat) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [aangever 4] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader:
- tegen het lichaam van die [aangever 4] heeft geduwd en
- die [aangever 3] tegen de muur aan heeft geduwd en gehouden en
- ( ook voor die [aangever 4] zichtbaar) een mes aan die [aangever 3] heeft getoond en
- een mes tegen de keel van die [aangever 3] aan heeft gezet en
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft gezegd dat hij mee moest lopen en
- dwingend tegen die [aangever 4] heeft gezegd dat hij zijn telefoon moest laten zien (terwijl voor die [aangever 4] zichtbaar een mes werd getrokken en getoond aan die [aangever 3] )
- fysiek en geestelijk overwicht hadden op die [aangever 3] en [aangever 4] ;
2.
hij op 29 januari 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg (te weten de Dankertstraat en/of de Stadhouderskade) met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededaders:
- die [aangever 5] met z'n vieren hebben benaderd en
- op een dwingende toon heeft gezegd dat hij mee moest lopen en
heeft gevraagd of hij geld had en
- een arm om die [aangever 5] heeft geslagen en hem op die wijze heeft voortgeduwd en
- ( hard) tegen de enkel van die [aangever 5] heeft geschopt waardoor die [aangever 5] ten val kwam;
3.
hij op 2 februari 2015 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg (het Kruisvaarderspark) met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 6] en [aangever 7] heeft gedwongen tot de afgifte van twee mobiele telefoons, toebehorende aan [aangever 6] en [aangever 7] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededaders:
- een mes heeft getoond en
- hierbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer", en
- hierbij hebben gevraagd om afgifte van geld en mobiele telefoons;
en
hij op 2 februari 2015 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg (het Kruisvaarderspark) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee fietsen, toebehorende aan M.S. [aangever 6] en [aangever 7] , welke diefstallen werden voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 6] en [aangever 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstallen voor te bereiden, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededaders:
- een mes heeft getoond en
- hierbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef jullie telefoons, anders steek ik jullie neer", en
- hierbij hebben gevraagd om afgifte van geld en mobiele telefoons en fiets;
4.
hij op 13 maart 2015 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg (te weten de 2e Sweelinckstraat) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 8] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [aangever 8] en/of de vader van [aangever 8] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij met zijn mededader
- die [aangever 8] heeft opgewacht en
- die [aangever 8] heeft vastgepakt bij zijn jas en
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd "Geef mij geld, anders ga ik je steken." en
- tegen die [aangever 8] heeft gezegd dat hij ( [aangever 8] ) geld uit de kassa van zijn vader moest stelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
hij op 29 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten de 2e Schuytstraat) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [aangever 10] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 10] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het feit dat hij en/of zijn mededaders:
- die [aangever 10] met z'n vieren hebben benaderd en
- een arm om die [aangever 10] heeft geslagen en hem op die wijze heeft (voort) geduwd en
- die [aangever 10] tegen een muur heeft geduwd en
- de zakken van die [aangever 10] heeft doorzocht;
6.
hij op 30 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten op (de hoek van) de Donker Curtiusstraat en de Albardastraat) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 9] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en zijn telefoon, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het feit dat hij en/of zijn mededaders:
- die [aangever 9] met z'n drieën hebben benaderd en
- de bagagedrager van de fiets van die [aangever 9] heeft vastgepakt en
- ( toen) tegen die [aangever 9] heeft gezegd dat hij mee moest komen en
- bij een aanwezige vriendin van die [aangever 9] bleef staan en
- zodoende die [aangever 9] hebben geïsoleerd van die vriendin van die [aangever 9] en
- een getalsmatig en/of fysiek en/of geestelijke en/of een uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht op die [aangever 9] hadden;
en
hij op 30 januari 2015 te 's-Gravenhage op de openbare weg (te weten op (de hoek van) de Donker Curtiusstraat en de Albardastraat) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [aangever 9] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het feit dat hij en/of zijn mededaders:
- die [aangever 9] met z'n drieën hebben benaderd en
- de bagagedrager van de fiets van die [aangever 9] heeft vastgepakt en
- ( toen) tegen die [aangever 9] heeft gezegd dat hij mee moest komen, en
- bij een aanwezige vriendin van die [aangever 9] bleef staan en
- zodoende die [aangever 9] hebben geïsoleerd van die vriendin van die [aangever 9] en
- een getalsmatig en/of fysiek en/of geestelijke en/of een uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht op die [aangever 9] hadden.
