ECLI:NL:RBDHA:2016:1207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
C/09/504382 / KG ZA 16-114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding tussen Stichting Loterijverlies en Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Loterijverlies en de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS). Loterijverlies vorderde een voorschot van € 10.000.000,-- op de door haar gemaakte en te maken (buitengerechtelijke) kosten, alsook informatie over het eigen vermogen van SENS en een verbod op uitkeringen aan prijswinnaars. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Loterijverlies afgewezen, omdat niet voldaan was aan het strenge criterium dat vereist is voor toewijzing van geldvorderingen in kort geding. De rechter oordeelde dat het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter de vordering niet zal toewijzen, gezien de verweren van SENS die niet konden worden uitgesloten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vordering van Loterijverlies niet voldoende onderbouwd was en dat er geen reële aanknopingspunten waren voor het vaststellen van een voorschotbedrag. Ook de vordering tot het verstrekken van informatie over het eigen vermogen van SENS werd afgewezen, omdat deze niet onderbouwd was. Tot slot werd het verbod om uitkeringen te doen aan prijswinnaars afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met de wet. Loterijverlies werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/504382 / KG ZA 16-114
Vonnis in kort geding van 3 februari 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING LOTERIJVERLIES.NL,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen:
de stichting
STICHTING EXPLOITATIE NEDERLANDSE STAATSLOTERIJ,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'Loterijverlies' en 'SENS'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de akte overlegging (17) producties van SENS;
- de brief van SENS van 31 januari 2016, met productie;
- de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis;
- de op 2 februari 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 3 februari 2016 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Aan SENS is - op grond van de Wet op de kansspelen - vergunning verleend tot het organiseren van de "Staatsloterij". Uit hoofde daarvan biedt SENS verschillende loterijvormen aan, waaronder twaalf maal per jaar de maandelijkse staatsloterij. Ingevolge wettelijke bepaling is SENS gehouden een deel van de opbrengst van de staatsloterij af te dragen aan de Staat der Nederlanden (hierna 'de Staat').
2.2.
Loterijverlies is opgericht op 3 juli 2008 en heeft als doel het behartigen in en buiten rechte van de belangen van gedupeerden van kansspelen en het verrichten van alle verdere handelingen, die daarmee in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Bij Loterijverlies hebben zich ruim 193.000 natuurlijke personen aangemeld, ter behartiging van hun belangen in verband met hun deelname aan de staatsloterij.
2.3.
Bij arrest van 28 mei 2013 heeft het gerechtshof Den Haag (i) voor recht verklaard dat SENS in het kader van de maandelijkse staatsloterij gedurende de periode 2000 tot en met 2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel- of niet-gegarandeerd zijn van prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) van het Burgerlijk Wetboek ('BW'), (ii) voor recht verklaard dat SENS in 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over de hoogte van prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW en (iii) SENS veroordeeld tot vergoeding van de door Loterijverlies gemaakte en te maken (buitengerechtelijke) kosten, met wettelijke rente, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander onder compensatie van de proceskosten.
2.4.
Bij arrest van 30 januari 2015 heeft de Hoge Raad zowel het principale als het incidentele cassatieberoep tegen het arrest van 28 mei 2013 verworpen.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging/vermeerdering van eis vordert Loterijverlies SENS - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te:
I. veroordelen om binnen drie dagen nadat het te wijzen vonnis is uitgesproken te betalen een voorschot van € 10.000.000,--, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, op de door Loterijverlies gemaakte en te maken (buitengerechtelijke) kosten;
II. gebieden om binnen zeven dagen nadat het te wijzen vonnis is uitgesproken opgave te doen van de omvang en de samenstelling ultimo 2015 van het door SENS aangehouden eigen vermogen op de datum van het vonnis althans ultimo 2015;
III. verbieden enige uitkeringen te doen aan spelers van het gewonnen prijzengeld en enige afdrachten te doen aan de Staat, zolang niet is voorzien in een deugdelijk mechanisme waardoor voorkomen wordt dat SENS nu en in de toekomst niet in staat zal zijn om de vordering van Loterijverlies te voldoen, onder de verplichting om binnen zeven dagen, nadat een dergelijk mechanisme is getroffen, Loterijverlies daarover te informeren,
een en ander met veroordeling van SENS in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
Daartoe voert Loterijverlies - samengevat - het volgende aan.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 30 januari 2015 staat onherroepelijk vast dat SENS gehouden is tot vergoeding van alle (buitengerechtelijke) kosten, die Loterijverlies heeft moeten maken ter zake van de collectieve actie ten behoeve van de gedupeerden van de misleidende mededelingen van SENS gedurende de periode 2000 tot en met 2007 in het kader van de organisatie van de (maandelijkse) staatsloterij. Partijen hebben daarover - alsmede over de schade die de gedupeerden hebben geleden - overleg gevoerd, maar dat heeft tot op heden niets opgeleverd. De (buitengerechtelijke) kosten van Loterijverlies zijn inmiddels opgelopen tot een bedrag van € 19.213.103,--. Gelet op de nog te ondernemen acties - waaronder in ieder geval twee bodemprocedures - zal daar nog wel een bedrag van circa € 7 miljoen bijkomen. De kas van Loterijverlies komt in zicht, zodat zij behoefte heeft aan en recht heeft op een voorschot op de kosten waartoe SENS jegens haar is veroordeeld van € 10 miljoen. SENS weigert echter een reëel voorschot te voldoen. Bovendien maakt Loterijverlies zich ernstige zorgen over het vermogen van SENS en - daarmee - de mogelijkheid van SENS om aan de veroordeling tot betaling van de kosten van Loterijverlies te kunnen voldoen, gelet op (i) het beperkte eigen vermogen van SENS, (ii) de verplichte afdrachten van de opbrengst van de staatsloterij aan de Staat en (iii) de voorgenomen fusie van SENS met Stichting de Nationale Sporttotalisator. Teneinde te waarborgen dat SENS in staat is de kosten van Loterijverlies te voldoen, moet SENS worden gedwongen daartoe een mechanisme te treffen.
