In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 12 oktober 2016 vonnis gewezen in een erfzaak tussen twee biologische kinderen van de erflater. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. Kortenbach, vordert vaststelling van zijn legitieme portie uit de nalatenschap van de erflater, die op 10 oktober 2012 is overleden. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R. van der Plas, is benoemd tot enige erfgenaam en executeur van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser recht heeft op een legitieme portie, die wordt berekend over de legitimaire massa, bestaande uit activa en passiva van de nalatenschap. De rechtbank heeft de waarde van de woning van de erflater vastgesteld op € 630.000 en de vordering van de eiser op de nalatenschap, met betrekking tot huurinkomsten, op € 32.261,89. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de verkoop van een bedrijfsloods en de daaruit voortvloeiende schenkingen aan de gedaagde. De rechtbank heeft de gedaagde bevolen om zijn stelling dat hij ook een afstammeling van de erflater is nader toe te lichten, en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.