Dagvaarding III: 09/852168-14
1.
hij in de periode van 20 december 2013 tot en met 23 december 2013 te 's-Gravenhage, een mobiele telefoon (te weten een Samsung Galaxy S3, kleur wit) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
ter berechting wordt gevoegd de zaak onder parketnummer 777225-14:
hij op 28 augustus 2014 te 's-Gravenhage aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [betrokkene 1] BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Den Haag, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld (straatroof).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding I, II onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief, 5 en 6, en III ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 202 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de bij dagvaarding II onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), met een proeftijd van twee jaren, onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad in haar advies d.d. 19 januari 2016 en met oplegging van de voorwaarde van elektronisch toezicht voor de duur van 6 maanden. Zij heeft daarbij gevorderd dat die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte, in geval van een bewezenverklaring van de bij dagvaarding II en III ten laste gelegde feiten, geen langere vrijheidsbenemende straf op te leggen dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank van oordeel is dat daarbij nog een straf moet volgen, heeft de raadsman betoogd dat een voorwaardelijke gevangenisstraf (de rechtbank begrijpt: jeugddetentie) en een taakstraf een passende straf is. Ten aanzien van het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft de raadsman de rechtbank verzocht om (indien geen vrijspraak volgt) artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een reeks straatroven gepleegd, waarbij telkens jonge en kwetsbare slachtoffers waren betrokken en waarbij geweld werd gebruikt en/of werd gedreigd met geweld. De verdachte nam bij de straatroven veelal het initiatief en heeft daarbij twee keer een mes gebruikt/getoond. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd een familielid af te persen, een valse aangifte gedaan, een telefoon geheeld en een agent beledigd.
Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van de slachtoffers. Kwalijk is bovendien dat de verdachte juist op zoek was naar jonge, kwetsbare slachtoffers omdat deze gemakkelijk te beroven waren. De verdachte en zijn mededaders hebben zich bij het plegen van deze ernstige feiten uitsluitend laten leiden door hun eigen zucht naar geld. De verdachte heeft zelfs geprobeerd zijn eigen neefje geld afhandig te maken door zeer bedreigend en intimiderend gedrag. Tevens blijkt uit het gedrag van de verdachte dat hij geen enkel respect heeft voor de politie en ten aanzien van het gezag/de wet een zeer opportunistische houding heeft.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat de slachtoffers van de straatroven nadat zij waren beroofd niet meer alleen over straat durfden te gaan, dat zij daardoor angstig zijn geworden en vaak lange tijd slecht hebben geslapen. De gebeurtenissen zijn voor de jonge en kwetsbare slachtoffers bijzonder heftig - zo niet traumatisch - zijn geweest. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten gedurende lange tijd de psychisch nadelige effecten hiervan kunnen blijven ondervinden. Daarbij komt dat bij enkele slachtoffers door het uitgeoefende geweld ook pijn (en letsel) is ontstaan, waarvan zij gedurende enige tijd hinder hebben ondervonden. Naast hinder hebben zij en/of hun ouders door de straatroven ook financiële schade geleden, omdat de daders hun telefoon, geld en/of fiets hebben weggenomen. Daarbij komt dat dergelijke feiten niet alleen de slachtoffers daarvan angst aanjagen, maar dat ook de samenleving daardoor ernstig is geschokt. De rechtbank houdt er in dat kader rekening mee dat de feiten overdag zijn gepleegd, op straat en dat daarbij omstanders in de buurt waren. Tevens houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat de verdachte bij de straatroven een initiërende en leidende rol heeft gehad, dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in de straatroven en dat hij op geen enkele wijze heeft laten merken spijt te hebben van zijn handelen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 december 2015 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep de verdachte in twee proeftijden.
De rechtbank weegt mee dat verdachte op 31 december 2013 door de kinderrechter in deze rechtbank is veroordeeld. Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van het feit vermeld op dagvaarding III onder 1 toepassing zal geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 18 augustus 2015 van psychiater C.M.M. Schuijlenburg en het rapport d.d. 1 september 2015 van psycholoog K. Lampe betreffende het psychiatrisch en psychologisch onderzoek van de verdachte. Uit het rapport van de psychiater blijkt dat de verdachte zijn medewerking aan het psychiatrisch onderzoek heeft geweigerd. Aan het psychologisch onderzoek heeft de verdachte beperkt meegewerkt. De rechtbank heeft kennis genomen van de beschouwingen van de psycholoog.
