ECLI:NL:RBDHA:2016:12123
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse asielzoeker en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 14 september 2016, waarin de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening.
De eiser had op 11 april 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Spaanse autoriteiten hadden op 24 mei 2016 ingestemd met het verzoek om eiser terug te nemen. Eiser voerde aan dat Spanje niet voldeed aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en verwees naar een rapport van Amnesty International dat ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje beschrijft. Eiser stelde dat er een reëel risico bestond op schending van zijn rechten bij overdracht aan Spanje.
De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag, hij niet voldoende bewijs had geleverd dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verwijzing naar het rapport van Amnesty International onvoldoende was om aan te nemen dat er sprake was van onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling.