ECLI:NL:RBDHA:2016:1204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
AWB 15/21638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een Schengenvisum en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Oekraïense, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een Schengenvisum dat op 1 december 2015 door de Vreemdelingenpolitie werd ingetrokken. De staatssecretaris stelde dat eiseres onrechtmatig in Nederland verbleef en vaardigde een terugkeerbesluit uit. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van de intrekking van haar visum, omdat deze niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het visum niet geldig was, omdat deze niet gemotiveerd was en niet conform de Visumcode was bekendgemaakt. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris niet, die stelde dat de intrekking voldoende kenbaar was gemaakt door een kruis door het visum in het paspoort van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres op het moment van het terugkeerbesluit nog rechtmatig verblijf had, waardoor het terugkeerbesluit ten onrechte was uitgevaardigd. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/21638
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 januari 2016 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Oekraïense nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. drs. M.L. van Riel, advocaat te Alkmaar),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. I. Boon, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2015 heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit uitgevaardigd met een vertrektermijn van 28 dagen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 18 december 2015 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2015. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Verweerder heeft aan eiseres een terugkeerbesluit uitgevaardigd omdat is gebleken dat zij onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel niet is gebleken dat zij rechtmatig binnen Nederland verblijft. Eiseres heeft de beschikking gehad over een geldig visum, maar deze is op 1 december 2015 ingetrokken.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft vastgesteld dat haar verblijf onrechtmatig is geworden, nu het Schengenvisum op onrechtmatige wijze is ingetrokken, namelijk zonder gemotiveerd schriftelijk besluit. Op 7 december 2015 heeft gemachtigde van eiseres telefonisch contact gehad met de Vreemdelingenpolitie. Deze stelde dat een kruis door een visum voldoende is omdat dit met de afdeling Visa is besproken op 1 december 2015. Meer dan het visum met het kruis erdoor staat niet op schrift. Een intrekking van een visum dient echter conform artikel 34, zesde lid, van de Verordening (EG) Nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschap-pelijke visumcode (de Visumcode) middels model VI bij de Visumcode bekend gemaakt te worden. Ook diende informatie gegeven te worden over de rechtsmiddelen hiertegen, conform artikel 34, zevende lid, Visumcode. Het besluit tot intrekking van het visum diende gemotiveerd te worden. Op 7 december 2015 is bezwaar gemaakt tegen de intrekking van het visum. Op 8 december 2015 is administratief beroep ingesteld tegen de tijdelijke inname van het paspoort van eiseres. Nu het besluit tot intrekking van het visum niet op de juiste wijze bekend is gemaakt en niet is gemotiveerd en dus niet voldoet aan hetgeen is voorgeschreven in de Visumcode, is het besluit tot intrekking niet geldig genomen en was het verblijf van eiseres ten tijde van het uitvaardigen van het terugkeerbesluit legaal.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de intrekking van het visum in eerste instantie weliswaar niet op de voorgeschreven wijze uit de Visumcode is bekendgemaakt, maar dat de intrekking wel voldoende kenbaar is gemaakt. Immers, uit het proces-verbaal van overbrenging en ophouding van 1 december 2015 blijkt dat eiseres heeft verklaard dat zij heeft begrepen dat haar visum werd ingetrokken. Op 8 december 2015 is aan haar alsnog een schriftelijke kennisgeving uitgevaardigd. Dit is slechts een formaliteit, die achteraf heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het ontbreken van een schriftelijke kennisgeving op 1 december 2015 gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en subsidiair dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard dient te worden met instandlating van de rechtsgevolgen.
2.2
Gebleken is dat op 1 december 2015 het besluit intrekking visum als bedoeld in artikel 34, zesde lid, Visumcode niet is genomen en ook niet is uitgereikt, maar dat is volstaan met het zetten van een kruis door het visum in het paspoort van eiseres met de vermelding ‘ingetrokken’. Dit is niet voldoende, nu in artikel 34, zesde lid, van de Visumcode is bepaald dat
de beslissing tot intrekking van een visum en de gronden waarop deze is gebaseerd, aan de aanvrager kenbaar wordt gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI bij de Visumcode. De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat dit slechts een formaliteit betreft.
2.3
Nu het besluit tot intrekking van het visum vóór de uitvaardiging van het terugkeer-besluit niet op voorgenomen wijze is genomen en kenbaar gemaakt, was het besluit tot intrekking van het visum, mede gelet op het bepaalde in artikel 3:40, Awb, niet in werking getreden. Gelet hierop had eiseres op 1 december 2015 nog rechtmatig verblijf, zodat verweerder op die datum ten onrechte het terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Het feit dat eiseres tijdens het gehoor op 1 december 2015 om 19.25 uur heeft verklaard dat zij de mededeling van de verbalisant, dat het visum is ingetrokken vanwege de gepleegde diefstal, begrepen heeft en dat daarom haar verblijfsrecht is vervallen, noch de omstandigheid dat verweerder op 8 december 2015 de beëindiging van het rechtmatig verblijf van eiseres alsnog op de juiste wijze is bekendgemaakt, kunnen aan het voorgaande afdoen. De beroepsgrond slaagt.
3. Het beroep is reeds hierom gegrond. Gelet hierop behoeven de overige gronden geen bespreking meer.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding tot toepassing van artikel 6:22 Awb, nu niet is gebleken dat eiseres door de schending van artikel 34 van de Visumcode en artikel 3:40 Awb niet is benadeeld. Evenmin ziet de rechtbank reden om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand blijven, zoals verweerder heeft verzocht.
5. Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht (€ 167,-) zal vergoeden.
6. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 992,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op € 167,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 992,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Peeters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.