Volgens de psycholoog is bij de verdachte sprake van een beneden gemiddelde intelligentie en heeft de verdachte moeite met het accepteren van autoriteit. De verdachte handelt impulsief, heeft een geringe frustratietolerantie en moeite met agressieregulatie. Deze factoren, in combinatie met de sterke gerichtheid op onmiddellijke behoeftebevrediging en de beperkte gewetensfunctie (die veelal gepaard gaan met zwakbegaafdheid), vergroten het risico op recidive. Volgens de psycholoog zijn er weinig beschermende factoren in de omgeving van de verdachte. Nu de verdachte zich bovendien weigerachtig heeft opgesteld ten aanzien van de verdenking, alsmede gelet op zijn problematische schoolverleden en zijn recente terugmelding door het Palmhuis, heeft de psycholoog de nodige zorgen over de kans van slagen van een aanpak van de problematiek van de verdachte binnen een ambulant kader, temeer nu de aan verdachte in het verleden reeds geboden intensieve, dagelijkse zorg en begeleiding kennelijk geen afdoende resultaat heeft gehad.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van het klinisch multidisciplinair onderzoek van de verdachte op de observatieafdeling van Forensisch Centrum Teylingereind d.d. 30 november 2015.
Uit het rapport blijkt dat de verdachte slechts in beperkte mate heeft meegewerkt aan het onderzoek. Op basis van de beschikbare informatie is door onderzoekers vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een ernstige (anti-sociale) gedragsstoornis, zwakbegaafdheid, misbruik van cannabis en misbruik van nicotine (waarbij vermoedelijk sprake is van een verslaving). Ook is opgemerkt dat de verdachte het moeilijk vindt zich aan regels en afspraken te houden. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was volgens onderzoekers sprake van een ziekelijke stoornis (in de vorm van een ernstige gedragsstoornis) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de vorm van zwakbegaafdheid). Verder geldt volgens hen dat indien de feiten bewezen worden verklaard, sprake is van een escalatie in delictgedrag, dat wil zeggen dat de door de verdachte gepleegde feiten in ernst toenemen.
Nu het onderzoek - door de beperkte medewerking van de verdachte - onvolledig is, hebben de onderzoekers zich onthouden van het geven van een advies ter voorkoming van recidive. Daarbij is evenwel door hen opgemerkt dat de kans op herhaling wordt vergroot indien het gedrag van de verdachte niet verandert. Gevreesd moet ook worden voor de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte. In dat kader bestaan er zorgen over het tekortschietend pedagogisch overwicht van de ouders van de verdachte. In algemene zin zou het goed zou zijn voor de verdachte dat hij leert adequate keuzes te maken, dat hij positieve copingsvaardigheden aanleert, dat hij een positieve vriendenkring opbouwt en stopt met blowen (en roken), aldus de onderzoekers.
Uit het rapport van de Raad d.d. 19 januari 2016 blijkt onder meer dat de Raad grote zorgen heeft over de (morele) ontwikkeling van de verdachte. De verdachte vertoont zelfbepalend gedrag, volgt geen (of nauwelijks) onderwijs en heeft geen diploma. Verder heeft de verdachte omgang met anti-sociale jongeren. De ouders van de verdachte krijgen onvoldoende grip op de verdachte. De Raad schat het risico op recidive zonder interventie daarom in als matig tot hoog. Uit het rapport en de handhaving van het daarin opgenomen advies ter zitting door mevrouw Versteeg (zittingsvertegenwoordiger van de Raad) blijkt dat de Raad er de voorkeur aan geeft de problematiek van de verdachte niet binnen het strafrecht, maar binnen het civiele kader aan te pakken. De Raad heeft de rechtbank daarom geadviseerd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie onder de gebruikelijke algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarde van begeleiding door de Jeugdreclassering (in de vorm van een meldplicht) en daarnaast verzocht om ondertoezichtstelling van de verdachte en om afgifte van een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing van de verdachte in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp (civiel verzoek).