3.3.
SENS voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

De vordering sub I
4.1.
Met betrekking tot de vordering sub I van Loterijverlies wordt het volgende vooropgesteld:
(i) De vordering heeft enkel betrekking op de door Loterijverlies gemaakte en nog te maken (buitengerechtelijke) kosten en
niet(mede) op de schade die de gedupeerden als gevolg van de misleidende mededelingen van SENS (de kopers van de betreffende staatsloten) hebben geleden.
(ii) Blijkens rechtsoverweging 15.2 van het arrest van het gerechtshof van 28 mei 2013 heeft de veroordeling van SENS in de (buitengerechtelijke) kosten van Loterijverlies - anders dan Loterijverlies lijkt te stellen - slechts betrekking op de vermogensschade ex artikel 6:96 lid 2 en/of lid 3 BW. Die veroordeling ziet dus niet op
allekosten van Loterijverlies.
(iii) SENS is veroordeeld tot vergoeding van de kosten van Loterijverlies
op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het arrest biedt geen enkel aanknopingspunt voor wat betreft de omvang van de kosten. Tot op heden heeft Loterijverlies ter zake van haar kosten geen
schadestaatprocedureaanhangig gemaakt.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is - wat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen - maar ook of daarnaast sprake is van feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
4.3.
SENS heeft de vordering van Loterijverlies gemotiveerd bestreden. In dat verband heeft zij - onderbouwd aan de hand van producties - onder meer aangevoerd dat (i) het overgrote deel van de door SENS opgevoerde kosten niet kan worden aangemerkt als vermogensschade in de zin van artikel 96 lid 2 en/of 3 BW, (ii) de kosten die Loterijverlies stelt te hebben gemaakt nauwelijks zijn gespecificeerd en/of onderbouwd, (iii) kosten worden gevorderd voor verrichte werkzaamheden door derden met wie Loterijverlies op basis van
no cure no payheeft gecontracteerd, zodat - nu nog geen regeling tot stand is gekomen, dan wel een toewijzend vonnis is gewezen - geen sprake kan zijn van een opeisbare vordering, (iv) het er op lijkt dat Loterijverlies haar aanspraken jegens SENS heeft overgedragen aan Europe Enterprise Limited, gevestigd te Isle of Man en (v) sprake is van een
enormrestitutierisico.
4.4.
Op grond van de thans voorhanden zijnde stukken kan (allesbehalve) worden uitgesloten dat één of meer van de verweren van SENS - al dan niet deels - doel treffen. Te minder nu Loterijverlies verschillende verweren nauwelijks heeft weerlegd.
4.5.
Bij die stand van zaken is niet voldaan aan het hiervoor onder 4.2 vermelde (strenge) criterium. De onderhavige vordering van Loterijverlies zal dan ook worden afgewezen. Bezien in het licht van het voorgaande ziet de voorzieningenrechter (ook) geen mogelijkheden om in goede justitie een voorschotbedrag vast te stellen. Daarvoor ontbreken voldoende - reële - aanknopingspunten.
De vordering sub II
4.6.
Loterijverlies heeft haar vordering, strekkende tot het verstrekken van de omvang en de samenstelling van het eigen vermogen van SENS, niet onderbouwd. Zonder nadere toelichting - die dus niet wordt gegeven - valt, mede bezien in het licht van hetgeen ten aanzien van de vordering sub I is overwogen, niet in te zien waarom SENS gehouden zou zijn een dergelijke opgave aan Loterijverlies te verstrekken. Ook deze vordering is dus niet toewijsbaar.
De vordering sub III
4.7.
Het gevorderde verbod om uitkeringen te doen aan winnaars van prijzen in de staatsloterij en afdrachten te verrichten aan de Staat strekt er - blijkens (het petitum van) de dagvaarding - uitsluitend toe om de voldoening door SENS van de (buitengerechtelijke) kosten van Loterijverlies zeker te stellen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de vordering sub I volgt dat niet - met voldoende zekerheid - kan worden vastgesteld of - en zo ja, tot welk bedrag - SENS de (buitengerechtelijke) kosten van Loterijverlies moet vergoeden en dat om die reden de vordering tot betaling van een voorschot op die vergoeding wordt afgewezen. In die situatie is ook geen plaats voor toewijzing van de onderhavige vordering. Daar komt bij dat SENS op grond van de Wet op de kansspelen (i) tenminste 60% van de door de deelnemers betaalde inleg aan prijzen moet uitloven [art. 8 lid 2] en (ii) de opbrengst van de staatsloterij - na aftrek van de prijzen en kosten - jaarlijks dient af te dragen aan de Staat [art. 9 lid 2]. Toewijzing van de onderhavige vordering zou dus betekenen dat SENS wordt veroordeeld om in strijd met de wet te handelen. Dat kan niet.
Afronding
4.8.
De vorderingen van Loterijverlies zullen derhalve worden afgewezen.
4.9.
Loterijverlies zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van Loterijverlies af;
- veroordeelt Loterijverlies in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van SENS begroot op € 4.719,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 3.903,-- aan griffierecht;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.
jvl