ECLI:NL:RBDHA:2016:12182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Weigering giftenaftrek voor schenking van voorwerpen gemaakt van luipaardvel aan een Anbi
In deze zaak heeft eiser een aantal voorwerpen, waaronder een tas gemaakt van luipaardvel, geschonken aan het Tassenmuseum, dat is aangemerkt als een culturele Anbi. Eiser wenst de maximale giftenaftrek in aanmerking te nemen, maar verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, weigert deze aftrek. De rechtbank oordeelt dat de handel in luipaardvel en de voorwerpen daarvan verboden is, waardoor deze geen reguliere verkoopwaarde en dus geen waarde in het economische verkeer hebben. Eiser stelt dat de waarde van de gift moet worden bepaald op basis van de vervangingswaarde, maar de rechtbank oordeelt dat deze vervangingswaarde van € 31.000 niet kan worden aangemerkt als een reële waarde voor de al bestaande voorwerpen. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende verarming bij eiser heeft plaatsgevonden, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard.
Het procesverloop begint met een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014, opgelegd aan eiser. Eiser maakt bezwaar tegen deze aanslag, maar verweerder handhaaft de aanslag bij uitspraak op bezwaar. Eiser stelt dat zijn gift aan het Tassenmuseum moet worden gewaardeerd op basis van de vervangingswaarde, omdat er geen marktwaarde meer bestaat voor voorwerpen gemaakt van luipaardvel. Verweerder stelt echter dat de waarde van de gift moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer, die nihil is vanwege het verbod op handel in luipaardvel.
De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat de voorwerpen een waarde in het economische verkeer hebben. De rechtbank wijst erop dat de vervangingswaarde die eiser voorstaat niet kan worden aangemerkt als reële waarde voor de al bestaande voorwerpen. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende verarming bij eiser heeft plaatsgevonden en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.