Subsidiair, in het geval de rechtbank mocht besluiten het civiele verzoek af te wijzen, heeft de Raad de rechtbank verzocht naast de oplegging van een voorwaardelijke straf met voorwaarden, aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) voor de duur van 12 maanden op te leggen. De Raad koppelt aan die GBM de voorwaarden van contact met de Jeugdreclassering, het meewerken aan Topzorg vanuit de Waag en het meewerken aan hulpverlening ten aanzien van zijn cannabisgebruik. Daarbij heeft de Raad verzocht de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gelet op de beschouwingen en de conclusies van genoemde (gedrags)deskundigen c.q. de Raad komt de rechtbank tot het oordeel dat het noodzakelijk is dat de verdachte wordt behandeld voor de ernstige (anti-sociale) gedragsstoornis waar hij aan lijdt. Verder volgt uit de opgestelde rapportages dat er de nodige behandeldoelen voor de verdachte zijn, te weten het werken aan impulsief gedrag (het maken van de juiste keuzes), de geringe frustratietolerantie en de agressieregulatie (copingsvaardigheden aanleren), de zelfbepalendheid, de omgang met anti-sociale jongeren, het cannabismisbruik en de schoolgang c.q. dagbesteding. De rechtbank acht van belang dat het thans hoge recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling, gecombineerd met het aanwezige hoge recidiverisico en het grote aantal ernstige strafbare feiten waaraan de verdachte zich in betrekkelijk korte tijd heeft schuldig gemaakt, voldoende grond geven aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het door de Raad naar voren gebrachte bezwaar dat vanuit ForCa geen behandeldoelen vastgesteld konden worden door het gebrek aan medewerking van de verdachte, acht de rechtbank geen beletsel voor het opleggen van een PIJ-maatregel. Ten eerste is uit het voorgaande naar voren gekomen dat er wel degelijk behandeldoelen zijn geformuleerd en ten tweede zal er binnen een PIJ-maatregel een behandelplan opgesteld moeten worden, waarbij de dan betrokken gedragsdeskundigen de behandeldoelen zo nodig kunnen bijstellen. De bevindingen van voornoemde deskundigen geven een zeer zorgelijk beeld van de verdachte en zijn thuissituatie. Daarbij komt dat eerdere hulpverleningstrajecten niet hebben kunnen voorkomen dat de verdachte is gerecidiveerd. Ook de omstandigheid dat verdachte tijdens zijn verblijf bij ForCa zich niet heeft kunnen of willen houden aan de geldende regel om geen cannabis te gebruiken en - mogelijk - de impuls om een horloge van een klasgenoot af te pakken niet heeft kunnen onderdrukken, acht de rechtbank zeer zorgelijk. De omstandigheid dat verdachte voorts op geen enkel moment openheid van zaken heeft willen geven, waardoor ook geen delict bespreking met hem heeft kunnen plaatsvinden vergroten de zorgen van de rechtbank. Daar staat tegenover dat de verdachte sinds 23 december 2015 is geschorst uit de voorlopige hechtenis en dat hij zich sindsdien - volgens de Raad en de Jeugdreclassering - goed heeft gehouden aan de aan hem opgelegde voorwaarden en de gemaakte afspraken. De Jeugdreclassering heeft een ambulant programma samengesteld, dat voorziet in de nodige intensieve begeleiding en behandeling, onder andere door de inzet van Topzorg, gericht op het terugdringen van het recidiverisico. De verdachte heeft uitgesproken aan dit programma te willen meewerken en de Raad en de Jeugdreclassering hebben er (klaarblijkelijk) het nodige vertrouwen in dat de verdachte ook op de langere termijn goed zal blijven meewerken en zich aan de te stellen voorwaarden zal houden.
Voorgaande overwegingen maken dat de rechtbank van oordeel is dat het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, onder de voorwaarden zoals door de Raad in haar rapport vermeld en zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden is. De verdachte dient zich er bewust van te zijn dat dit zijn allerlaatste kans is en dat hij deze kans zal moeten grijpen. De rechtbank vertrouwt erop dat de Jeugdreclassering erop zal toezien dat de verdachte de aan hem op te leggen voorwaarden strikt zal naleven.
Het voorgaande houdt in dat de rechtbank net als de officier van justitie van oordeel is dat er te veel beperkingen en nadelen aan het civiele traject kleven. Zo eindigt een civiele maatregel als de verdachte 18 jaar wordt (op de dag van de uitspraak precies over een jaar), en kan de maatregel niet verlengd worden als de verdachte dan nog niet uitbehandeld is. In dit kader bestaat het risico dat, als de verdachte zich na een paar maanden of een half jaar niet aan de voorwaarden blijkt te houden, de tijd die nog resteert totdat de verdachte 18 jaar wordt (te) kort is, en het opstarten van een behandeling op dat moment mogelijk niet zinvol meer lijkt.
