ECLI:NL:RBDHA:2016:12176
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tijdelijke verlaten van de Penitentiaire Inrichting en overplaatsing naar een (Z)BBI
In deze zaak vordert de eiser, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting, dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de selectiefunctionaris binnen twee weken na de uitspraak beslist over zijn verzoek tot overplaatsing naar een (Z)BBI en dat hij toestemming krijgt om de PI tijdelijk te verlaten. De eiser stelt dat de Staat onrechtmatig handelt door zijn verzoeken om verlof en overplaatsing af te wijzen, met als grondslag een onjuist berekende fictieve einddatum van zijn detentie. De procedure is gestart met een dagvaarding op 1 april 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 april 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder is veroordeeld tot een gevangenisstraf en dat er verschillende verzoeken tot verlof en overplaatsing zijn afgewezen door de directeur van de PI. De Staat heeft verweer gevoerd en betoogd dat de eiser gebruik maakt van de rechtsgang bij de RSJ, waardoor de voorzieningenrechter niet bevoegd is om de vorderingen te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende rechtsgang openstaat en dat de vorderingen van de eiser niet ontvankelijk zijn. De vordering is afgewezen en de eiser is veroordeeld in de proceskosten.