Om het recidiverisico te verminderen, dient behandeling van de criminogene factoren bovendien voorop te staan, hetgeen bij een behandeling in een forensische behandelsetting bij uitstek aan de orde is. Daarnaast geldt dat de verdachte, gelet op de aard en ernst van de door hem gepleegde delicten, eerder thuis hoort in een forensische behandelsetting dan in een civiele inrichting, waar ook jongeren zitten die om geheel andere redenen uit huis zijn geplaatst. Met het enkel opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de Raad is geadviseerd, wordt een adequate behandeling van de verdachte niet gewaarborgd. De rechtbank heeft voorts in de stukken van de Raad en de ter terechtzitting gegeven toelichting door de Raad (en de Jeugdreclassering) geen goede argumenten gehoord waarom aan de verdachte een GBM zou dienen te worden opgelegd. Ook ontbreekt een haalbaarheidsonderzoek voor oplegging van een GBM. De rechtbank is van oordeel dat bij oplegging van de door de Raad voorgestelde strafmodaliteiten de samenleving onvoldoende beschermd wordt tegen nieuwe gewelddadige strafbare feiten.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden:
  • een meldplicht bij de Stichting Jeugdbescherming west:
  • deelnemen aan de gedragsinterventie Topzorg, uit te voeren door de Waag:
  • de verplichting om (ter beoordeling van de Jeugdreclassering) op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn. Aan deze voorwaarde wordt elektronisch toezicht verbonden voor een periode van maximaal 6 maanden;
  • een verbod op het gebruik van cannabis en de verplichting om ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan hulpverlening en urinecontroles.
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is gelet op de bewezenverklaring en de beschouwingen en de conclusies van de
(gedrags-)deskundigen voldaan. De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Dit betekent dat in geval van tenuitvoerlegging verlenging van de maatregel mogelijk is voor zover de duur van zeven jaar niet wordt overschreden.
Gelet op de noodzaak van behandeling en om te voorkomen dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, ziet de rechtbank aanleiding om op de voet van artikel 77za Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht door de Jeugdreclassering en de op te leggen bijzondere voorwaarden te bevelen.
Naast genoemde voorwaardelijke PIJ-maatregel is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 202 dagen een passende straf is. Daarvan zal de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [aangever 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 282,90. Deze vordering bestaat uit materiële schade, bestaande uit de posten:
- “ gestolen telefoon HTC” ad € 149,-,
- “ hoesje telefoon” ad € 10,-,
- “ nieuwe telefoon Nokia” ad € 81,45, “hoesje Nokia” ad € 9,95,
- “ nieuwe simkaart en beltegoed” ad € 10,-,
  • “verlies oud beltegoed” ad € 15,- en
  • “gestolen geld” ad € 7,50.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de door benadeelde partij gevorderde schadevergoeding een bedrag van in totaal € 149,70 toewijsbaar is. Zij heeft daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De officier van justitie komt tot dit bedrag, nu volgens haar de gevraagde vergoedingen van de posten “gestolen telefoon HTC”, “hoesje telefoon” met 20 procent verlaagd dienen te worden, aangezien ten aanzien van deze posten geen nieuwwaarde kan worden gevorderd (maar een aftrek dient plaats te vinden vanwege de ouderdom/afschrijving van deze goederen). Verder dienen volgens de officier van justitie de gevorderde vergoedingen van de posten “nieuwe telefoon Nokia”, “hoesje Nokia” en “nieuwe simkaart en beltegoed” te worden afgewezen (aangezien reeds een vergoeding zal worden toegekend voor het verlies van de oude telefoon en het oude hoesje). Zij heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen van de posten “verlies oud beltegoed” en “gestolen geld” geheel voor vergoeding in aanmerking komen.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijzen, conform het standpunt van officier van justitie. Verder acht de rechtbank de gevorderde vergoeding van de posten “verlies oud beltegoed” en “gestolen geld” (tezamen een bedrag van € 22,50) voldoende onderbouwd en geheel toewijsbaar. Voorts zal de rechtbank het bedrag van de posten “gestolen telefoon HTC”, “hoesje telefoon” met 20 % matigen (vanwege een afschrijving van die goederen), zodat ter zake een bedrag van € 127,20 (€ 159,- minus € 31,80) zal worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding voor de posten “nieuwe telefoon Nokia”, “hoesje Nokia” en “nieuwe simkaart en beltegoed” zal de rechtbank afwijzen, nu reeds een vergoeding wordt toegekend voor geleden schade vanwege het verlies van de oude telefoon en het oude hoesje van de benadeelde partij.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 149,70, en daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld.
7.2
Vordering benadeelde partij [aangever 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 972,70. Deze vordering bestaat uit materiële schade tot een bedrag groot € 472,70, bestaande uit de posten:
  • “mobiele telefoon incl. SD-kaart” ad € 129,-,
  • “spijkerbroek” ad € 69,95,
  • “sleutels” ad € 19,20,
  • “cursus Krav Maga” ad € 240,-,
  • “parkeerkosten” ad € 14,55, en uit
  • immateriële schade voor een bedrag groot € 500,-.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten “mobiele telefoon incl. SD-kaart”, “spijkerbroek” en “parkeerkosten” voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de posten “sleutels” en “cursus Krav Maga” geldt volgens haar dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de sleutels niet op de dagvaarding staan en geen rechtstreekse schade zijn als gevolg van het bewezenverklaarde feit waarop de vordering betrekking heeft, en ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor een cursus Krav Maga het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade onvoldoende is onderbouwd.
Nu de rechtbank reeds bij vonnissen d.d. 19 oktober 2015 de mededaders van de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 427,- aan de benadeelde partij, heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van het resterende bedrag van (€ 713,50 minus € 427,-) € 286,50. Zij heeft daarbij gevorderd dat dit bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dat de vordering (ten aanzien van de gevorderde immateriële schade) dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding II onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, conform het standpunt van officier van justitie, gedeeltelijk kan worden toegewezen. De rechtbank acht de gevorderde vergoedingen van de posten “mobiele telefoon incl. SD-kaart”, “spijkerbroek” en “parkeerkosten”, te weten in totaal een bedrag van € 213,50, voldoende onderbouwd en toewijsbaar. Voorts acht de rechtbank de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de gevraagde vergoeding voor de posten “sleutels” en “cursus Krav Maga” niet-ontvankelijk, nu deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit waarop de vordering betrekking heeft, dan wel beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij deze delen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 500,- toewijsbaar. Het voorgaande betekent dat de rechtbank in totaal een bedrag van € 713,50 toewijsbaar acht.
Nu de rechtbank bij vonnissen d.d. 19 oktober 2015 de mededaders van de verdachte reeds heeft veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal € 427,-, zal de rechtbank in deze zaak het resterende bedrag van (€ 713,50 minus
€ 427,-) € 286,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde rente daarover vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 29 januari 2015, tot aan de dag van algehele voldoening. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding II onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
7.3
Vordering benadeelde partij [aangever 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering , groot € 1.270,-. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 420,-, bestaande uit de posten “Samsung Galaxy S4” en “Gazelle herenfiets” en immateriële schade tot een bedrag groot € 850,-.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de vordering een bedrag van € 375,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Aan dit standpunt ligt ten grondslag dat de rechtbank bij vonnissen d.d. 19 oktober 2015 een bedrag van € 1.125,- toewijsbaar heeft geacht en de mededaders van de verdachte reeds heeft veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van (€ 1.125,- : 3 =) € 375,- per dader. In het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie, conform de beslissing in genoemde vonnissen, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dat de vordering (ten aanzien van de gevorderde immateriële schade) dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij, conform de vordering van officier van justitie, gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade ad
€ 420,-, te weten de posten “Samsung Galaxy S4” en “Gazelle herenfiets”, voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De rechtbank zal het bedrag voor geleden immateriële schade begroten op € 705,- en zal de vordering voor het overige afwijzen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van de feiten en op vergelijkbare gevallen in de rechtspraak.
Gelet op de vonnissen d.d. 19 oktober 2015 waarbij de mededaders van de verdachte zijn veroordeeld tot betaling van ieder een gelijk bedrag van (€ 1.125,- : 3 =) € 375,- aan de benadeelde partij, zal de rechtbank de verdachte eveneens veroordelen tot betaling van een bedrag van € 375,-, te vermeerderen met de gevorderde rente daarover vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 2 februari 2015, tot aan de dag van algehele voldoening. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld.
7.4
Vordering benadeelde partij [aangever 7]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.235,77. Deze vordering bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 535,77, bestaande uit de posten “iPhone 4” en “fiets” en uit immateriële schade tot een bedrag groot € 700,-.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de vordering een bedrag van € 380,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Aan dit standpunt ligt ten grondslag dat de rechtbank bij vonnissen d.d. 19 oktober 2015 een bedrag van € 1.140,- toewijsbaar heeft geacht en de mededaders van de verdachte reeds heeft veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van (€ 1.140,- : 3 =) € 380,- per dader. In het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie, conform de beslissing in genoemde vonnissen, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dat de vordering (ten aanzien van de gevorderde immateriële schade) dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij, conform het standpunt van de officier van justitie, gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank acht van de gevorderde posten “iPhone 4” en “fiets”, een bedrag van € 440,- voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met een waardevermindering van de telefoon en de fiets. De rechtbank het bedrag van de geleden immateriële schade begroten op € 700,-. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van de feiten en op vergelijkbare gevallen in de rechtspraak. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Gelet op de vonnissen d.d. 19 oktober 2015 waarbij de mededaders van de verdachte zijn veroordeeld tot betaling een bedrag van (€ 1.140,- : 3 =) € 380,- aan de benadeelde partij, zal de rechtbank de verdachte eveneens veroordelen tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde rente daarover vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 2 februari 2015, tot aan de dag van algehele voldoening. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld.
7.5
Vordering benadeelde partij [aangever 10]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 425,05. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade tot een bedrag groot € 75,05, bestaande uit de post “telefoon” en uit immateriële schade tot een bedrag groot € 350,-.
7.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de post “telefoon” een bedrag van € 69,- toewijsbaar is. Zij heeft de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag van
€ 6,05 (thuiskopieheffing) af te wijzen, nu deze materiële schade volgens haar niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 350,- ter zake van geleden immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat dit bedrag geheel wordt toegewezen. Zij heeft daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dat de vordering (ten aanzien van de gevorderde immateriële schade) dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bij dagvaarding II onder 5 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de gevraagde vergoeding van € 425,05 voor materiële en immateriële schade voldoende onderbouwd en in beginsel toewijsbaar. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van het feit en op vergelijkbare gevallen in de rechtspraak.
Nu de mededaders van de verdachte bij vonnis van de rechtbank d.d. 19 oktober 2015 reeds zijn veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal € 225,-, resteert thans nog een bedrag van (€ 425,05 minus € 225,- =) € 200,05. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 200,05, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 29 januari 2015, tot aan de dag van algehele voldoening. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding II onder 5 bewezenverklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld.
7.6
Vordering benadeelde partij [aangever 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 706,61. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade, bestaande uit de posten:
  • “fiets Vogue” ad € 349,-,
  • “fietsslot” ad € 35,-,
  • “fietskrat” ad € 20,-,
  • “mobiele telefoon en “Tele2 abonnement” ad € 272,62,
  • “micro sd-kaart” ad € 19,99 en
  • “telefoonhoes” ad € 10,-.
7.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de beslissingen in de vonnissen van de rechtbank d.d. 19 oktober 2015 in de zaken van de mededaders van de verdachte, tot een bedrag van € 634,- toewijsbaar is. Nu de rechtbank bij genoemde vonnissen de mededaders van de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 384,- resteert een bedrag van € 250,-. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht dit bedrag van € 250,- ten laste van de verdachte toe te wijzen, en daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel (subsidiair) dat de vordering dient te worden gematigd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bij dagvaarding II onder 6 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en toewijsbaar tot een bedrag van
€ 634,-. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat de nieuw aangeschafte mobiele telefoon een hogere (nieuw)waarde heeft. Nu de mededaders van de verdachte bij vonnissen van de rechtbank d.d. 19 oktober 2015 reeds zijn veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal € 384,-, resteert thans een bedrag van (€ 634,- minus
€ 384,-) € 250,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 250,-. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding II onder 6 bewezenverklaarde feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld.
7.7.
Kostenveroordeling
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

8.Het inbeslaggenomen goed

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst met parketnummer 09/852168-14) onder 1 genummerde voorwerp, te weten een telefoon Apple iPhone 4, zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, de heer [medeverdachte 3] .
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon terug dient te worden gegeven aan de verdachte. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte de enige rechthebbende is op de telefoon.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een telefoon, Apple iPhone 4.
9. De vorderingen tenuitvoerlegging
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis d.d. 21 november 2013 onder parketnummer 09/777225-13 door de rechtbank aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
Tevens heeft zij de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis d.d. 21 november 2013 onder parketnummer 09/777470-13 door de kantonrechter aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 4 dagen vervangende jeugddetentie.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat van beide voorwaardelijk opgelegde taakstraffen de proeftijd dient te worden verlengd. Hij heeft de rechtbank verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraffen, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnissen van de rechtbank en de kantonrechter in deze rechtbank d.d. 21 november 2013, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormelde vonnissen was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Dit betekent dat de rechtbank de tenuitvoerlegging beveelt van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie en een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 4 dagen vervangende jeugddetentie.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77s, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 188, 266, 267, 310, 312, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
acht niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding II onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding I, II onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief, 5, 6 en III ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I: 09/157185-15:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Dagvaarding II: 09/807342-15:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 5:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 6:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Dagvaarding III: 09/825168-14
Ten aanzien van feit 1:
aangifte doen dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat het niet is gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
schuldheling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 202 dagen,
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt voorts aan de verdachte op de maatregel van:
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen,
bepaalt, dat die maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de stichting Jeugdbescherming west (jeugdreclassering) te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Stichting Jeugdbescherming west op door haar vast te stellen tijdstippen, zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • deelneemt aan de gedragsinterventie Topzorg, uit te voeren door de Waag dan wel een soortgelijke instelling;
  • verplicht is op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn, één en ander ter beoordeling van de Stichting Jeugdbescherming west. Aan deze voorwaarde wordt elektronisch toezicht verbonden voor een periode van maximaal 6 maanden;
  • geen cannabis gebruikt en dat hij ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan hulpverlening en urinecontroles, zo lang en zo vaak als de Stichting Jeugdbescherming west dat noodzakelijk vindt;
geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vorderingen benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 4]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 4] , een bedrag van € 149,70;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 5]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan JA. [aangever 5] , een bedrag van € 286,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 6]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 6] , een bedrag van € 375,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 7]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 7] , een bedrag van € 380,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 10]gedeeltelijk toe ten laste van verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 10] , een bedrag van € 200,05, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[aangever 8]gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 8] , een bedrag van € 250,-;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen voor het overige af, behoudens voor zover de benadeelde partij blijkens het bovenstaande in een vordering niet-ontvankelijk is verklaard;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 149,70, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 4];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 286,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 5];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 375,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 6];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 380,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 7];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,05, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 10];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 250,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 9];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
Beslag
gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan het op de beslaglijst (met parketnummer 09/852168-14) onder 1 genummerde voorwerp, te weten: telefoon, Apple iPhone 4;
Vorderingen tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de rechtbank d.d. 21 november 2013, gewezen onder parketnummer 09/777225-13, te weten een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kantonrechter d.d. 21 november 2013, gewezen onder parketnummer 09/777470-13, te weten een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 4 dagen vervangende jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.F. Baaij, kinderrechter,
en mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015231215 (blz. 1-21).
2.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2016.
3.Proces-verbaal aanhouding verdachte, blz. 5-6.
4.Proces-verbaal aanhouding verdachte, blz. 5-6; proces-verbaal aangifte, blz. 3.
5.Proces-verbaal bevindingen, blz. 8; 9-10.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015025307 (blz. 1-1428).
7.Proces-verbaal aangifte [aangever 4] , blz. 276-279.
8.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 3] , blz. 272-273
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 283-284; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , blz. 305-306.
10.Proces-verbaal aangifte [aangever 8] , blz. 659-662.
11.PL1500-2015025307: proces-verbaal aangifte [aangever 5] , blz. 341-343.
12.PL1500-2015025307: proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , blz. 1184-1188.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 1277-1284.
14.Proces-verbaal, blz. 1166-1167.
15.Proces-verbaal histo [verdachte] 0687985246, blz. 677-682.
16.Proces-verbaal bevindingen camerabeelden Dankertstraat 2, Implantologie, blz. 349-350; proces-verbaal van bevindingen Jas van [verdachte] , blz. 369-370, proces-verbaal aangifte [aangever 8] , blz. 659-662.
17.Proces-verbaal aangifte [aangever 6] , blz. 426-429.
18.Proces-verbaal aangifte [aangever 7] , blz. 434-436.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 1389-1394.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] . blz. 1184-1187.
21.Proces-verbaal histo [verdachte] 0687985246, blz. 677-682.
22.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 8] , blz. 659-662.
23.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2016.
24.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 611-622.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [broertje van verdachte] , blz. 765-769.
26.Proces-verbaal aangifte [aangever 10] , blz. 316-317.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 1184-1188.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 1277-1284.
29.Proces-verbaal, blz. 1166-1167.
30.Proces-verbaal histo [verdachte] 0687985246, blz. 677-682.
31.Proces-verbaal aangifte [aangever 9] , blz. 376-378.
32.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , blz. 381-382.
33.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , blz. 1389-1396.
34.Proces-verbaal histo [verdachte] 0687985246, blz. 677-682.
35.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1533-2013246947 (blz. 1-81).
36.Proces-verbaal aangifte [aangever 11] , blz. 58-60; proces-verbaal verhoor aangever [aangever 11] , blz. 62-63.
37.Proces-verbaal verhoor getuige [nichtje van aangever11] , blz. 69-70.
38.Proces-verbaal aangifte [aangever 11] , blz. 58-60; proces-verbaal verhoor aangever [aangever 11] , blz. 62-63.
39.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] , blz. 26-28.
40.Proces-verbaal aanhouding verdachte, blz. 39-40.
41.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 43-52; 54; verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2016.
42.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014202420 (blz. 1-27).
43.Proces-verbaal aangifte [verdachte] , blz.7-8.
44.Proces-verbaal verhoor getuige [moeder van verdachte] , blz. 11-12.
45.Proces-verbaal aanhouding [medeverdachte 3] , blz. 13-14.
46.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 18-21.